-
wayehi is ehad min-haramatayim sopim mehar eprayim usemo elqana ben-yeroham ben-elihu ben-tohu ben-sup eprati:
Er was een man uit Ramataïm-Sofim uit het gebergte van Efraïm en zijn naam Elkana zoon van Jerocham zoon van Elihu zoon van Tochu zoon van Suf Efratiet.
Er was een man uit Ramathaïm-Zofim, uit het bergland van Efraïm, en zijn naam was Elkana, een zoon van Jeroham, de zoon van Elihu, de zoon van Tochu, de zoon van Zuf, een Efrathiet.
Now there was a certain man of Ramathaim-zophim, of mount Ephraim, and his name was Elkanah, the son of Jeroham, the son of Elihu, the son of Tohu, the son of Zuph, an Ephrathite:
Il y avait un homme de Ramathaïm Tsophim, de la montagne d`Éphraïm, nommé Elkana, fils de Jeroham, fils d`Élihu, fils de Thohu, fils de Tsuph, Éphratien.
Es war ein Mann von Ramathaim-Zophim, vom Gebirge Ephraim, der hieß Elkana, ein Sohn Jerohams, des Sohnes Elihus, des Sohnes Thohus, des Sohnes Zuphs, ein Ephraimiter.
Fuit vir unus de Ramathaimsophim, de monte Ephraim, et nomen ejus Elcana, filius Jeroham, filii Eliu, filii Thohu, filii Suph, Ephrathæus.
Er is één man uit Ramatajim Tsofiem, uit het bergland van Efraïm; zijn naam is Elkana, zoon van Jerocham zoon van Elihoe zoon van Tochoe zoon van Tsoef, een Efratiet.
-
welo sete nasim sem ahat hanna wesem hassenit peninna wayehi lipninna yeladim ulehanna en yeladim:
En aan hem twee vrouwen één naam van Hanna en naam van de tweede Peninna en was aan Peninna kinderen maar aan Hanna geen kinderen.
En hij had twee vrouwen. De naam van de ene was Hanna en de naam van de andere Peninna. Nu had Peninna kinderen, maar Hanna had geen kinderen.
And he had two wives; the name of the one was Hannah, and the name of the other Peninnah: and Peninnah had children, but Hannah had no children.
Il avait deux femmes, dont l`une s`appelait Anne, et l`autre Peninna; Peninna avait des enfants, mais Anne n`en avait point.
Und er hatte zwei Weiber; eine hieß Hanna, die andere Peninna. Peninna aber hatte Kinder, und Hanna hatte keine Kinder.
et habuit duas uxores, nomen uni Anna, et nomen secundæ Phenenna. Fueruntque Phenennæ filii : Annæ autem non erant liberi.
Hij heeft twee vrouwen, de naam van de eerste is Chana en de naam van de tweede is Penina; het is zo dat Penina kinderen heeft en Chana geen kinderen heeft.
-
weala hais hau meiro miyyamim yamima lehistahawot welizboh layhwh sebaot besilo wesam sene bdene-eli hapeni upinhas kohanim layhwh:
En ging op de man die vanuit zijn stad van dagen naar dag om te aanbidden en om te offeren voor de HERE de legermachten te Silo en daar twee van Eli de zonen Chofni en Pinechas priesters van de HERE.
Deze man ging van jaar tot jaar zijn stad uit om zich in Silo voor de HEERE van de legermachten neer te buigen en offers te brengen.
Daar waren de twee zonen van Eli, Hofni en Pinehas, priesters van de HEERE.
Et ascendebat vir ille de civitate sua statutis diebus, ut adoraret et sacrificaret Domino exercituum in Silo. Erant autem ibi duo filii Heli, Ophni et Phinees, sacerdotes Domini.
Van feestdagen tot feestdagen trok die man op uit zijn stad om hulde te brengen en te offeren aan de Ene, de Omschaarde, te Sjilo; dáár zijn twee zonen van Eli, Chofni en Pinchas, priesters van de Ene.
-
wayehi hayyom wayyizbah elqana wenatan lipninna isto ulekol-baneha ubenoteha manot:
En was de dag en offerde Elkana en hij gaf aan Peninna zijn vrouw en aan al haar zonen en haar dochters offerdelen.
En het geschiedt op de dag dat Elkana offert: hij heeft aan zijn vrouw Penina en aan al haar zonen hun parten gegeven
-
ulehanna yitten mana ahat appayim ki et-hanna aheb wayhwh sagar rahmah:
Aan Hanna gaf hij één offerdeel bekommerd want Hanna had hij lief en hoewel de HERE sloot haar baarmoeder.
-
weki'asatta saratah gam-ka'as ba'abur harre'imah ki-sagar yhwh bead rahmah:
En kwetste haar haar verdrukster zelfs terging vanwege haar bedroefd zijn omdat sloot de HERE over haar baarmoeder.
-
weken ya'aseh sana besana midde alotah bebet yhwh ken tak'isenna wattibkeh welo tokal:
En zo deed hij jaar op jaar betreffende haar opgaan in het huis vaan de HERE zo tergde zij haar zodat zij huilde en zij niet at.
-
wayyomer
-
wattaqom
-
wehi
wattiddor
wehaya
wehanna
wayyo-mer
watta'an
al-titten
wayya'an
watto'mer
wayyaskimu
wayehi
wayya'al
wehanna
wayomer
watta'alehu
wayyishatu
wattomer
el-hanna'ar
Om de jongen deze ik bad
wegam anoki hisiltihu
En zelfs ik, ik wijdde aan de HERE al de dagen dat hij zal zijn hij gevraagd van de HERE en hij aanbad daar voor de HERE