Heidelbergse Catechismus


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 1

  1. Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven?
    Dat ik met lichaam en ziel, beide in het leven en sterven (a), niet van mij (b) maar van mijn getrouwe Zaligmaker Jezus Christus eigen ben (c), die met zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomen betaald (d), en mij uit alle heerschappij van de duivel heeft verlost (e) en alzo bewaart (f), dat zonder de wil van mijn hemelse Vader geen haar van mijn hoofd kan vallen (g), ja ook, dat mij alle ding tot mijn zaligheid moet dienen (h), waarom Hij mij ook door zijn heiligen Geest van het eeuwige leven verzekert (i), en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt (j).
    a. Romeinen 14 : 8 Als wij leven, het is voor de Here en als wij sterven het is voor de Here. Hetzij wij dan leven, hetzij wij sterven, wij zijn van de Here.
    b. 1 Corinthe 6 : 19 Of weet u niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont, die u van God ontvangen hebt en dat u niet van uzelf bent?
    c. 1 Corinthe 3 : 23 Gij zijt van Christus.
        Titus 2 : 14 Christus Jezus heeft zich voor ons gegeven om ons vrij te maken van alle ongerechtigheid en voor Zich te reinigen een eigen volk.
    d. 1 Petrus 1 : 18, 19 Wetende dat u niet met vergankelijke dingen, zilver of goud , zijt vrijgekocht van uw ijdele wandel, die u van de vaderen overgeleverd is, maar met het kostbare bloed van Christus, als van een onberispelijk en vlekkeloos lam.
        1 Johannes 1 : 7 Het bloed van Jezus, reinigt ons van alle zonden.
        1 Johannes 2 : 2 Hij is een verzoening voor onze zonden.
        1 Johannes 2 : 12 De zonden zijn u vergeven om zijn Naams wil.
    e. Hebreeën 2 : 14 Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan gekregen, opdat Hij door zijn dood hem, die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen en allen zou bevrijden.
        1 Johannes 3 : 8 Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken van de duivel zou verbreken.
        Johannes 8 : 34, 35, 36 Iedereen die de zonde doet, is een slaaf van de zonde. En de slaaf blijft niet eeuwig in het huis, de zoon blijft er eeuwig. Wanneer dan de Zoon u vrijgemaakt heeft, zult u werkelijk vrij zijn.
    f. Johannes 6 : 39 Dit is de wil van Hem, die Mij gezonden heeft, niets verloren late gaan, maar het opwekke ten jongsten dage.
        Johannes 10 : 28 Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit mijn hand roven.
        2 Thessalonicenzen 3 : 3 Niemand zal wankelen onder verdrukkingen.
        1 Petrus 1 : 5 Wij worden in de kracht Gods bewaard door het geloof tot de zaligheid, welke gereed ligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd.
    g. Mattheus 10 : 30 De haren van uw hoofd zijn alle geteld.
        Lucas 21 : 18 Geen haar van uw hoofd zal verloren gaan.
    h. Romeinen 8 : 28 Wij weten dat God alle dingen doet meewerken ten goede voor hen die God liefhebben, die volgens Zijn voornemen geroepenen zijn.
    i. 2 Corinthe 1 : 22 God heeft zijn zegel op ons gedrukt en de Geest tot onderpand in onze harten heeft gegeven.
        2 Corinthe 5 : 5 God is het die ons de Geest tot onderpand heeft gegeven.
        Efeze 1 : 14 Verzegeld met de Heilige Geest der belofte, die en onderpand is van onze erfenis tot verlossing van het volk, dat Hij zich verworven heeft, tot lof van Zijn Heerlijkheid.
        Romeinen 8 : 16 De Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen van God zijn.
    j. Romeinen 8 : 14 Want allen, die door de Geest van God geleid worden, zijn kinderen van God.
        1 Johannes 3 : 3 Iedereen de deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, zoals Hij rein is.


  2. Hoeveel delen zijn u nodig te weten, opdat u in deze troost zalig leven en sterven mag?
    Drie delen (a).
    Ten eerste: Hoe groot mijn zonde en ellende zij (b).
    Ten tweede: Hoe ik van al mijn zonde en ellende verlost worde (c).
    Ten derde: Hoe ik Gode voor zulke verlossing zal dankbaar zijn (d).

    a. Mattheus 11 : 28-30, Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven. Neem Mijn juk op u, en leer van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en u zult rust vinden voor uw ziel; want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht.
       Efeze 5 : 8 Wandelt als kinderen van het licht.
    b. Johannes 9 : 41 Jezus zei tot de farizeeën: Indien u blind was, zou u geen zonde hebben; maar nu zegt u: wij zien, daarom blijft uw zonde.
        Mattheus 9 : 12 Jezus zei tegen hen: Wie gezond zijn, hebben geen dokter nodig, maar wie ziek zijn.
        Romeinen 3 : 10 Er is niemand rechtvaardig, ook niet één.
        1 Johannes 1 : 9-10 Als wij onze zonden belijden: Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid. Als wij zeggen dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot leugenaar en is Zijn woord niet in ons.
    c. Johannes 17 : 3 "Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt".
        Handelingen 4 : 12 De zaligheid is in geen ander, want er is onder de hemel geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten worden.
        Handelingen 10 : 43 Van Hem getuigen al de profeten dat ieder die in Hem gelooft, vergeving van zonden ontvangen zal door Zijn Naam.
    d. Efeze 5 : 10 Beproef wat de Heere welbehaaglijk is.
        Psalm 50 : 14 Offer dank aan God en kom aan de Allerhoogste uw geloften na.
        Mattheus 5 : 16 Laat uw licht zo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken zien en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken.
        1 Petrus 2 : 12 Houd uw levenswandel onder de heidenen goed; opdat zij die nu van u kwaadspreken als van kwaaddoeners, door de goede werken die zij in u waarnemen, God verheerlijken mogen op de dag dat er naar hen omgezien wordt.
        Romeinen 6 : 13 Stel uw leden niet ter beschikking aan de zonde als wapens van ongerechtigheid, maar stel uzelf ter beschikking aan God, als mensen die uit de doden levend geworden zijn. En laat uw leden wapens van gerechtigheid zijn voor God.
        2 Timotheus 2 : 15 Beijver u om uzelf welbeproefd voor God te stellen, als een arbeider die zich niet hoeft te schamen en die het Woord van de waarheid recht snijdt.


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 2

  1. Waaruit kent u uw ellende?
    Uit de wet van God (a).
    a. Romeinen 3 : 20 Daarom zal uit werken van de wet geen vlees voor Hem gerechtvaardigd worden. Door de wet is immers kennis van zonde.


  2. Wat eist de wet van God van ons?
    Dat leert ons Christus in een hoofdsom, Mattheüs 22:37-40: U zult liefhebben de Heere uw God met geheel uw hart, en met geheel uw ziel, en met geheel uw verstand, en met geheel uw kracht. Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede, aan dit gelijk is: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangt de hele wet en de profeten (a).
    a. Deuteronomium 6 : 5 U zult de HEERE, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw kracht.
        Leviticus 19 : 18 U mag geen wraak nemen of een wrok koesteren tegen uw volksgenoten, maar u moet uw naaste liefhebben als uzelf. Ik ben de HEERE.
        Markus 12 : 30 En u zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht. Dit is het eerste gebod.
        Lukas 10 : 27 Hij antwoordde en zei: U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf.


  3. Kunt u dit alles volkomen houden?
    Nee ik (a) want ik ben van nature geneigd, God en mijn naaste te haten (b).
    a. Romeinen 3 : 10 Er is niemand rechtvaardig, ook niet één.
        Romeinen 3 : 20 Daarom zal uit werken van de wet geen vlees voor Hem gerechtvaardigd worden. Door de wet is immers kennis van zonde.
        Romeinen 3 : 23 Want allen hebben gezondigd en missen de heerlijkheid van God.
        1 Johannes 1 : 8 Als wij zeggen dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en is de waarheid niet in ons.
        1 Johannes 1 : 10 Als wij zeggen dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot leugenaar en is Zijn woord niet in ons.
    b. Romeinen 8 : 7 Immers, het bedenken van het vlees is vijandschap tegen God. Het onderwerpt zich namelijk niet aan de wet van God, want het kan dat ook niet.
        Efeze 2 : 3 Wij zijn van nature kinderen des toorns.
        Titus 3 : 3 Wij waren voorheen onverstandig, ongehoorzaam, dwalend, verslaafd aan allerlei begeerten en hartstochten, levend in slechtheid en afgunst, hatelijk en elkaar hatend.
        Genesis 6 : 5 De HEERE zag dat de slechtheid van de mens op de aarde groot was, en dat al de gedachtespinsels van zijn hart elke dag alleen maar slecht waren.
        Genesis 8 : 21 De HEERE rook die aangename geur, en de HEERE zei in Zijn hart: Ik zal de aardbodem voortaan niet meer vervloeken vanwege de mens; de gedachtespinsels van het hart van de mens zijn immers slecht, van zijn jeugd af; en Ik zal voortaan niet al het levende meer doden, zoals Ik gedaan heb.
        Jeremia 17 : 9 Arglistig is het hart, boven alles, ja, ongeneeslijk is het, wie zal het kennen?
        Romeinen 7 : 23 Maar in mijn leden zie ik een andere wet, die tegen de wet van mijn verstand strijd voert en mij tot gevangene maakt van de wet van de zonde, die in mijn leden is.


Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 2:
Gods Wet is Zijn eeuwige wil, geopenbaard in de schepping en daarna herhaald op de berg Sinaï, en vervolgens door de profeten menigmaal verkondigd. Zij leert ons Wie en hoedanig God is, en ze eist van het redelijke schepsel een volkomen gelijkvormigheid met God of een innerlijke en uiterlijke gehoorzaamheid aan al Zijn geboden. De wetten onder Israël, die het hele volk, en vooral Gods kerk, verplicht was te onderhouden, waren drieërlei: de wet der ceremoniën, de burgerlijke wet en de wet der zeden, waaruit vooral de ellende gekend wordt.
Deze wet is met Christus’ komst in het vlees en de ondergang van Israëls burgerstaat niet vernietigd en afgeschaft (zoals van de andere wetten wel geldt), maar is en blijft een eeuwige en bestendige regel der gerechtigheid, die alle mensen zonder onderscheid raakt en ter naleving voor alle tijden is voorgeschreven.
Deze wet lijkt op een spiegel, die niet vleit maar en ieder zijn zielsvlekken helder en duidelijk aanwijst; en gelijk dit de wet der natuur al ten dele doet, zo doet dit de geopenbaarde wet volkomen en volmaakt.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 3

  1. Heeft dan God de mens verkeerd geschapen?
    Neen Hij; maar God heeft de mens goed (a) en naar zijn evenbeeld geschapen (b), dat is in ware gerechtigheid en heiligheid, opdat hij God zijn Schepper recht kennen,
    Hem van harte liefhebben en met hem in de eeuwige zaligheid leven zou, om Hem te loven en te prijzen (c).

    a. Genesis 1 : 31 God zag al wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed.
    b. Genesis 1 : 26 God zei: Laten Wij mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en laten zij heersen over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht, over het vee, over heel de aarde en over al de kruipende dieren die over de aarde kruipen!
        Genesis 1 : 27 En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen.
    c. Efeze 4 : 24 Dat u bekleedt wordt met de nieuwe mens, die overeenkomstig het beeld van God geschapen is, in ware rechtvaardigheid en heiligheid.
        Colossenzen 3 : 10 U hebt u met de nieuwe mens bekleed, die vernieuwd wordt tot kennis, overeenkomstig het beeld van Hem Die hem geschapen heeft.
        2 Corinthe 3 : 18 Wij allen, die met onbedekt gezicht de heerlijkheid van de Heere als in een spiegel aanschouwen, worden van gedaante veranderd naar hetzelfde beeld, van heerlijkheid tot heerlijkheid, zoals dit door de Geest van de Heere bewerkt wordt.


  2. Vanwaar komt dan zo'n verdorven aard van de mensen?
    Uit de val en de ongehoorzaamheid van onze eerste voorouders Adam en Eva in het paradijs (a), waar onze natuur zo is verdorven geworden, dat wij allen in zonden ontvangen en geboren worden (b).
    a. Genesis 3.
        Romeinen 5 : 12 Daarom, zoals door één mens de zonde in de wereld is gekomen, en door de zonde de dood, en zo de dood over alle mensen is gekomen, in wie allen gezondigd hebben.
        Romeinen 5 : 18 Zoals dus door één overtreding de veroordeling gekomen is over alle mensen tot verdoemenis, zo komt ook door één rechtvaardigheid de genade over alle mensen tot rechtvaardiging van het leven.
        Romeinen 5 : 19 Want zoals door de ongehoorzaamheid van de ene mens velen als zondaars aangemerkt worden, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van de Ene velen als rechtvaardigen aangemerkt worden.
    b. Psalm 51 : 7 Ik ben in ongerechtigheid geboren, in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen.
        Genesis 5 : 3 Adam leefde honderddertig jaar, en verwekte een zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn beeld; en hij gaf hem de naam Seth.


  3. Maar zijn wij zo verdorven, dat wij helemaal onbekwaam zijn tot enig goed en geneigd tot alle kwaad?
    Ja (a), tenzij dan dat wij door de Geest van God wedergeboren worden (b).
    a. Genesis 8 : 21 De HEERE rook die aangename geur, en de HEERE zei in Zijn hart: Ik zal de aardbodem voortaan niet meer vervloeken vanwege de mens; de gedachtespinsels van het hart van de mens zijn immers slecht, van zijn jeugd af; en Ik zal voortaan niet al het levende meer doden, zoals Ik gedaan heb.
        Genesis 6 : 5 De HEERE zag dat de slechtheid van de mens op de aarde groot was, en dat al de gedachtespinsels van zijn hart elke dag alleen maar slecht waren.
        Job 14 : 4 Wie zal een reine geven uit een onreine? Niet één.
        Job 15 : 14 Wat is de sterveling dat hij zuiver zou zijn, en dat hij, geboren uit een vrouw, rechtvaardig zou zijn?
    b. Psalm 51 : 7 Ik ben in ongerechtigheid geboren, in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen.
        Genesis 5 : 3 Adam leefde honderddertig jaar, en verwekte een zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn beeld; en hij gaf hem de naam Seth.


Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 3:
Van het herstel van het beeld Gods is alleen God de werkmeester. Hij heeft het ook eerst aan de mens gegeven. Want het is Dezelfde Die het leven gaf, en Die het verlorene weer terechtbrengt. De wijze van dit herstel geschiedt door God de Vader, Die de mens vernieuwt en hem in Zijn Zoon het beeld teruggeeft. Paulus zegt in 1 Korinthe 1:30 dat Christus ons van God geworden is „wijsheid van God, en rechtvaardigheid en heiligmaking en verlossing.” De Zoon wederbaart de Zijnen door Zijn Geest. En in 2 Korinthe 3:18 staat: „Wij allen worden naar hetzelfde beeld in gedaante veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest.”
De Heilige Geest wederbaart de mens door middel van het Evangelie als „een kracht Gods tot zaligheid een iegelijk die gelooft” (Romeinen 1:16). Deze wedergeboorte (of het herstel van Gods beeld) wordt in de uitverkorenen in dit leven begonnen, en volmaakt ten aanzien van de ziel, wanneer deze door de dood van het lichaam gescheiden wordt. Maar ten aanzien van de gehele mens, naar ziel en lichaam beide, zal dit bij de opstanding ten laatsten dage pas volkomen genoten worden.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 4

  1. Doet dan God de mens niet onrecht, dat Hij in zijn wet van hem eist, wat hij niet doen kan?
    Nee Hij (a); want God heeft de mens zo geschapen dat hij dat kon doen (b); maar de mens heeft zichzelf en al zijn nakomelingen, door het ingeven van de duivel (c) en door moedwillige ongehoorzaamheid, van deze gaven beroofd.
    a. Efeze 4 : 24 Dat u zich bekleedt met de nieuwe mens, die overeenkomstig het beeld van God geschapen is, in ware rechtvaardigheid en heiligheid.
    b. Genesis 3 : 13 De HEERE God zei tegen de vrouw: Wat hebt u daar gedaan! En de vrouw zei: de slang heeft mij bedrogen en ik heb ervan gegeten.
        1 Corinthe 2 : 13, 14 Ook wij allen immers zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt, hetzij dat wij Joden zijn, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen; en wij allen zijn van één Geest doordrenkt. Want ook het lichaam bestaat niet uit één lid, maar uit vele.
    c. Genesis 3 : 6 De vrouw zag dat die boom goed was om ervan te eten en dat hij een lust was voor het oog, ja, een boom die begerenswaardig was om er verstandig door te worden; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en hij at ervan.
        Romeinen 5 : 12 Daarom, zoals door één mens de zonde in de wereld is gekomen, en door de zonde de dood, en zo de dood over alle mensen is gekomen, in wie allen gezondigd hebben.


  2. Wil God zulke ongehoorzaamheid en afval ongestraft laten?
    Nee Hij, geenszins; maar Hij vertoornt zich verschrikkelijk (a) beide over de aangeboren en werkelijke zonden en wil die door een rechtvaardig oordeel tijdelijk en eeuwig straffen (b);
    gelijk Hij gesproken heeft : "Vervloekt is een ieder, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet om dat te doen" (c).

    a. Genesis 2 : 17 Van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan mag u niet eten, want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven.
        Romeinen 5 : 12 Daarom, zoals door één mens de zonde in de wereld is gekomen, en door de zonde de dood, en zo de dood over alle mensen is gekomen, in wie allen gezondigd hebben.
    b. Psalm 50 : 21 Zulke dingen doet u en Ik zwijg; u denkt dat Ik net zo ben als u. Ik zal u straffen en uw zonden voor uw ogen uitstallen.
        Psalm 5 : 6 De dwazen blijven niet staande voor Uw ogen. U haat allen die onrecht bedrijven
    c. Genesis 3 : 6 De vrouw zag dat die boom goed was om ervan te eten en dat hij een lust was voor het oog, ja, een boom die begerenswaardig was om er verstandig door te worden; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en hij at ervan.
        Deuteronomium 27 : 26 Vervloekt is wie de woorden van deze wet niet uitvoert door ze te houden! En heel het volk moet zeggen: Amen.
        Galaten 3 : 10 Allen die uit de werken van de wet zijn, zijn onder de vloek. Er staat immers geschreven: Vervloekt is ieder die niet blijft bij alles wat geschreven staat in het boek van de wet, om dat te doen.


  3. Is dan God ook niet barmhartig?
    God is 100% barmhartig (a), maar Hij is ook 100% rechtvaardig (b);
    daarom zo eist zijn gerechtigheid, dat de zonde, welke tegen de allerhoogste majesteit Gods gedaan is, ook met de hoogste, dat is, met de eeuwige straf aan lichaam en ziel gestraft worde.

    a. Exodus 34 : 6, 7 Toen de HEERE bij hem voorbijkwam, riep Hij: HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, geduldig en rijk aan goedertierenheid en trouw, Die goedertierenheid blijft bewijzen aan duizenden, Die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft, maar Die de schuldige zeker niet voor onschuldig houdt en de ongerechtigheid van de vaders vergeldt aan de kinderen en kleinkinderen, tot in het derde en vierde geslacht.
        Exodus 20 : 6 Die barmhartigheid doet aan duizenden van hen die Mij liefhebben en Mijn geboden in acht nemen.
    b. Psalm 7 : 10 Laat er toch een einde komen aan de slechtheid van de goddelozen, maar doe de rechtvaardige standhouden, o rechtvaardige God, Die harten en nieren beproeft.
        Exodus 20 : 5 U zult zich daarvoor niet neerbuigen, en die niet dienen, want Ik, de HEERE, uw God, ben een na-ijverig God, Die de misdaad van de vaderen vergeldt aan de kinderen, aan het derde en vierde geslacht van hen die Mij haten.
        Exodus 23 : 7 Houd u ver van bedrieglijke zaken. Een onschuldige en een rechtvaardige mag u niet doden, want Ik zal de schuldige niet rechtvaardig verklaren.
        Exodus 34 : 7 De goedertierenheid blijft bewijzen aan duizenden, Die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft, maar Die de schuldige zeker niet voor onschuldig houdt en de ongerechtigheid van de vaders vergeldt aan de kinderen en kleinkinderen, tot in het derde en vierde geslacht.
        Psalm 5 : 5 en 6 Want U bent geen God Die vreugde vindt in goddeloosheid, de kwaaddoener zal bij U niet verblijven. De dwazen blijven niet staande voor Uw ogen.
        Nahum 1 : 2 en 3 Een na-ijverig God en een Wreker is de HEERE, een Wreker is de HEERE, en zeer grimmig. Een Wreker is de HEERE voor Zijn tegenstanders, en Hij handhaaft Zijn toorn jegens Zijn vijanden. De HEERE is geduldig, maar groot van kracht en Hij houdt de schuldige zeker niet onschuldig. De weg van de HEERE is in wervelwind en in storm, wolken zijn het stof van Zijn voeten.


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50 51  52

Zondag 5

  1. Aangezien wij dan naar het rechtvaardig oordeel van God tijdelijke en eeuwige straf hebben verdiend, is er enig middel, waardoor wij deze straf zouden kunnen ontgaan en wederom tot genade komen?
    God wil, dat aan zijn gerechtigheid genoeg geschiede (a); daarom moeten wij aan haar, óf door onszelf, óf door een ander volkomen betalen (b).
    a. Genesis 2 : 17 Van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan mag u niet eten, want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven.
        Exodus 23 : 7 Houd u ver van bedrieglijke zaken. Een onschuldige en een rechtvaardige mag u niet doden, want Ik zal de schuldige niet rechtvaardig verklaren.
        Ezechiël 18 : 4 Alle mensenlevens behoren Mij toe. Zowel het leven van de vader als het leven van de zoon, die behoren Mij toe. De mens die zondigt, die zal sterven.
        Mattheüs 5 : 26 Voorwaar, Ik zeg u: U zult daar beslist niet uitkomen, voordat u de laatste kwadrant betaald hebt.
        2 Thessalonicenzen 1 : 6 Het is immers rechtvaardig van God verdrukking te vergelden aan hen die u verdrukken.
        Lucas 16 : 2 Hij riep hem en zei tegen hem: Wat is dit wat ik over u hoor? Geef rekenschap van uw rentmeesterschap, want u kunt niet langer rentmeester zijn.
    b. Romeinen 8 : 4 Opdat de rechtvaardige eis van de wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest.


  2. Maar kunnen wij door onszelf betalen?
    In generlei wijze, maar wij maken ook de schuld nog dagelijks meerder (a).
    a. Job 9 : 2 Het is waar, ik weet dat het zo is; want hoe zou een sterveling rechtvaardig kunnen zijn voor God?
        Job 15 : 15 en 16 Zie, zelfs op Zijn heiligen vertrouwt Hij niet en zelfs de hemel is niet zuiver in Zijn ogen. Hoeveel te meer is dan een man afschuwelijk en verdorven die het onrecht indrinkt als water!
        Job 4 : 18 en 19 Zie, zelfs Zijn dienaren vertrouwt Hij niet, en Zijn engelen legt Hij dwaling ten laste. Hoeveel te meer dan mensen, die in lemen huizen wonen, waarvan het fundament in het stof is? Zij worden nog eerder verbrijzeld dan een mot.
        Psalm 130 : 3 Als U, HEERE, op de ongerechtigheden let, Heere, wie zal bestaan?
        Mattheüs 6 : 12 Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij onze schuldenaren vergeven.
        Mattheüs 18 : 25 Toen hij niet kon betalen, gaf zijn heer opdracht dat men hem zou verkopen, én zijn vrouw en kinderen en alles wat hij had, en dat de schuld betaald moest worden.
        Mattheüs 16 : 26 wat Baat het een mens, als hij heel de wereld wint en aan zijn ziel schade lijdt? Of wat zal een mens geven als losprijs voor zijn ziel?


  3. Kan ook ergens een bloot schepsel gevonden worden, dat voor ons betale?
    Nee; want ten eerste wil God aan geen ander schepsel de schuld straffen, die de mens gemaakt heeft (a);
    ten andere zo kan ook geen bloot schepsel de last van de eeuwige toorn van God tegen de zonde dragen en andere schepselen daarvan verlossen (b).

    a. Ezechiël 18 : 4 Alle mensenlevens behoren Mij toe. Zowel het leven van de vader als het leven van de zoon, die behoren Mij toe. De mens die zondigt, die zal sterven.
        Genesis 3 : 17 En tegen Adam zei Hij: Omdat u geluisterd hebt naar de stem van uw vrouw en van die boom gegeten hebt waarvan Ik u gebood: U mag daarvan niet eten, is de aardbodem omwille van u vervloekt; met zwoegen zult u daarvan eten, al de dagen van uw leven.
    b. Nahum 1 : 6 Wie kan standhouden voor Zijn gramschap? Wie kan te midden van Zijn brandende toorn opstaan? Zijn grimmigheid is uitgegoten als vuur, de rotsen worden door Hem stukgebroken.
        Psalm 130 : 3 Als U, HEERE, op de ongerechtigheden let, Heere, wie zal bestaan?


  4. Wat moeten wij dan voor een Middelaar en Verlosser zoeken?
    Zulk een, die een waaarachtig (a) en rechtvaardig (b) mens is en nochtans ook sterker dan alle schepselen, dat is, die ook tegelijk waarachtig God is (c).
    a. 1 Korinthe 15 : 21 Want omdat de dood er is door een mens, is ook de opstanding van de doden er door een Mens.
    b. Hebreeën 7 : 26 Want zo'n Hogepriester hadden wij nodig: heilig, onschuldig, onbesmet, afgescheiden van de zondaars en boven de hemelen verheven.
    c. Jesaja 7 : 14 Daarom zal de Heere Zelf u een teken geven: Zie, de maagd zal zwanger worden. Zij zal een Zoon baren en Hem de naam Immanuel geven.
        Jesaja 9 : 5 Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op Zijn schouder. En men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst.
        Jeremia 23 : 6 In Zijn dagen zal Juda verlost worden en Israël onbezorgd wonen. Dit zal Zijn Naam zijn waarmee men Hem noemen zal: de HEERE ONZE GERECHTIGHEID.
        Lucas 11 : 22 Maar als iemand die sterker is dan hij, op hem af komt en hem overwint, neemt hij hem zijn hele wapenrusting, waarop hij vertrouwde, af en verdeelt zijn buit.


Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 5:
Iedereen ervaart bij zichzelf de verschrikkingen van het geweten, waarvan hij zichzelf niet bevrijden kan. Deze betuigen dat hij door zichzelf niet met God verzoend kan worden.
Het is het ambt van een Middelaar om met beide partijen te onderhandelen, zowel met de beledigde als met de belediger. Dus was het het ambt van Christus, onze Middelaar, om eerst te handelen met God, Die vertoornd was of tegen Wie misdaan werd, en daarna met de partij die misdaan heeft, die wij zijn. Met God, Die vertoornd is, handelt Hij op deze manier: Hij bidt voor ons bij de Vader en biedt Zichzelf aan om voor ons te voldoen. Hij voldoet metterdaad voor ons, door voor onze zonden een afdoende straf te lijden, welke wel eindig is wat de tijd betreft, maar oneindig is wat zijn gewicht en waardigheid aangaat. Hij belooft dat wij zullen ophouden God met onze zonden te vertoornen. Want zonder deze belofte kan ook bij de mensen, en nog veel minder bij God, geen voorbidding plaatshebben. Deze belofte volbrengt Hij metterdaad in ons, door ons de Heilige Geest en het eeuwige leven te geven.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 6

  1. Waarom moet Hij een waarachtig en rechtvaardig mens zijn?
    Omdat de rechtvaardigheid van God vorderde, dat de menselijke natuur, die gezondigd had, voor de zonde betaalde (a); en dat een mens, zelf zondaar zijnde, niet kon voor anderen betalen (b).
    a. Ezechiël 18 : 4 Alle mensenlevens behoren Mij toe. Zowel het leven van de vader als het leven van de zoon, die behoren Mij toe. De mens die zondigt, die zal sterven.
        Ezechiël 18 : 20 De mens die zondigt, díe zal sterven. De zoon zal de ongerechtigheid van de vader niet dragen, en de vader zal de ongerechtigheid van de zoon niet dragen. De gerechtigheid van de rechtvaardige zal op hemzelf zijn, en de goddeloosheid van de goddeloze zal op hemzelf zijn.
        Romeinen 5 : 18 Zoals dus door één overtreding de veroordeling gekomen is over alle mensen tot verdoemenis, zo komt ook door één rechtvaardigheid de genade over alle mensen tot rechtvaardiging van het leven.
        1 Corinthe 15 : 21 Omdat de dood er is door een mens, is ook de opstanding van de doden er door een Mens.
        Hebreeën 2 : 14, 15, 16 Omdat nu die kinderen van vlees en bloed zijn, heeft Hij eveneens daaraan deel gehad om door de dood hem die de macht over de dood had – dat is de duivel – teniet te doen, en allen te verlossen die door angst voor de dood gedurende heel hun leven aan slavernij onderworpen waren. Want werkelijk, Hij neemt de engelen niet aan, maar Hij neemt het nageslacht van Abraham aan.
    b. Hebreeën 7 : 26, 27 Deze Hogepriester hadden wij nodig: heilig, onschuldig, onbesmet, afgescheiden van de zondaars en boven de hemelen verheven. Hij heeft het niet nodig, zoals de hogepriesters, elke dag eerst voor zijn eigen zonden slachtoffers te brengen en pas daarna voor die van het volk. Want dat heeft Hij voor eens en altijd gedaan, toen Hij Zichzelf offerde.
        Psalm 49 : 8 Niemand kan zijn broeder metterdaad verlossen, hij kan God zijn losgeld niet geven.
        1 Petrus 3 : 18 Christus heeft eenmaal voor de zonden geleden, Hij, Die rechtvaardig was, voor onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen. Hij is wel ter dood gebracht in het vlees, maar levend gemaakt door de Geest.


  2. Waarom moet Hij tegelijk waarachtig God zijn?
    Opdat Hij, uit kracht van zijn Godheid (a) de last van de toorn van God (b) aan zijn mensheid zou kunnen dragen (c) en ons de gerechtigheid en het leven zou kunnen verwerven en weergeven (d).
    a. Jesaja 9 : 5 Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op Zijn schouder. En men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst.
        Jesaja 63 : 3 Ik heb de pers alleen getreden; er was niemand uit de volken met Mij. Ik heb hen vertreden in Mijn toorn, hen vertrapt in Mijn grimmigheid. Hun bloed is op Mijn kleding gespat, heel Mijn gewaad heb Ik besmet.
    b. Deuteronium 4 : 24 De HEERE, uw God, is een verterend vuur, een na-ijverig God.
        Nahum 1 : 6 Wie kan standhouden voor Zijn gramschap? Wie kan te midden van Zijn brandende toorn opstaan? Zijn grimmigheid is uitgegoten als vuur, de rotsen worden door Hem stukgebroken.
        Psalm 130 : 3 Als U, HEERE, op de ongerechtigheden let, Heere, wie zal bestaan?
    c. Jesaja 53 : 4 Voorwaar, onze ziekten heeft Híj op Zich genomen, ons leed heeft Hij gedragen. Wíj hielden Hem echter voor een geplaagde, door God geslagen en verdrukt.
        Jesaja 53 : 11 Om de moeitevolle inspanning van Zijn ziel zal Hij het zien, Hij zal verzadigd worden. Door de kennis van Hem zal de Rechtvaardige, Mijn Knecht, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen.
    d. Jesaja 53 : 5 Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen.
        Jesaja 53 : 11 Om de moeitevolle inspanning van Zijn ziel zal Hij het zien, Hij zal verzadigd worden. Door de kennis van Hem zal de Rechtvaardige, Mijn Knecht, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen.


  3. Maar wie is deze Middelaar, die tegelijk waarachtig God en een waarachtig rechtvaardig mens is?
    Opdat Hij, uit kracht van zijn Godheid (a), de last van de toorn van God (b), aan zijn mensheid zou kunnen dragen (c), en ons de gerechtigheid en het leven zou kunnen verwerven en weergeven (d).
    a. 1 Johannes 5 : 20 Wij weten dat de Zoon van God gekomen is en ons het verstand heeft gegeven om de Waarachtige te mogen kennen; en wij zijn in de Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon, Jezus Christus. Die is de waarachtige God en het eeuwige leven.
        Romeinen 9 : 5 Tot hen behoren de vaderen, en uit hen is, wat het vlees betreft, de Christus voortgekomen, Die God is, boven alles, te prijzen tot in eeuwigheid. Amen!
        Romeinen 8 : 3 Want wat voor de wet onmogelijk was, krachteloos als zij was door het vlees, dat heeft God gedaan: Hij heeft Zijn eigen Zoon gezonden in een gedaante gelijk aan het zondige vlees en dat omwille van de zonde, en de zonde veroordeeld in het vlees,
        Galaten 4 : 4 Toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God Zijn Zoon uit, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet,
        Jesaja 9 : 6 Aan de uitbreiding van deze heerschappij en aan de vrede zal geen einde komen op de troon van David en over zijn koninkrijk, om het te grondvesten en het te ondersteunen door recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid. De na-ijver van de HEERE van de legermachten zal dit doen.
        Jeremia 23 : 6 In Zijn dagen zal Juda verlost worden en Israël onbezorgd wonen. Dit zal Zijn Naam zijn waarmee men Hem noemen zal: de HEERE ONZE GERECHTIGHEID
        Maleachi 3 : 1 Zie, Ik zend Mijn engel, die voor Mij de weg bereiden zal. Plotseling zal naar Zijn tempel komen die Heere Die u aan het zoeken bent, de Engel van het verbond, in Wie u uw vreugde vindt. Zie, Hij komt,
    b. Lucas 1 : 42 Elizabeth riep met luide stem en zei: Gezegend ben je onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van je schoot.
        Lucas 2 : 6, 7 Het geschiedde, toen zij daar waren, dat de dagen vervuld werden dat zij baren zou, en zij baarde haar eerstgeboren Zoon, wikkelde Hem in doeken en legde Hem in de kribbe, omdat er voor hen geen plaats was in de herberg.
        Romeinen 1 : 3 Ten aanzien van Zijn Zoon, Die wat het vlees betreft geboren is uit het geslacht van David.
        Romeinen 9 : 5 Tot hen behoren de vaderen, en uit hen is, wat het vlees betreft, de Christus voortgekomen, Die God is, boven alles, te prijzen tot in eeuwigheid. Amen!
        Filippenzen 2 : 7 Maar Zichzelf ontledigd heeft door de gestalte van een slaaf aan te nemen en aan de mensen gelijk te worden.
        Hebreeën 2 : 14, 16, 17 Omdat nu die kinderen van vlees en bloed zijn, heeft Hij eveneens daaraan deel gehad om door de dood hem die de macht over de dood had – dat is de duivel – teniet te doen. Want werkelijk, Hij neemt de engelen niet aan, maar Hij neemt het nageslacht van Abraham aan. Daarom moest Hij in alles aan Zijn broeders gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en een getrouw Hogepriester zou zijn in de dingen die God betreffen, om de zonden van het volk te verzoenen.
        Hebreeën 4 : 15 Wij hebben geen Hogepriester Die geen medelijden kan hebben met onze zwakheden, maar Een Die in alles op dezelfde wijze als wij is verzocht, maar zonder zonde.
    c. Jesaja 53 : 9, 11 Men heeft Zijn graf bij de goddelozen gesteld, en Hij is bij de rijke in Zijn dood geweest, omdat Hij geen onrecht gedaan heeft en geen bedrog in Zijn mond geweest is. Om de moeitevolle inspanning van Zijn ziel zal Hij het zien, Hij zal verzadigd worden. Door de kennis van Hem zal de Rechtvaardige, Mijn Knecht, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen.
        Jeremia 23 : 5 Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik voor David een rechtvaardige SPRUIT zal doen opstaan. Hij zal als Koning regeren en verstandig handelen, Hij zal recht en gerechtigheid doen op de aarde.
        Lucas 1 : 35 De engel antwoordde en zei tegen haar: De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen. Daarom ook zal het Heilige Dat uit u geboren zal worden, Gods Zoon genoemd worden.
        Johannes 8 : 46 Wie van u overtuigt Mij van zonde? En als Ik de waarheid spreek, waarom gelooft u Mij niet?
        Hebreeën 4 : 15 Wij hebben geen Hogepriester Die geen medelijden kan hebben met onze zwakheden, maar Een Die in alles op dezelfde wijze als wij is verzocht, maar zonder zonde.
        Hebreeën 7 : 26 Zo'n Hogepriester hadden wij nodig: heilig, onschuldig, onbesmet, afgescheiden van de zondaars en boven de hemelen verheven.
        1 Petrus 1 : 19 U bent vrijgekocht met het kostbaar bloed van Christus, als van een smetteloos en onbevlekt Lam.
        1 Petrus 2 : 22 Hij, Die geen zonde gedaan heeft en in Wiens mond geen bedrog gevonden is.
        1 Petrus 3 : 18 Christus heeft eenmaal voor de zonden geleden, Hij, Die rechtvaardig was, voor onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen. Hij is wel ter dood gebracht in het vlees, maar levend gemaakt door de Geest.
    d. 1 Timotheüs 2 : 5 Er is één God. Er is ook één Middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus.
        Mattheüs 1 : 23 Zie, de maagd zal zwanger worden en een Zoon baren, en u zult Hem de naam Immanuel geven; vertaald betekent dat: God met ons.
        1 Timotheüs 3 : 16 En buiten alle twijfel, groot is het geheimenis van de godsvrucht: God is geopenbaard in het vlees, is gerechtvaardigd in de Geest, is verschenen aan de engelen, is gepredikt onder de heidenen, is geloofd in de wereld, is opgenomen in heerlijkheid.
        Lucas 2 : 11 De engel zei: ik verkondig u grote blijdschap, die voor heel het volk wezen zal, namelijk dat heden voor u in de stad van David de Zaligmaker geboren is; Hij is Christus, de Heere.
        Hebreeën 2 : 9 Wij zien Jezus met heerlijkheid en eer gekroond, Die voor korte tijd minder dan de engelen geworden was, vanwege het lijden van de dood, opdat Hij door de genade van God voor allen de dood zou proeven.
    e. 1 Corinthe 1 : 30 Uit Hem bent u in Christus Jezus, Die voor ons is geworden wijsheid van God en gerechtigheid, heiliging en verlossing.


  4. Waaruit weet u dat?
    Uit het Heilig Evangelie, hetwelk God zelf eerst in het Paradijs heeft geopenbaard (a) en daarna door de heilige patriarchen (b) en profeten (c) laten verkondigen, en door de offeranden en andere ceremoniën van de wet laten verbeelden (d), en ten laatste door zijn eniggebooren Zoon vervuld (d).
    a. Genesis 3 : 15 Ik zal vijandschap teweegbrengen tussen u en de vrouw, en tussen uw nageslacht en haar Nageslacht; Dat zal u de kop vermorzelen, en u zult Het de hiel vermorzelen.
    b. Genesis 22 : 18 In uw Nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden, omdat u Mijn stem gehoorzaam geweest bent.
        Genesis 12 : 3 Zeg toch dat je mijn zuster bent, zodat het mij omwille van jou goed zal gaan en ik omwille van jou blijf leven.
        Genesis 49 : 10 De scepter zal van Juda niet wijken en evenmin de heersersstaf van tussen zijn voeten, totdat Silo komt,

    c. Jesaja 53.
        Jesaja 42 : 1 t/m 4 Zie, Mijn Knecht, Die Ik ondersteun, Mijn Uitverkorene, in Wie Mijn ziel een welbehagen heeft; Ik heb Mijn Geest op Hem gelegd. Hij zal tot de heidenvolken het recht doen uitgaan. Hij zal niet schreeuwen, Hij zal Zijn stem niet verheffen, Hij zal Zijn stem op straat niet laten horen. Het geknakte riet zal Hij niet verbreken, de uitdovende vlaspit zal Hij niet uitblussen; naar waarheid zal Hij het recht doen uitgaan. Hij zal niet uitdoven, Hij zal niet geknakt worden, totdat Hij het recht op aarde zal hebben gevestigd. De kustlanden zullen uitzien naar Zijn onderricht.
        Jesaja 43 : 25 Ik ben het, Die uw overtredingen uitdelgt omwille van Mijzelf, en aan uw zonden denk Ik niet.
        Jesaja 49 : 5 en 6 En nu zegt de HEERE, Die Zich Mij vanaf de moederschoot tot Knecht heeft geformeerd om Jakob tot Hem terug te brengen – maar Israël zal zich niet laten verzamelen. Niettemin zal Ik verheerlijkt worden in de ogen van de HEERE, en Mijn God zal Mijn kracht zijn. Hij zei: Het is te gering dat U voor Mij een Knecht zou zijn om op te richten de stammen van Jakob en om hen die van Israël gespaard werden, terug te brengen. Ik heb U ook gegeven tot een Licht voor de heidenvolken, om Mijn heil te zijn tot aan het einde der aarde.
        Jesaja 49 : 22 en 23 Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal Mijn hand opheffen naar de heidenvolken, naar de volken zal Ik Mijn banier omhoogsteken. Dan zullen zij uw zonen brengen in de armen, en uw dochters zullen gedragen worden op de schouder. En koningen zullen uw verzorgers zijn en hun vorstinnen uw voedsters. Zij zullen zich voor u neerbuigen met het gezicht ter aarde en zij zullen het stof van uw voeten likken. U zult weten dat Ik de HEERE ben: zij zullen niet beschaamd worden die Mij verwachten.
        Jeremia 23 : 5 en 6 Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik voor David een rechtvaardige SPRUIT zal doen opstaan. Hij zal als Koning regeren en verstandig handelen, Hij zal recht en gerechtigheid doen op de aarde. In Zijn dagen zal Juda verlost worden en Israël onbezorgd wonen. Dit zal Zijn Naam zijn waarmee men Hem noemen zal: de HEERE ONZE GERECHTIGHEID.
        Jeremia 31 : 31 t/m 33 Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten, niet zoals het verbond dat Ik met hun vaderen gesloten heb op de dag dat Ik hun hand vastgreep om hen uit het land Egypte te leiden – Mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ík hen getrouwd had, spreekt de HEERE. Voorzeker, dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israël sluiten zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zíj zullen Mij tot een volk zijn.
        Jeremia 32 : 39 t/m 41 Ik zal hun één hart en één weg geven om Mij te vrezen, alle dagen, hun ten goede, en hun kinderen na hen. Ik zal een eeuwig verbond met hen sluiten, dat Ik Mij van achter hen niet zal afwenden, opdat Ik hun goeddoe. En Ik zal Mijn vreze in hun hart geven, zodat zij niet van Mij afwijken. Ik zal Mij over hen verblijden en hun goeddoen. En Ik zal hen in getrouwheid in dit land planten, met heel Mijn hart en met heel Mijn ziel.
        Micha 7 : 18 t/m 20 Wie is een God als U, Die de ongerechtigheid vergeeft, Die voorbijgaat aan de overtreding van het overblijfsel van Zijn eigendom? Hij zal niet voor eeuwig vasthouden aan Zijn toorn, want Hij vindt vreugde in goedertierenheid. Hij zal Zich weer over ons ontfermen, Hij zal onze ongerechtigheden vertrappen, ja, U zult al hun zonden werpen in de diepten van de zee. U zult Jakob de trouw bewijzen en Abraham de goedertierenheid, die U aan onze vaderen gezworen hebt vanaf de dagen van weleer.
        Handelingen 10 : 43 Van Hem getuigen al de profeten dat ieder die in Hem gelooft, vergeving van zonden ontvangen zal door Zijn Naam.
        Handelingen 3 : 22 t/m 24 Want Mozes heeft tegen de vaderen gezegd: De Heere, uw God, zal voor u een Profeet laten opstaan uit uw broeders, zoals ik; naar Hem moet u luisteren in alles wat Hij tot u zal spreken. En het zal zo zijn dat al wie niet geluisterd zal hebben naar deze Profeet, uit het volk uitgeroeid zal worden. En ook al de profeten vanaf Samuel en zovelen als er daarna gesproken hebben, hebben deze dagen aangekondigd.
        Romeinen 1 : 2 Dat Hij tevoren beloofd had door Zijn profeten, in de heilige Schriften,
        Hebreeën 1 : 1 Nadat God voorheen vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon.

    d. Hebreeën 10 : 1 en 7 Want de wet, die slechts een schaduw heeft van de toekomstige heilsgoederen en niet het wezen van de dingen zelf, kan nooit met dezelfde offers, die zij jaar in jaar uit ononderbroken brengen, hen die naderen tot volmaaktheid brengen.Toen zei Ik: Zie, Ik kom – in de boekrol is over Mij geschreven – om Uw wil te doen, o God.
        Colossenzen 2 : 7 Geworteld en opgebouwd in Hem, en bevestigd in het geloof, zoals u onderwezen bent; wees daarin overvloedig, met dankzegging.
        Johannes 5 : 46 als u Mozes geloofde, zou u Mij geloven; want hij heeft over Mij geschreven.

    e. Romeinen 10 : 4 Het einddoel van de wet is Christus, tot gerechtigheid voor ieder die gelooft.
        Galaten 4 : 4 Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God Zijn Zoon uit, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet.
        Galaten 3 : 24 De wet is onze leermeester geweest tot Christus, opdat wij uit het geloof gerechtvaardigd zouden worden.
        Colossenzen 2 : 17 Deze zaken zijn een schaduw van de toekomstige dingen, maar het lichaam is van Christus.


Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 6:
Het woord Evangelie betekent in het Grieks: een blijde boodschap, een offer en een beloning of gift. Nu betekent het woord hier: de leer of blijde boodschap van Christus’ komst in het vlees (Lukas 2:10): „Want ziet, ik verkondig u grote blijdschap, die al den volke wezen zal.”
De woorden ”Epangelia” en ”Evangelium” verschillen van elkaar. Het eerste woord is de belofte dat de Messias komen zou, terwijl het Evangelie de boodschap van Zijn komst is. Toch wordt dit verschil in betekenis niet altijd gemaakt. Het Evangelie (vraag en antwoord 18, 19 en 20 van de Heidelbergse Catechismus) is een leer van God die door de Zoon, als Middelaar, al dadelijk na de zondeval van het menselijke geslacht, geopenbaard werd; belovende daarbij aan allen die geloven en zich van harte bekeren, vergeving van zonden, verlossing van dood, vervloeking en toorn van God, alsook gerechtigheid en eeuwig leven. En dat alles: uit genade, om en door die Zoon van God, de Middelaar. Door middel van deze leer werkt de Heilige Geest krachtdadig, en ontsteekt Hij in het hart van de uitverkorenen geloof en boetvaardigheid als het beginsel van het eeuwige leven.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 7

  1. Worden dan alle mensen wederom door Christus zalig, gelijk zij door Adam zijn verdoemd geworden?
    Neen zij (a), maar alleen zij, die Hem door een waar geloof worden ingelijfd en al zijn weldaden aannemen (b).
    a. Mattheus 7 : 14 De poort is nauw en de weg is smal die naar het leven leidt, en weinigen zijn er die hem vinden.
        Mattheus 22 : 14 Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.

    b. Marcus 16 : 16 Wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden, maar wie niet geloofd zal hebben, zal verdoemd worden.
        Johannes 1 : 12 Allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven.
        Johannes 3 : 16 Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.
        Johannes 3 : 18 Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar wie niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet geloofd heeft in de Naam van de eniggeboren Zoon van God.
        Johannes 3 : 36 Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven, maar wie de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn van God blijft op hem.
        Jesaja 53 : 11 Om de moeitevolle inspanning van Zijn ziel zal Hij het zien, Hij zal verzadigd worden.
        Psalm 2 : 12 Kus de Zoon, opdat Hij niet toornig wordt en u onderweg omkomt, wanneer Zijn toorn slechts even ontbrandt. Welzalig allen die tot Hem de toevlucht nemen!
        Romeinen 11 : 20 Door ongeloof zijn de takken afgerukt en u staat door het geloof. Heb geen hoge dunk van uzelf, maar vrees.
        Romeinen 3 : 22 Gerechtigheid van God geopenbaard door het geloof in Jezus Christus, tot allen en over allen die geloven, want er is geen onderscheid.
        Hebreeën 4 : 3 Wij die tot geloof gekomen zijn, gaan de rust binnen, zoals Hij gezegd heeft: Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen: Mijn rust zullen zij niet binnengaan! En dat terwijl Zijn werken al sinds de grondlegging van de wereld voltooid zijn.
        Hebreeën 5 : 9 Toen Hij volmaakt was geworden, is Hij voor allen die Hem gehoorzamen, een oorzaak van eeuwige zaligheid geworden.
        Hebreeën 10 : 39 Wij zijn geen mensen die zich onttrekken en daardoor naar het verderf gaan, maar mensen die geloven, tot behoud van hun ziel.
        Hebreeën 11 : 6 Zonder geloof is het echter onmogelijk God te behagen. Want wie tot God komt, moet geloven dat Hij is, en dat Hij beloont wie Hem zoeken.


  2. Wat is een waar geloof?
    Een waar geloof is niet alleen een zeker weten of kennis, waardoor ik alles voor waarachtig houd, dat ons God in zijn Woord geopenbaard heeft(a), maar ook een vast vertrouwen(b), hetwelk de Heilige Geest(c) door het evangelie in mijn hart werkt (d), dat niet alleen anderen, maar ook mij vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid(e) van God geschonken is, uit louter genade, alleen om de verdienste van Christus' wil.
    a. Jacobus 2 : 19 U gelooft dat God één is en daar doet u goed aan. Maar ook de demonen geloven dit, en zij sidderen.
    b. Hebreeën 11 : 1 Het geloof nu is een vaste grond van de dingen die men hoopt, en een bewijs van de zaken die men niet ziet.
        Hebreeën 11 : 7 Door het geloof heeft Noach, toen hij een aanwijzing van God ontvangen had van de dingen die nog niet te zien waren, uit ontzag voor God de ark gebouwd, tot redding van zijn gezin. Daardoor heeft hij de wereld veroordeeld en is hij een erfgenaam geworden van de rechtvaardigheid die overeenkomstig het geloof is.
        Romeinen 4 : 18 t/m 21 Hij heeft tegen alles in gehoopt en geloofd dat hij een vader van vele volken zou worden, overeenkomstig wat gezegd was: Zo zal uw nageslacht zijn. En niet verzwakt in het geloof, heeft hij er niet op gelet dat zijn eigen lichaam reeds verstorven was – hij was ongeveer honderd jaar oud – en dat ook de moederschoot van Sara verstorven was. En hij heeft aan de belofte van God niet getwijfeld door ongeloof, maar werd gesterkt in het geloof, terwijl hij God de eer gaf. Hij was er ten volle van overtuigd dat God ook machtig was te doen wat beloofd was.
        Romeinen 10 : 10 Want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot zaligheid.
        Efeze 3 : 12 In Hem hebben wij de vrijmoedigheid en de toegang met vertrouwen, door het geloof in Hem.
        Hebreeën 4 : 16 Laten wij dan met vrijmoedigheid naderen tot de troon van de genade, opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden op het juiste tijdstip.
        Jacobus 1 : 6 Maar laat hij er in geloof om vragen en daarbij niet twijfelen. Immers, wie twijfelt, lijkt op een golf van de zee, die door de wind voortgestuwd en op- en neergeworpen wordt.

    c. Galaten 5 : 22 De vrucht van de Geest is echter: liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.
        Mattheüs 16 : 17 Jezus antwoordde en zei tegen hem: Zalig bent u, Simon Barjona, want vlees en bloed hebben u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is.
        2 Corinthe 4 : 13 Omdat wij dezelfde Geest van het geloof hebben, overeenkomstig wat geschreven staat: Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken, geloven ook wij, en daarom spreken wij ook.
        Johannes 6 : 29 Jezus antwoordde en zei tegen hen: Dit is het werk van God: dat u gelooft in Hem Die Hij gezonden heeft.
        Efeze 2 : 18 Want door Hem hebben wij beiden door één Geest de toegang tot de Vader.
        Filippenzen 1 : 19 Want ik weet dat dit mij tot zaligheid strekken zal, door uw gebed en de ondersteuning van de Geest van Jezus Christus.
        Handelingen 16 : 14 Een zekere vrouw, van wie de naam Lydia was, een purperverkoopster uit de stad Thyatira, die God diende, luisterde naar ons. En de Heere opende haar hart, zodat zij acht gaf op wat door Paulus gesproken werd.

    d. Romeinen 1 : 16 Ik schaam mij niet voor het Evangelie van Christus, want het is een kracht van God tot zaligheid voor ieder die gelooft, eerst voor de Jood, en ook voor de Griek.
        Romeinen 10 : 17 Het geloof is uit het gehoor en het gehoor door het Woord van God.
        1 Corinthe 1 : 21 Omdat, in de wijsheid van God, de wereld door haar wijsheid God niet heeft leren kennen, heeft het God behaagd door de dwaasheid van de prediking zalig te maken hen die geloven.
        Handelingen 10 : 44 Terwijl Petrus deze woorden nog sprak, viel de Heilige Geest op allen die het Woord hoorden.
        Handelingen 16 : 14 En een zekere vrouw, van wie de naam Lydia was, een purperverkoopster uit de stad Thyatira, die God diende, luisterde naar ons. En de Heere opende haar hart, zodat zij acht gaf op wat door Paulus gesproken werd.

    e. Romeinen 1 : 17 De gerechtigheid van God wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, zoals geschreven is: Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven.
        Galaten 3 : 11 Dat door de wet niemand gerechtvaardigd wordt voor God, is duidelijk, want de rechtvaardige zal uit het geloof leven.
        Hebreeën 10 : 10 Op grond van die wil zijn wij geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus, voor eens en altijd gebracht.
        Hebreeën 10 : 38 Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven, en als iemand zich onttrekt, Mijn ziel heeft in hem geen behagen.
        Galaten 2 : 16 Wij, joden, weten dat een mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken van de wet, maar door het geloof in Jezus Christus. En ook wij zijn in Christus Jezus gaan geloven, opdat wij gerechtvaardigd zouden worden uit het geloof van Christus en niet uit werken van de wet. Immers, uit werken van de wet wordt geen vlees gerechtvaardigd.

    f. Efeze 2 : 8 Uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God.
        Romeinen 3 : 24 Allen worden om niet gerechtvaardigd door Zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus.
        Romeinen 5 : 19 Zoals door de ongehoorzaamheid van de ene mens velen als zondaars aangemerkt worden, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van de Ene velen als rechtvaardigen aangemerkt worden.
        Lucas 1 : 76, 77, 78 Kind, je zult een profeet van de Allerhoogste genoemd worden, want je zult voor het aangezicht van de Heere uitgaan om Zijn wegen gereed te maken, en om Zijn volk kennis van de zaligheid te geven in de vergeving van hun zonden door de innige gevoelens van barmhartigheid van onze God, waarmee de Opgang uit de hoogte naar ons omgezien heeft,


  3. Wat is een christen nodig te geloven?
    Al wat ons in het Evangelie beloofd wordt (a), hetwelk ons de Artikelen van ons algemeen en ongetwijfeld Christelijk geloof in een hoofdsom leren.
    a. Johannes 20 : 31 Deze tekenen zijn beschreven, opdat u gelooft dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat u, door te geloven, het leven zult hebben in Zijn Naam.
        Mattheüs 28 : 19 Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen.
        Markus 1 : 15 Hij zei: De tijd is vervuld en het Koninkrijk van God is nabijgekomen; bekeer u en geloof het Evangelie.


  4. Hoe luiden die Artikelen?
    1. Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper des hemels en der aarde.
    2. En in Jezus Christus, zijn eniggeboren Zoon, onze Heere;
    3. die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria;
    4. die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle;
    5. ten derde dage weer opgestaan van de doden;
    6. opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand van God des almachtige Vaders;
    7. van waar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden.
    8. Ik geloof in de Heilige Geest.
    9. Ik geloof één heilige, algemene, Christelijke Kerk, de gemeenschap der heiligen;
    10. vergeving der zonden;
    11. wederopstanding des vlezes;
    12. en een eeuwig leven.

Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 7:
Wat het rechtvaardigend geloof eigenlijk is, verstaat iemand alleen als hij met dit geloof begiftigd is; zoals iemand die nooit honing proefde de smaak ervan niet kent, hoeveel hij dan ook over zijn zoetigheid hoorde. Want iedere gelovige vindt bij zichzelf –wat hij aan anderen uiteenzetten kan– het volgende: hij gelooft dat alles wat in de Schrift begrepen is, waar en van God is. Hij voelt zich verplicht om al deze dingen vast te geloven en te omhelzen. Is dit Woord immers waar en goddelijk, dan is het ook billijk dat ik het geloof. In dit alles aanschouwt, omhelst en eigent hij zich in het bijzonder de belofte van het Evangelie toe, met betrekking tot Gods genade of vergeving der zonden en het schenken van de gerechtigheid en het eeuwige leven aan alle gelovigen, om Christus’ wil en dóór Hem. Want „die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven” (Johannes 3:36).
Door dit vertrouwen rust hij vast op Gods tegenwoordige genade jegens hem. Op grond daarvan mag hij uitgaan van toekomstige genade: „Want Hij is onveranderlijk en Zijn genadegiften zijn onberouwelijk.”

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 8

  1. Hoe worden deze artikelen gedeeld?
    In drie delen. Het eerste is van God de Vader en onze schepping. Het tweede, van God de Zoon en onze verlossing. Het derde, van God de Heilige Geest en onze heiligmaking.

  2. Aangezien er maar één enig Goddelijk Wezen is (a), waarom noemt u de Vader, de Zoon en de Heilige Geest?
    Omdat God zich zo in zijn Woord geopenbaard heeft (b), dat deze drie onderscheiden Personen de enige, waarachtige en eeuwige God zijn.
    a. Deuteronium 6 : 4 Luister, Israël! De HEERE, onze God, de HEERE is één!
        Efeze 4 : 6 Eén God en Vader van allen, Die boven allen en door allen en in u allen is.
        Jesaja 44 : 6 Zo zegt de HEERE, de Koning van Israël, zijn Verlosser, de HEERE van de legermachten: Ik ben de Eerste en Ik ben de Laatste, en buiten Mij is er geen God.
        Jesaja 45 : 5 Ik ben de HEERE, en niemand anders, buiten Mij is er geen God. Ik zal u omgorden, hoewel u Mij niet kende.
        1 Corinthe 8 : 4 Wat dus het eten van afgodenoffers betreft: wij weten dat een afgod niets is in de wereld en dat er geen andere God is dan Eén.
        1 Corinthe 8 : 6 Toch is er voor ons maar één God: de Vader, uit Wie alle dingen zijn, en wij voor Hem, en één Heere: Jezus Christus, door Wie alle dingen zijn en wij door Hem.
    b. Jesaja 61 : 1 De Geest van de Heere HEERE is op Mij, omdat de HEERE Mij gezalfd heeft om een blijde boodschap te brengen aan de zachtmoedigen. Hij heeft Mij gezonden om te verbinden de gebrokenen van hart, om voor de gevangenen vrijlating uit te roepen en voor wie gebonden zaten, opening van de gevangenis.
        Lucas 4 : 18 De Geest van de Heere is op Mij, omdat Hij Mij gezalfd heeft; Hij heeft Mij gezonden om aan armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen die gebroken van hart zijn.
        Genesis 1 : 2, 3 De aarde was woest en leeg, en duisternis lag over de watervloed; en de Geest van God zweefde boven het water. En God zei: Laat er licht zijn! En er was licht.
        Psalm 33 : 6 Door het Woord van de HEERE is de hemel gemaakt, door de Geest van Zijn mond heel hun legermacht.
        Jesaja 6 : 1 In het jaar dat koning Uzzia stierf, zag ik de Heere zitten op een hoge en verheven troon, en de zomen van Zijn gewaad vulden de tempel.
        Jesaja 6 : 3 De een riep tot de ander: Heilig, heilig, heilig is de HEERE van de legermachten; heel de aarde is vol van Zijn heerlijkheid!
        Johannes 14 : 26 De Trooster, de Heilige Geest, Die de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u in alles onderwijzen en u in herinnering brengen alles wat Ik u gezegd heb.
        Johannes 15 : 26 Wanneer de Trooster is gekomen, Die Ik u zenden zal van de Vader, de Geest van de waarheid, Die van de Vader uitgaat, zal Die van Mij getuigen.
        2 Corinthe 13 : 13 De genade van de Heere Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen. Amen.
        Galaten 4 : 6 Omdat u kinderen bent, heeft God de Geest van Zijn Zoon uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader!
        Efeze 2 : 18 Want door Hem hebben wij beiden door één Geest de toegang tot de Vader.
        Titus 3 : 5, 6 Hij maakte ons zalig, niet op grond van de werken van rechtvaardigheid die wij gedaan zouden hebben, maar vanwege Zijn barmhartigheid, door het bad van de wedergeboorte en de vernieuwing door de Heilige Geest. Die heeft Hij in rijke mate over ons uitgegoten door Jezus Christus, onze Zaligmaker.

Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 8:
Door de leer van de heilige Drie-eenheid kan de ware God onderscheiden worden van afgoden. God wil gekend en gediend worden, zoals Hij Zich in Zijn Woord openbaart.
Niemand kan zalig worden zonder de kennis van God de Vader. De Vader wordt niet gekend zonder de Zoon. Niemand kan zalig worden zonder het vertrouwen op de Zoon van God, de Middelaar, Die „de waarachtige God is en het eeuwige Leven”.
Zo ook kan niemand geheiligd en zalig worden zonder de kennis van de Heilige Geest. Want wie de Geest niet ontvangt, kan niet zalig worden.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 9

  1. Wat gelooft u met deze woorden: Ik geloof in God, de Almachtige, Schepper van de hemel en van de aarde?
    Dat de eeuwige Vader van onze Heere Jezus Christus, die hemel en aarde, met al wat er in is, uit niet geschapen heeft (a), die ook door zijn eeuwige raad en voorzienigheid ze nog onderhoudt en regeert (b), om zijns Zoons Christus' wil mijn God en mijn Vader is (c); op welke ik alzo vertrouw, dat ik niet twijfel, of Hij zal mij met alle nooddruft des lichaams en der ziel verzorgen (d), en ook al het kwaad, dat Hij mij in dit jammerdal toeschikt, mij ten beste keren (e); omdat hij zulks doen kan als een almachtig God (f), en ook doen wil als een getrouw Vader (g).
    a. Genesis 1 en 2
        Exodus 20 : 11 In zes dagen heeft de HEERE de hemel en de aarde gemaakt, de zee, en al wat erin is, en Hij rustte op de zevende dag. Daarom zegende de HEERE de sabbatdag, en heiligde die.
        Job 33 : 4 De Geest van God heeft mij gemaakt, en de adem van de Almachtige heeft mij levend gemaakt.
        Job 38 en 39
        Handelingen 4 : 24 En toen zij dat gehoord hadden, verhieven zij eensgezind hun stem tot God en zeiden: Heere! U bent de God Die de hemel en de aarde en de zee gemaakt hebt, en alle dingen die erin zijn.
        Handelingen 14 : 15 Mannen, wij verkondigen u dat u zich van deze zinloze dingen moet bekeren tot de levende God, Die de hemel, de aarde, de zee en alles wat erin is, gemaakt heeft.
        Psalm 33 : 6 Door het Woord van de HEERE is de hemel gemaakt, door de Geest van Zijn mond heel hun legermacht.
        Jesaja 45 : 7 Ik formeer het licht en schep de duisternis, Ik maak de vrede en schep het onheil; Ik, de HEERE, doe al deze dingen.
    b. Hebreeën 1 : 3 Hij, Die de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk van Zijn zelfstandigheid, Die alle dingen draagt door Zijn krachtig woord, heeft, nadat Hij de reiniging van onze zonden door Zichzelf tot stand had gebracht, Zich gezet aan de rechterhand van de Majesteit in de hoogste hemelen.
        Psalm 104 : 27 t/m 30 Zij allen wachten op U, dat U hun voedsel geeft op zijn tijd. Geeft U het hun, zij verzamelen het, doet U Uw hand open, zij worden met het goede verzadigd. Verbergt U Uw aangezicht, zij worden door schrik overmand, neemt U hun adem weg, zij geven de geest en keren terug tot hun stof. Zendt U Uw Geest uit, dan worden zij geschapen en vernieuwt U het gelaat van de aardbodem.
        Psalm 115 : 3 Onze God is in de hemel, Hij doet al wat Hem behaagt.
        Mattheüs 10 : 29 Worden niet twee musjes voor een penninkje verkocht? En niet een van die zal op de aarde vallen buiten uw Vader om.
        Efeze 1 : 11 In Hem zijn wij een erfdeel geworden, wij, die daartoe voorbestemd waren, naar het voornemen van Hem Die alle dingen werkt overeenkomstig de raad van Zijn wil.
    c. Johannes 1 : 12 Allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven.
        Romeinen 8 : 15 U hebt niet de Geest van slavernij ontvangen, die opnieuw tot angst leidt, maar u hebt de Geest van aanneming tot kinderen ontvangen, door Wie wij roepen: Abba, Vader!
        Galaten 4 : 5, 6, 7 Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God Zijn Zoon uit, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, om hen die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij de aanneming tot kinderen zouden ontvangen. Nu, omdat u kinderen bent, heeft God de Geest van Zijn Zoon uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader! Dus nu bent u geen slaaf meer, maar een zoon; en als u een zoon bent, dan bent u ook erfgenaam van God door Christus.
        Efeze 1 : 5 God, de Vader van onze Heere Jezus Chrstus heeft ons voorbestemd om als Zijn kinderen aang3enomen te worden, door Jezus Christus, in Zichzelf, overeenkomstig het welbehagen van Zijn wil.
    d. Psalm 55 : 23 Werp uw zorgen op de HERE en Hij zal u onderhouden; Hij zal voor eeuwig niet toelaten dat de rechtvaardige wankelt.
        Mattheüs 6 : 25, 26 Wees niet bezorgd over uw leven, wat u eten en drinken zult; ook niet over uw lichaam waarmee u zich kleden zult. Is het leven niet meer dan het voedsel en het lichaam meeer dan de kleding?
        Lucas 12 : 22 Hij zei tegen Zijn discipelen: Daarom zeg Ik u: Wees niet bezorgd over uw leven: over wat u eten zult, of over uw lichaam: waarmee u zich kleden zult.
    e. Romeinen 8 : 28 Wij weten dat voor hen die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede, voor hen namelijk die overeenkomstig Zijn voornemen geroepen zijn.
    f. Jesaja 46 : 4 Tot uw ouderdom toe zal Ik Dezelfde zijn, ja, tot uw grijsheid toe zal Ík u dragen; Ík heb het gedaan en Ík zal u opnemen, Ík zal dragen en redden.
        Romeinen 10 : 12 Met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot zaligheid.
    g. Mattheüs 6 : 32, 33 Al deze dingen zoeken de heidenen. Uw hemelse Vader weet immers dat u al deze dingen nodig hebt. Maar zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u erbij gegeven worden.
        Mattheüs 7 : 9, 10 en 11 Of is er iemand onder u die zijn zoon een steen zal geven, als hij om brood vraagt? Of als hij hem om een vis vraagt, zal hij hem een slang geven? Als u, die slecht bent, uw kinderen dan goede gaven weet te geven, hoeveel te meer zal uw Vader, Die in de hemelen is, goede gaven geven aan hen die tot Hem bidden.

Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 9:
„Ik geloof een God.” Dat wil zeggen: „Ik geloof dát er een God is, en dat Hij zodanig is als Hij Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft, namelijk een geestelijk, almachtig Wezen, de eeuwige Vader, Zoon en Heilige Geest.” Dat geloven de duivelen ook, en zij sidderen (Jakobus 2:19).
Maar „ik geloof in God” wil zeggen: „Ik geloof dat Hij ook mijn God is.” Dit geloven is alleen van de uitverkorenen. Hiervan spreekt Augustinus in zijn verklaring van Johannes: dit is Gods werk, dat gij gelooft in Hem, Dien Hij gezonden heeft. Maar is het dat gij in Hem gelooft, zo gelooft gij Hem ook. Maar wie Hem gelooft, die gelooft niet terstond in Hem. Want de duivelen geloofden Hem ook wel, maar geloofden niet in Hem. Bovendien kan men ook van de apostelen wel zeggen: wij geloven Paulus, maar niet: wij geloven in Paulus. „En wie gelooft in Hem, Die de goddelozen rechtvaardigt, wordt het geloof gerekend tot rechtvaardigheid.”
Wat betekent dan in Hem te geloven? Gelovende lief te hebben, gelovende te beminnen, gelovende tot Hem te gaan en een lid van Zijn lichaam worden.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 10

  1. Wat verstaat u door de voorzienigheid van God?
    De almachtige en alom tegenwoordige kracht van God (a), waardoor Hij hemel en aarde, benevens alle schepselen, gelijk als met zijn hand nog onderhoudt en alzo regeert (b), dat loof en gras, regen en droogte (c),
    vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijs en drank, gezondheid en ziekte (d), rijkdom en armoede (e), en alle dingen, niet bij geval, maar van zijn vaderlijke hand ons toekomen (f).

    a. Handelingen 17 : 25, 27, 28 Hij wordt ook door mensenhanden niet gediend alsof Hij iets nodig heeft, omdat Hij Zelf aan allen het leven, de adem en alle dingen geeft. Opdat zij de Heere zouden zoeken, of zij Hem misschien al tastend zouden mogen vinden, hoewel Hij niet ver is van ieder van ons. Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en bestaan wij; zoals ook enkele van uw dichters gezegd hebben: Want wij zijn ook van Zijn geslacht.
        Jeremia 23 : 23, 24 Ben Ik een God van nabij, spreekt de HEERE, en niet een God van verre? Zou iemand zich op verborgen plaatsen kunnen verbergen en zou Ík hem niet zien? spreekt de HEERE. Vervul Ik niet de hemel en de aarde? spreekt de HEERE.
        Jesaja 29 : 15, 16 Wee hun die zich diep verbergen voor de HEERE om hun voornemen te verbergen; hun daden vinden in het duister plaats, zij zeggen: Wie ziet ons en wie kent ons? U draait de zaken om! Alsof de pottenbakker als gelijk beschouwd kan worden met het leem, zodat het maaksel over zijn maker zegt: Hij heeft mij niet gemaakt, en het gevormde voorwerp over zijn pottenbakker zegt: Hij heeft er geen inzicht in.
        Ezechiël 8 : 12 Daarop zei Hij tegen mij: Hebt u gezien, mensenkind, wat de oudsten van het huis van Israël in de duisternis doen, ieder in de kamer waar zijn afbeelding zich bevindt? Want zij zeggen: De HEERE ziet ons niet, de HEERE heeft het land verlaten.
        Handelingen 4 : 24 "U bent de God Die de hemel en de aarde en de zee gemaakt hebt, en alle dingen die erin zijn".

    b. Hebreeën 1 : 3 Hij, Die de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk van Zijn zelfstandigheid, Die alle dingen draagt door Zijn krachtig woord, heeft, nadat Hij de reiniging van onze zonden door Zichzelf tot stand had gebracht, Zich gezet aan de rechterhand van de Majesteit in de hoogste hemelen.
    c. Jeremia 5 : 24 Ze zeggen niet in hun hart: Laten wij toch de HEERE, onze God, vrezen, Die de regen geeft, zowel vroege regen als late regen, op zijn tijd, Die de vastgestelde weken van de oogst voor ons bewaakt.
        Handelingen 14 : 17 Hij liwt Zichzelf niet onbetuigd door goed te doen: Hij gaf ons vanuit de hemel regen en vruchtbare tijden en verzadigde ons hart met voedsel en vreugde.

    d. Johannes 9 : 3 Jezus antwoordde: Hij heeft niet gezondigd en zijn ouders ook niet, maar dit is gebeurd, opdat de werken van God in hem geopenbaard zouden worden.
    e. Spreuken 22 : 2 Rijken en armen ontmoeten elkaar, de HEERE heeft hen allen gemaakt.
    f. Mattheüs 10 : 29 Worden niet twee musjes voor een penninkje verkocht? En niet een van die zal op de aarde vallen buiten uw Vader om.
        Spreuken 16 : 33 Het lot wordt in de schoot geworpen, maar elke beslissing daardoor komt van de HEERE.


  2. Waartoe dient ons, dat wij weten, dat God alles geschapen heeft en nog door zijn voorzienigheid onderhoud?
    Dat wij in alle tegenspoed geduldig (a), in voorspoed dankbaar zijn mogen (b) en in alles dat ons nog toekomen kan, een goed toevoorzicht hebben op onze getrouwe God en vader (c),
    dat ons geen schepsel van zijn liefde scheiden zal (d), aangezien alle schepselen alzo in zijn hand zijn, dat zij tegen zijn wil noch roeren, noch bewegen kunnen (e).

    a. Romeinen 5 : 3 Wij roemen in de verdrukkingen, omdat wij weten dat de verdrukking volharding teweegbrengt.
        Jakobus 1 : 3 U weet dat de beproeving van uw geloof volharding teweegbrengt.
        Psalm 39 : 10 Ik ben verstomd, ik zal mijn mond niet opendoen, want Ú hebt het gedaan.
        Job 1 : 21, 22 En hij zei: Naakt ben ik uit de buik van mijn moeder gekomen en naakt zal ik daarheen terugkeren. De HEERE heeft gegeven en de HEERE heeft genomen; de Naam van de HEERE zij geloofd! In dit alles zondigde Job niet en schreef hij God niets ongerijmds toe.
    b. 1 Thessalonicensen 5 : 18 Dank God in alles. Want dit is de wil van God in Christus Jezus voor u.
        Deuteronomium 8 : 10 Als u dan gegeten hebt en verzadigd bent, loof dan de HEERE, uw God, voor het goede land dat Hij u gegeven heeft.
    c. Psalm 55 : 23 Werp uw zorg op de HEERE, en Híj zal u onderhouden; Hij zal voor eeuwig niet toelaten dat de rechtvaardige wankelt.
        Romeinen 5 : 4 En de volharding ondervinding en de ondervinding hoop.
    d. Romeinen 8 : 38, 39 Ik ben ervan overtuigd dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch krachten, noch tegenwoordige, noch toekomstige dingen, noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde van God in Christus Jezus, onze Heere.
    e. Job 1 : 12 De HEERE zei tegen de satan: Zie, alles wat hij heeft, is in uw hand; alleen naar hemzelf mag u uw hand niet uitsteken. En de satan ging weg van het aangezicht van de HEERE.
        Job 2 : 6 De HEERE zei tegen de satan: Zie, hij is in uw hand, maar spaar zijn leven.
        Spreuken 21 : 1 Het hart van een koning is in de hand van de HEERE als waterbeken, Hij neigt het tot alles wat Hem behaagt.
        Handelingen 17 : 25 Hij wordt ook door mensenhanden niet gediend alsof Hij iets nodig heeft, omdat Hij Zelf aan allen het leven, de adem en alle dingen geeft.

Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 10:
Als men de schepping en de voorzienigheid Gods ontkent, ontkent men God Zelf. Omdat deze leer tot onze troost en zaligheid dient. Daardoor worden in ons verwekt: lijdzaamheid, dankbaarheid en hoop. Lijdzaamheid in tegenspoed, als wij erop letten dat ze ons door de allerbeste wil van God en door Zijn vaderlijke hand toegezonden wordt, en daarom tot onze zaligheid strekken zal.
Want alles wat ons door Gods vaderlijke wil toegezonden wordt, is ons zalig; en daarom moeten wij het ook met lijdzaamheid dragen.
Hoop, of een goed toevoorzicht op God inzake de toekomende dingen, waardoor wij vast en zeker bij onszelf besluiten en ons erop verlaten dat alle dingen ons later ook ter zaligheid zullen tot nut zullen zijn en dat God ons nimmer zo verlaten zal dat wij verloren gaan.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 11

  1. Waarom wordt de Zoon van God, Jezus, dat is, Zaligmaker genoemd?
    Omdat Hij ons zalig maakt en van al onze zonden verlost (a); daarbenevens, dat bij niemand anders enige zaligheid te zoeken of te vinden is (b).
    a. Mattheüs 1 : 21 Maria zal een Zoon baren, en u zult Hem de naam Jezus geven, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden.
        Hebreeën 7 : 25 Daarom kan Hij ook volkomen zalig maken wie door Hem tot God gaan, omdat Hij altijd leeft om voor hen te pleiten.
    b. Handelingen 4 : 12 De zaligheid is in geen ander, want er is onder de hemel geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten worden.
        Johannes 15 : 4, 5 Blijf in Mij, en Ik in u. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, als zij niet in de wijnstok blijft, zo ook u niet, als u niet in Mij blijft. Ik ben de Wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u niets doen.
        1 Timotheüs 2 : 5 Want er is één God. Er is ook één Middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus.
        Jesaja 43 : 11 Ik, Ik ben de HEERE, buiten Mij is er geen Heiland.
        1 Johannes 5 : 11 Dit is het getuigenis, namelijk dat God ons het eeuwige leven gegeven heeft; en dit leven is in Zijn Zoon.


  2. Geloven dan die ook aan de enige Zaligmaker Jezus, die hun zaligheid en welvaart bij de heiligen, bij zichzelf, of ergens anders zoeken?
    Neen zij; maar zij verloochenen met de daad de enige Heiland en Zaligmaker Jezus, ofschoon zij met de mond in Hem roemen (a);
    want van tweeën één : óf Jezus moet geen volkomen Zaligmaker zijn, óf die deze Zaligmaker met waar geloof aannemen, moeten alles in Hem hebben, dat tot hun zaligheid van node is (b).

    a. 1 Corinthe 1 : 13 Is Christus verdeeld? Is Paulus soms voor u gekruisigd? Of bent u in de naam van Paulus gedoopt?
        1 Corinthe 1 : 30, 31 Maar uit Hem bent u in Christus Jezus, Die voor ons is geworden wijsheid van God en gerechtigheid, heiliging en verlossing, opdat het zal zijn zoals geschreven staat: Wie roemt, laat hij roemen in de Heere.
        Galaten 5 : 4 U bent van Christus losgeraakt, u die door de wet gerechtvaardigd wilt worden; en daarmee bent u uit de genade gevallen.
    b. Hebreeën 12 : 2 Terwijl wij het oog gericht houden op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof. Hij heeft om de vreugde die Hem in het vooruitzicht was gesteld, het kruis verdragen en de schande veracht en zit nu aan de rechterhand van de troon van God.
        Jesaja 9 : 6 Aan de uitbreiding van deze heerschappij en aan de vrede zal geen einde komen op de troon van David en over zijn koninkrijk, om het te grondvesten en het te ondersteunen door recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid. De na-ijver van de HEERE van de legermachten zal dit doen.
        Colossenzen 1 : 19, 20 Want het heeft de Vader behaagd dat in Hem heel de volheid wonen zou, en dat Hij door Hem alle dingen met Zichzelf verzoenen zou, door vrede te maken door het bloed van Zijn kruis, ja door Hem, zowel de dingen die op de aarde zijn als de dingen die in de hemelen zijn.
        Colossenzen 2 : 10 U bent volmaakt geworden in Hem, Die het Hoofd is van iedere overheid en macht.
        1 Johannes 1 : 7 Als wij in het licht wandelen, zoals Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkaar, en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.

Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 11:
Jezus maakt ons zalig door Zijn verdiensten, zodat Hij door Zijn lijden en voorbede ons de vergeving der zonden, de genade Gods en het eeuwige leven verwerft: „Hij is een verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden der gehele wereld” (1 Johannes 2:2). Dat wil zeggen: voor de zonden van allerlei mensen, van welke leeftijd, stand of betekenis zij ook zouden mogen zijn. „Het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde” (1 Johannes 1:7).
Door Zijn krachtige werking zaligt Hij: wanneer Hij niet alleen de vergeving der zonden, de gerechtigheid en het eeuwige leven door Zijn verdiensten voor ons verwerft, maar ons ook de verdiende weldaden schenkt en toeeigent; de wil des Vaders openbaart, de dienst van het Evangelie instelt en onderhoudt, en in die weg de Heilige Geest geeft, de mensen bekeert, een gemeente vergadert en haar schenkt wat voor dit leven nodig is. Hij schenkt geschikte verblijfplaatsen; hij beschermt hen tegen de vijanden, en ten laatsten dage zal Hij ze opwekken tot het eeuwige leven, verlossen van alle kwaad en hun vijanden in de eeuwige verdoemenis werpen.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 12

  1. Waarom is Hij "Christus", dat is Gezalfde genaamd?
    Omdat Hij van God de Vader verordineerd is, en met de Heilige Geest gezalfd (a), tot onze hoogste Profeet en Leraar (b), die ons de verborgen raad en wil Gods van onze verlossing volkomen geopenbaard heeft (c); en tot onze enige Hogepriester (d), die ons met de enige offerande van zijn lichaam verlost heeft (e), en voor ons met zijn voorbidding steeds tussen treedt bij de Vader (f); en tot onzen eeuwigen Koning, die ons met zijn Woord en Geest regeert, en ons bij de verworven verlossing beschut en behoudt (g).
    a. Psalm 45 : 8 U hebt gerechtigheid lief en haat goddeloosheid; daarom heeft Uw God U gezalfd, o God, met vreugdeolie, boven Uw metgezellen.
        Hebreeën 1 : 9 U hebt gerechtigheid lief en haat ongerechtigheid. Daarom heeft Uw God U gezalfd, o God, met vreugdeolie, boven Uw metgezellen.
        Jesaja 61 : 1 De Geest van de Heere HEERE is op Mij, omdat de HEERE Mij gezalfd heeft om een blijde boodschap te brengen aan de zachtmoedigen. Hij heeft Mij gezonden om te verbinden de gebrokenen van hart, om voor de gevangenen vrijlating uit te roepen en voor wie gebonden zaten, opening van de gevangenis.
        Lukas 4 : 18 De Geest van de Heere is op Mij, omdat Hij Mij gezalfd heeft; Hij heeft Mij gezonden om aan armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen die gebroken van hart zijn.
    b. Deuteronomium 18 : 15 Een Profeet uit uw midden, uit uw broeders, zoals ik, zal de HEERE, uw God, voor u doen opstaan; naar Hem moet u luisteren.
        Handelingen 3 : 22 Mozes heeft tegen de vaderen gezegd: De Heere, uw God, zal voor u een Profeet laten opstaan uit uw broeders, zoals ik; naar Hem moet u luisteren in alles wat Hij tot u zal spreken.
        Handelingen 7 : 37 Mozes, die tegen de Israëlieten gezegd heeft: De Heere, uw God, zal voor u een Profeet laten opstaan uit uw broeders, zoals ik; naar Hem moet u luisteren.
        Jesaja 55 : 4 Zie, Ik heb Hem gegeven als Getuige voor de volken, als Vorst en Gebieder voor de volken.

    c. Johannes 1 : 18 Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in de schoot van de Vader is, Die heeft Hem ons verklaard.
        Johannes 15 : 15 Ik noem u niet meer slaven, want een slaaf weet niet wat zijn heer doet, maar Ik heb u vrienden genoemd, omdat Ik u alles wat Ik van Mijn Vader gehoord heb, bekendgemaakt heb.

    d. Psalm 110 : 4 De HEERE heeft gezworen en Hij zal er geen berouw van hebben: U bent Priester voor eeuwig, naar de ordening van Melchizedek.
    e. Hebreeën 10 : 12, 14 Deze Priester is, nadat Hij één slachtoffer voor de zonden geofferd had, tot in eeuwigheid gezeten aan de rechterhand van God. Met één offer heeft Hij hen die geheiligd worden, tot in eeuwigheid volmaakt.
        Hebreeën 9 : 12, 14, 28 Hij is niet door bloed van bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed voor eens en altijd binnengegaan in het heiligdom en heeft daardoor een eeuwige verlossing teweeggebracht. Hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door de eeuwige Geest Zichzelf smetteloos aan God geofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken om de levende God te dienen! Zo zal ook Christus, Die eenmaal geofferd is om de zonden van velen weg te dragen, voor de tweede keer zonder zonde gezien worden door hen die Hem verwachten tot zaligheid.

    f. Romeinen 8 : 34 Wie is het die verdoemt? Christus is het Die gestorven is, ja wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook aan de rechterhand van God is, Die ook voor ons pleit.
        Hebreeën 9 : 24 Want Christus is niet binnengegaan in het heiligdom dat met handen gemaakt is en dat een tegenbeeld is van het ware, maar in de hemel zelf, om nu voor het aangezicht van God te verschijnen voor ons.
        1 Johannes 2 : 1 Mijn lieve kinderen, ik schrijf u deze dingen, opdat u niet zondigt. En als iemand gezondigd heeft: wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige.
        Romeinen 5 : 9, 10 Veel meer dan zullen wij, nu wij gerechtvaardigd zijn door Zijn bloed, door Hem behouden worden van de toorn. Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood van Zijn Zoon, hoeveel te meer zullen wij behouden worden door Zijn leven, omdat wij verzoend zijn.
    g. Psalm 2 : 6 Ik heb Mijn Koning toch gezalfd over Sion, Mijn heilige berg.
        Zacharia 9 : 9 Verheug u zeer, dochter van Sion! Juich, dochter van Jeruzalem! Zie, uw Koning zal tot u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland, arm, en rijdend op een ezel, op een ezelsveulen, het jong van een ezelin.
        Mattheüs 21 : 5 Zeg tegen de dochter van Sion: Zie, uw Koning komt tot u, zachtmoedig en gezeten op een ezelin en een veulen dat een jong van een jukdragende ezelin is.
        Lucas 1 : 33 Hij zal over het huis van Jakob Koning zijn tot in eeuwigheid en aan Zijn Koninkrijk zal geen einde komen.
        Mattheüs 28 : 18 En Jezus kwam naar hen toe, sprak met hen en zei: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.
        Johannes 10 : 28 En Ik geef hun eeuwig leven; en zij zullen beslist niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit Mijn hand rukken.
        Openbaringen 12 : 10, 11 En ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: Nu is gekomen de zaligheid, de kracht en het koninkrijk van onze God en de macht van Zijn Christus, want de aanklager van onze broeders, die hen dag en nacht aanklaagde voor onze God, is neergeworpen. En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad tot in de dood.

  2. Maar waarom wordt u een christen genoemd (a)?
    Omdat ik door het geloof een lidmaat van Christus (b) ben en alzo zijner zalving deelachtig ben(c), opdat ik zijn Naam belijde(d), en mijzelf tot een levend dankoffer Hem offere (e), en met een vrije en goede consciëntie in dit leven tegen de zonde en de duivel strijde(f), en hiernamaals in eeuwigheid met Hem over alle schepselen regere(g).
    a. Handelingen 11 : 26 En het gebeurde dat zij een heel jaar met de gemeente samenkwamen en een grote menigte onderwezen en dat de discipelen voor het eerst in Antiochië christenen genoemd werden.
    b. 1 Corinthe 6 : 15 Weet u niet dat uw lichamen leden zijn van Christus? Zal ik dan de leden van Christus nemen en die maken tot leden van een hoer? Volstrekt niet!

    c. 1 Johannes 2 : 27 Wat u betreft, de zalving die u van Hem hebt ontvangen, blijft in u, en u hebt het niet nodig dat iemand u onderwijst; maar zoals deze zalving u onderwijst met betrekking tot alle dingen – en die zalving is waar en is geen leugen – en zoals ze u heeft onderwezen, zo moet u in Hem blijven.
        Handelingen 2 : 17 Het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, uw jongemannen zullen visioenen zien en uw ouderen zullen dromen dromen.

    d. Mattheüs 10 : 32 Ieder dan die Mij belijden zal voor de mensen, die zal Ik ook belijden voor Mijn Vader, Die in de hemelen is.
        Romeinen 10 : 10 Want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot zaligheid.

    e. Romeinen 12 : 1 Ik roep u er dan toe op, broeders, door de ontfermingen van God, om uw lichamen aan God te wijden als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk: dat is uw redelijke godsdienst.
        1 Petrus 2 : 5, 9 U wordt ook zelf, als levende stenen, gebouwd tot een geestelijk huis, tot een heilig priesterschap, om geestelijke offers te brengen, die God welgevallig zijn door Jezus Christus. Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk, een volk dat God Zich tot Zijn eigendom maakte; opdat u de deugden zou verkondigen van Hem Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht.
        Openbaringen 1 : 6 Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters voor God en Zijn Vader, Hem zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid.
        Openbaringen 5 : 8, 10 En toen Het de boekrol genomen had, wierpen de vier dieren en de vierentwintig ouderlingen zich vóór het Lam neer. Zij hadden elk een citer en gouden schalen vol reukwerk. Dit zijn de gebeden van de heiligen. U hebt ons voor onze God gemaakt tot koningen en priesters, en wij zullen als koningen regeren over de aarde.

    f. 1 Petrus 2 : 11 Geliefden, ik roep u op als bijwoners en vreemdelingen u te onthouden van de vleselijke begeerten, die strijd voeren tegen de ziel.
        Romeinen 6 : 12, 13 Laat de zonde dan niet in uw sterfelijk lichaam regeren om aan de begeerten daarvan te gehoorzamen. En stel uw leden niet ter beschikking aan de zonde als wapens van ongerechtigheid, maar stel uzelf ter beschikking aan God, als mensen die uit de doden levend geworden zijn. En laat uw leden wapens van gerechtigheid zijn voor God.
        Galaten 5 : 16, 17 Maar ik zeg: Wandel door de Geest en u zult zeker de begeerte van het vlees niet volbrengen. Want het vlees begeert tegen de Geest in, en de Geest tegen het vlees in; en die staan tegenover elkaar, zodat u niet doet wat u zou willen.
        Efeze 6 : 11 Bekleed u met de hele wapenrusting van God, opdat u stand kunt houden tegen de listige verleidingen van de duivel.
        1 Timotheüs 1 : 18, 19 Dit gebod leg ik u op, mijn zoon Timotheüs, in overeenstemming met de profetieën die voorheen over u uitgesproken zijn, opdat u in deze dingen de goede strijd strijdt. En behoud het geloof en een goed geweten. Sommigen hebben dit verworpen en hebben in het geloof schipbreuk geleden.

    g. 2 Timotheüs 2 : 12 Als wij volharden, zullen wij ook met Hem regeren. Als wij Hem verloochenen, zal Hij ons ook verloochenen.
        Mattheüs 25 : 34 Dan zal de Koning zeggen tegen hen die aan Zijn rechterhand zijn: Kom, gezegenden van Mijn Vader, beërf het Koninkrijk dat voor u bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld.


Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 12:
De Zoon van God is naast Profeet en Koning ook Priester, verordineerd door de Vader en gezalfd met de Heilige Geest. Hij bezat getuigenis dat Hij van de Vader stellig verhoord zou worden en bezat macht om Zijn gemeente te verzamelen en te heiligen (Psalm 110:4, Hebreeën 5:6 en 20, Hebreeën 7:17).
Dus is het priesterambt van Christus: de mensen inzake God te onderwijzen, niet alleen uitwendig door het Woord, maar ook innerlijk in het hart door de Heilige Geest. Maar ook Zichzelf op te offeren tot een slachtoffer voor de zonden der uitverkorenen, voor de gemeente te bidden, en steeds in de hemel bij de Vader een voorspraak voor ons te zijn: om ons in genade te willen aannemen omwille van Zijn voorbidding, en om de eeuwige kracht en het vermogen van Zijn offerande, daar Hij de belofte had verhoord te zullen worden, verder Zijn offerande aan hen toe-eigenen voor wie Hij bidt, en bewerken dat de Vader hen ook aanneemt; en ten laatste krachtig in ons hart het geloof te werken, waardoor wij Zijn verdiensten omhelzen, en ons door de Heilige Geest te wederbaren tot het eeuwige leven.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 13

  1. Waarom is Hij "Gods eniggeboren Zoon" genaamd, zo wij toch ook Gods kinderen zijn?
    Daarom, dat Christus alleen de eeuwige natuurlijke Zoon van God is (a), maar wij zijn om zijnentwil uit genade tot kinderen van God aangenomen (b).
    a. Johannes 1 : 14 Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader), vol van genade en waarheid.
        Hebreeën 1 : 1, 2 Nadat God voorheen vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon, Die Hij Erfgenaam gemaakt heeft van alles, door Wie Hij ook de wereld gemaakt heeft.
        Johannes 3 : 16 Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.
        1 Johannes 4 : 9 Hierin is de liefde van God aan ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat wij zouden leven door Hem.
        Romeinen 8 : 32 Hoe zal Hij, Die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard maar voor ons allen overgegeven heeft, ons ook met Hem niet alle dingen schenken?

    b. Romeinen 8 : 16 De Geest Zelf getuigt met onze geest dat wij kinderen van God zijn.
        Johannes 1 : 12 Allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven.
        Galaten 4 : 6 Omdat u kinderen bent, heeft God de Geest van Zijn Zoon uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader!
        Efeze 1 : 5, 6 Hij heeft ons voorbestemd om als Zijn kinderen aangenomen te worden, door Jezus Christus, in Zichzelf, overeenkomstig het welbehagen van Zijn wil, tot lof van de heerlijkheid van Zijn genade, waarmee Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde.

  2. Waarom noemt u Hem : Onze Heere?
    Omdat Hij ons met lichaam en ziel van al onze zonden, niet met goud of met zilver, maar met zijn dierbaar bloed gekocht en van alle heerschappij van de duivel verlost heeft en ons alzo zich tot een eigendom gemaakt (a).
    a. 1 Petrus 1 : 18, 19 In de wetenschap dat u niet met vergankelijke dingen, zilver of goud, vrijgekocht bent van uw zinloze levenswandel, die u door de vaderen overgeleverd is, maar met het kostbaar bloed van Christus, als van een smetteloos en onbevlekt Lam.
        1 Petrus 2 : 9 En verkrijgt u het einddoel van uw geloof, namelijk de zaligheid van uw zielen.
        1 Corinthe 6 : 20 U bent immers duur gekocht. Verheerlijk daarom God in uw lichaam en in uw geest, die van God zijn.
        1 Timotheüs 2 : 6 Hij heeft Zich gegeven als een losprijs voor allen. Dit is het getuigenis op de door God bestemde tijd.
        Johannes 20 : 28 Thomas antwoordde en zei tegen Hem: Mijn Heere en mijn God!

Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 13:
Christus is Heere van allen en alles, en dus ook onze Heere. Want Hij heeft heerschappij over alle dingen, en dus ook over ons. Hij verzorgt hetgeen er is, Hij regeert, onderhoudt en bewaart alle dingen, en allermeest ons als de Zijnen, tot het eeuwige leven en heerlijkheid. Want alle dingen, maar vooral wij, zijn verplicht om Hem met lichaam en ziel te dienen, opdat Hij door ons verheerlijkt moge worden, omdat wij door Zijn bloed gekocht en verlost zijn.
Daarom is deze heerschappij niet alleen aan de goddelijke natuur, maar ook aan het ambt van Christus eigen. Want de namen van het ambt, de weldaden, de hoogheid en weldadigheid die Christus aan ons betoont, worden aan de gehele Persoon toegeschreven.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 14

  1. Wat is dat gezegd : Die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria?
    Dat de eeuwige Zoon van God, die waarachtig en eeuwig God is (a) en blijft (b), de ware menselijke natuur, uit het vlees en bloed van de maagd Maria (c), door de werking van de Heilige Geest, aaangenomen heeft (d), opdat Hij ook het ware zaad van David zij (e), zijn broeders in alles gelijk (f), uitgenomen de zonde (g).
    a. 1 Johannes 5 : 20 Wij weten dat de Zoon van God gekomen is en ons het verstand heeft gegeven om de Waarachtige te mogen kennen; en wij zijn in de Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon, Jezus Christus. Die is de waarachtige God en het eeuwige leven.
        Johannes 1 : 1 In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God.
        Johannes 17 : 3 Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt.
        Romeinen 1 : 3 Ten aanzien van Zijn Zoon, Die wat het vlees betreft geboren is uit het geslacht van David.
        Colossenzen 1 : 15 Hij is het Beeld van de onzichtbare God, de Eerstgeborene van heel de schepping.

    b. Romeinen 9 : 5 Tot hen behoren de vaderen, en uit hen is, wat het vlees betreft, de Christus voortgekomen, Die God is, boven alles, te prijzen tot in eeuwigheid. Amen!
    c. Galaten 4 : 4 Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God Zijn Zoon uit, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet.
        Lucas 1 : 31 En zie, u zult zwanger worden en een Zoon baren en u zult Hem de naam Jezus geven.
        Lucas 1 : 42, 43 Zij riep met luide stem en zei: Gezegend ben je onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van je schoot. En waaraan heb ik dit te danken dat de moeder van mijn Heere naar mij toe komt?
    d. Mattheüs 1 : 20 Terwijl hij deze dingen overwoog, zie, een engel van de Heere verscheen hem in een droom en zei: Jozef, zoon van David, wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, bij u te nemen, want wat in haar ontvangen is, is uit de Heilige Geest.
        Lucas 1 : 35 De engel antwoordde en zei tegen haar: De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen. Daarom ook zal het Heilige Dat uit u geboren zal worden, Gods Zoon genoemd worden.
    e. Romeinen 1 : 3 Zijn Zoon, Die wat het vlees betreft geboren is uit het geslacht van David.
        Psalm 132 : 11 De HEERE heeft David in waarheid gezworen, en Hij zal daar niet van afwijken: Eén van de vrucht van uw schoot zal Ik op uw troon zetten.
        2 Samuël 7 : 12 Wanneer uw dagen voorbij zijn en u met uw vaderen ontslapen bent, zal Ik uw nakomeling na u, die uit uw lichaam voortkomt, doen opstaan en Ik zal zijn koningschap bevestigen.
        Lucas 1 : 32 Hij zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste genoemd worden, en God, de Heere, zal Hem de troon van Zijn vader David geven.
        Handelingen 2 : 30 Aangezien hij een profeet was en wist dat God hem met een eed gezworen had dat Hij uit de vrucht van zijn lichaam, voor zover het zijn vlees betrof, de Christus zou doen opstaan om Hem op zijn troon te zetten.
    f. Filippenzen 2 : 7 Hij heeft Zichzelf ontledigd door de gestalte van een slaaf aan te nemen en aan de mensen gelijk te worden.
        Hebreeën 2 : 14 Omdat nu die kinderen van vlees en bloed zijn, heeft Hij eveneens daaraan deel gehad om door de dood hem die de macht over de dood had – dat is de duivel – teniet te doen.
        Hebreeën 2 : 17 Daarom moest Hij in alles aan Zijn broeders gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en een getrouw Hogepriester zou zijn in de dingen die God betreffen, om de zonden van het volk te verzoenen.
    g. Hebreeën 4 : 15


  2. Wat nuttigheid verkrijgt u door de heilige ontvangenis en geboorte van Christus?
    Dat Hij onze Middelaar is (a), en met zijn onschuld en volkomen heiligheid mijn zonde, waarin ik ontvangen geboren ben, voor Gods aangezicht bedekt (b).
    a. Hebreeën 7 : 26, 27 Want zo'n Hogepriester hadden wij nodig: heilig, onschuldig, onbesmet, afgescheiden van de zondaars en boven de hemelen verheven. Hij heeft het niet nodig, zoals de hogepriesters, elke dag eerst voor zijn eigen zonden slachtoffers te brengen en pas daarna voor die van het volk. Want dat heeft Hij voor eens en altijd gedaan, toen Hij Zichzelf offerde.
    b. 1 Petrus 1 : 18, 19 In de wetenschap dat u niet met vergankelijke dingen, zilver of goud, vrijgekocht bent van uw zinloze levenswandel, die u door de vaderen overgeleverd is, maar met het kostbaar bloed van Christus, als van een smetteloos en onbevlekt Lam.
        1 Petrus 3 : 18 Christus heeft eenmaal voor de zonden geleden, Hij, Die rechtvaardig was, voor onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen. Hij is wel ter dood gebracht in het vlees, maar levend gemaakt door de Geest.
        1 Corinthe 1 : 30, 31 Uit Hem bent u in Christus Jezus, Die voor ons is geworden wijsheid van God en gerechtigheid, heiliging en verlossing, opdat het zal zijn zoals geschreven staat: Wie roemt, laat hij roemen in de Heere.
        Romeinen 8 : 3, 4 Wat voor de wet onmogelijk was, krachteloos als zij was door het vlees, dat heeft God gedaan: Hij heeft Zijn eigen Zoon gezonden in een gedaante gelijk aan het zondige vlees en dat omwille van de zonde, en de zonde veroordeeld in het vlees, opdat de rechtvaardige eis van de wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest.
        Jesaja 53 : 11 Om de moeitevolle inspanning van Zijn ziel zal Hij het zien, Hij zal verzadigd worden. Door de kennis van Hem zal de Rechtvaardige, Mijn Knecht, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen.
        Psalm 32 : 1 Welzalig is hij van wie de overtreding vergeven, van wie de zonde bedekt is.


Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 14:
De vereniging van de twee naturen in Christus is in één Persoon geschied, zodat de éne Christus uit twee naturen bestaat: onvermengd, onveranderlijk, ongedeeld en onafscheidelijk, zoals het in het symbool van Chalcedon uitgedrukt wordt. Deze vereniging heet een personele vereniging, een verborgen, wonderlijke en onverbrekelijke samenvoeging van twee verschillende naturen in één Persoon, terwijl al de wezenlijke eigenschappen der beide naturen behouden en geheel blijven. Om deze vereniging heet Christus –en is Hij ook in der waarheid!–: God en mens.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 15

  1. Wat verstaat u door het woord 'geleden'?
    Dat Hij aan lichaam en ziel, de hele tijd van zijn leven op de aarde, maar inzonderheid aan het eind van zijn leven, de toorn van God tegen de zonde van het hele menselijke geslacht gedragen heeft (a), opdat Hij met zijn lijden , als met het enige zoenoeffer (b), ons lichaam en onze ziel van de eeuwige verdoemenis verloste (c), en ons Gods genade, gerechtigheid en het eeuwige leven verwierf (d).
    a. Jesaja 53 : 4 Voorwaar, onze ziekten heeft Híj op Zich genomen, ons leed heeft Hij gedragen. Wíj hielden Hem echter voor een geplaagde, door God geslagen en verdrukt.
        1 Petrus 2 : 24 Christus die Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout, opdat wij, voor de zonden dood, voor de gerechtigheid zouden leven. Door Zijn striemen bent u genezen.
        1 Petrus 3 : 18 Christus heeft eenmaal voor de zonden geleden, Hij, Die rechtvaardig was, voor onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen. Hij is wel ter dood gebracht in het vlees, maar levend gemaakt door de Geest.
        1 Timotheüs 2 : 6 Christus Jezus heeft Zich gegeven als een losprijs voor allen. Dit is het getuigenis op de door God bestemde tijd.
    b. Jesaja 53 : 10 Het behaagde de HEERE Hem te verbrijzelen, Hij heeft Hem ziek gemaakt. Als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zal Hij nageslacht zien, Hij zal de dagen verlengen; het welbehagen van de HEERE zal door Zijn hand voorspoedig zijn.
        Efeze 5 : 2 Wandel in de liefde, zoals ook Christus ons liefgehad heeft en Zichzelf voor ons heeft overgegeven als een offergave en slachtoffer, tot een aangename geur voor God.
        1 Corinthe 5 : 7 Verwijder dan het oude zuurdeeg, opdat u een nieuw deeg zult zijn. U bent immers ongezuurd, want ook ons Paaslam is voor ons geslacht: Christus.
        1 Johannes 2 : 2 Hij is een verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden van de hele wereld.
        Romeinen 3 : 25 Christus Jezus heeft God openlijk aangewezen als middel tot verzoening, door het geloof in Zijn bloed. Dit was om Zijn rechtvaardigheid te bewijzen vanwege het voorbij laten gaan van de zonden die eertijds hadden plaatsgevonden onder de verdraagzaamheid van God.
        Hebreeën 9 : 28 Zo zal ook Christus, Die eenmaal geofferd is om de zonden van velen weg te dragen, voor de tweede keer zonder zonde gezien worden door hen die Hem verwachten tot zaligheid.
        Hebreeën 10 : 14 Met één offer heeft Hij hen die geheiligd worden, tot in eeuwigheid volmaakt.
    c. Galaten 3 : 13 Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek van de wet door voor ons een vloek te worden, want er staat geschreven: Vervloekt is ieder die aan een hout hangt.
        Colossenzen 1 : 13 God, de Vader heeft ons getrokken uit de macht van de duisternis en overgezet in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde.
        Hebreeën 9 : 12 Christus, de Hogepriester is niet door bloed van bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed voor eens en altijd binnengegaan in het heiligdom en heeft daardoor een eeuwige verlossing teweeggebracht.
        1 Petrus 1 : 18, 19 In de wetenschap dat u niet met vergankelijke dingen, zilver of goud, vrijgekocht bent van uw zinloze levenswandel, die u door de vaderen overgeleverd is, maar met het kostbaar bloed van Christus, als van een smetteloos en onbevlekt Lam.
    d. Romeinen 3 : 25 Christus Jezus heeft God openlijk aangewezen als middel tot verzoening, door het geloof in Zijn bloed. Dit was om Zijn rechtvaardigheid te bewijzen vanwege het voorbij laten gaan van de zonden die eertijds hadden plaatsgevonden onder de verdraagzaamheid van God.
        2 Corinthe 5 : 21 Want Hem Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem.
        Johannes 3 : 16 Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.
        Johannes 6 : 51 "Ik ben het levende brood, dat uit de hemel neergedaald is; als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. En het brood dat Ik geven zal, is Mijn vlees, dat Ik geven zal voor het leven van de wereld".
        Hebreeën 9 : 15 Hij is de Middelaar van het nieuwe verbond, opdat, nu de dood heeft plaatsgevonden tot verzoening van de overtredingen die er onder het eerste verbond waren, de geroepenen de belofte van de eeuwige erfenis ontvangen.
        Hebreeën 10 : 19 Omdat wij nu, broeders, vrijmoedigheid hebben om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus.


  2. Waarom heeft Hij 'onder de rechter Pontius Pilatus' geleden?
    Opdat Hij, onschuldig onder de wereldse rechter veroordeeld zijnde (a), ons daarmee van het strenge oordeel van God, dat over ons ons zou gaan, bevrijdde (b).
    a. Johannes 18 : 38 Pilatus zei tegen Hem: Wat is waarheid? En nadat hij dat gezegd had, ging hij opnieuw naar buiten naar de Joden, en zei tegen hen: Ik vind geen schuld in Hem.
        Mattheüs 27 : 24 Toen Pilatus zag dat hij niets bereikte, maar dat er veeleer opschudding ontstond, nam hij water, waste zijn handen voor de ogen van de menigte en zei: Ik ben onschuldig aan het bloed van deze Rechtvaardige. U moet maar zien.
        Lucas 23 : 14, 15 U hebt deze Mens naar mij toe gebracht als Iemand Die het volk afvallig maakt. En zie, ik heb Hem in uw aanwezigheid ondervraagd, maar ik heb in deze Mens niets gevonden dat Hem schuldig maakt aan die dingen waarvan u Hem beschuldigt. Ja, ook Herodes niet, want ik heb u naar hem toe gestuurd en zie, er is door Hem niets gedaan wat de dood verdient.
        Johannes 19 : 4 Pilatus dan kwam weer naar buiten en zei tegen hen: Zie, ik breng Hem tot u naar buiten, opdat u weet dat ik geen schuld in Hem vind.
    b. Psalm 69 : 5 Wie mij zonder reden haten, zijn talrijker dan de haren van mijn hoofd; wie mij willen ombrengen en om valse redenen mijn vijand zijn, zijn machtig geworden; wat ik niet geroofd heb, moet ik toch teruggeven.
        Jesaja 53 : 4, 5 Voorwaar, onze ziekten heeft Híj op Zich genomen, ons leed heeft Hij gedragen. Wíj hielden Hem echter voor een geplaagde, door God geslagen en verdrukt. Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen.
        2 Corinthe 5 : 21 Want Hem Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem.
        Galaten 3 : 13 Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek van de wet door voor ons een vloek te worden, want er staat geschreven: Vervloekt is ieder die aan een hout hangt.


  3. Heeft dat iets meer in, dat Hij 'gekruisigd' is geweest, dan of Hij met een andere dood gestorven was?
    Ja, want daardoor ben ik zeker, dat Hij de vervloeking die op mij lag, op zich geladen heeft (a); omdat de dood van het kruis van God vervloekt was (b).
    a. Galaten 3 : 13 Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek van de wet door voor ons een vloek te worden, want er staat geschreven: Vervloekt is ieder die aan een hout hangt.
    b. Deuteronomium 21 : 23 ... dan mag zijn dode lichaam niet aan de paal overnachten, maar moet u hem beslist diezelfde dag nog begraven. Een gehangene is namelijk door God vervloekt. U mag uw land, dat de HEERE, uw God, u als erfelijk bezit geeft, niet onrein maken.


Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 15:
De weldaden zijn hetgeen door Christus’ ambt verkregen is. Het ambt is de verkrijging en de schenking van die weldaden. In de geloofsartikelen gaat men van de ontvangenis en de geboorte dadelijk over op het lijden en de dood van Christus. Niet alsof er in het leven van Christus niets opmerkenswaardig zou zijn, daar Hij daarin toch de blijken gaf van Zijn vernedering en van Zijn gehoorzaamheid aan God Zijn Vader. Maar eerst omdat in deze korte geloofssom niets aangeroerd wordt dan hetgeen in eigenlijke zin onze verlossing betreft, en dat onze algehele zaligheid in het lijden en in de dood van Christus gelegen is. En vervolgens omdat Zijn hele leven niet anders dan een voortdurend lijden geweest is.
Intussen worden ook vele zeer nuttige dingen afgeleid uit de geschiedenis van Zijn levensloop, zoals de evangelisten die beschreven hebben. Want deze geschiedenis wijst uit dat alle voorzeggingen van de profeten in deze Christus samenkomen en vervuld worden. Daarmee wordt bevestigd dat deze Persoon de Middelaar is. Zij onderwijst ons ook inzake Zijn vernedering en gehoorzaamheid, die Hij aan de Vader voor ons bewezen heeft.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 16

  1. Waarom heeft Christus zich tot "in de dood" moeten vernederen?
    Daarom dat vanwege de gerechtigheid en waarheid van God (a) niet anders voor onze zonden kon betaald worden, dan door de dood van de Zoon van God (b).
    a. Genesis 2 : 17 Van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan mag u niet eten, want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven.
    b. Romeinen 8 : 3, 4 Wat voor de wet onmogelijk was, krachteloos als zij was door het vlees, dat heeft God gedaan: Hij heeft Zijn eigen Zoon gezonden in een gedaante gelijk aan het zondige vlees en dat omwille van de zonde, en de zonde veroordeeld in het vlees, opdat de rechtvaardige eis van de wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest.
        Hebreeën 2 : 14, 15 Omdat nu die kinderen van vlees en bloed zijn, heeft Hij eveneens daaraan deel gehad om door de dood hem die de macht over de dood had – dat is de duivel – teniet te doen, en allen te verlossen die door angst voor de dood gedurende heel hun leven aan slavernij onderworpen waren.


  2. Waarom is Christus "begraven" geworden?
    Om daarmee te betuigen, dat Hij werkelijk gestorven was (a).
    a. Handelingen 13 : 29 Toen zij alles volbracht hadden wat er over Hem geschreven was, namen zij Hem van het hout af en legden Hem in het graf.
        Mattheüs 27 : 59, 60 Jozef nam het lichaam in ontvangst, wikkelde het in zuiver fijn linnen, en legde het in zijn nieuwe graf, dat hij in de rots uitgehakt had; en nadat hij een grote steen voor de ingang van het graf gewenteld had, ging hij weg.
        Lucas 23 : 53 Toen Jozef van Arimathea het van het kruis het lichaam van Jezus afgenomen had, wikkelde hij het in fijn linnen en legde het in een graf dat in een rots uitgehouwen was, waarin nog nooit iemand gelegd was.
        Johannes 19 : 38 Nicodemus (die eerst 's nachts naar Jezus toe gekomen was) kwam ook en bracht een mengsel van mirre en aloë mee, ongeveer honderd pond.


  3. Zo dan Christus voor ons gestorven is, hoe komt het, dat wij ook moeten sterven?
    Onze dood is geen betaling voor onze zonden (a), maar alleen een afsterven van de zonden en een doorgang tot het eeuwige leven (b).
    a. Markus 8 : 37 Wat zal een mens geven als losprijs voor zijn ziel?
        Psalm 49 : 8 Niemand van hen kan zijn broeder metterdaad verlossen, hij kan God zijn losgeld niet geven.

    b. Filippenzen 1 : 23 Ik word door deze twee gedrongen: ik heb de begeerte om heen te gaan en bij Christus te zijn, want dat is verreweg het beste.
        Johannes 5 : 24 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie Mijn woord hoort en Hem gelooft Die Mij gezonden heeft, die heeft eeuwig leven en komt niet in de verdoemenis, maar is uit de dood overgegaan in het leven.
        Romeinen 7 : 24 Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?


  4. Wat verkrijgen wij meer voor nuttigheid uit de offerande en de dood van Christus aan het kruis?
    Dat door zijn kracht onze oude mens met Hem gekruisigd, gedood en begraven wordt (a), opdat de boze lusten van het vlees in ons niet meer regeren (b), maar dat wij onszelf Hem tot een offerande der dankbaarheid opofferen (c).
    a. Romeinen 6 : 6 Dit weten wij toch, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam van de zonde tenietgedaan zou worden en wij niet meer als slaaf de zonde zouden dienen.
    b. Romeinen 6 : 6 Dit weten wij toch, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam van de zonde tenietgedaan zou worden en wij niet meer als slaaf de zonde zouden dienen.
        Romeinen 6 : 12 Laat de zonde dan niet in uw sterfelijk lichaam regeren om aan de begeerten daarvan te gehoorzamen.

    c. Romeinen 12 : 1 Ik roep u er dan toe op, broeders, door de ontfermingen van God, om uw lichamen aan God te wijden als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk: dat is uw redelijke godsdienst.

  5. Waarom volgt daar : "Nedergedaald ter helle"?
    Opdat ik in mijn hoogste aanvechtingen verzekerd zij en mij ganselijk vertrooste, dat mijn Heere Jezus Christus door zijn onuitsprekelijke benauwdheid, smarten, verschrikking en helse kwelling, in welke Hij in zijn hele lijden (a),
    maar inzonderheid aan het kruis gezonken was, mij van de helse benauwdheid en pijn heeft verlost (b).

    a. Psalm 18 : 5, 6 Banden van de dood hadden mij omvangen, beken van verderf joegen mij angst aan. Banden van het graf omringden mij, valstrikken van de dood bedreigden mij.
        Psalm 116 : 3 Banden van de dood hadden mij omvangen, angsten van het graf hadden mij getroffen, ik ondervond benauwdheid en verdriet.
        Mattheüs 26 : 38 Toen zei Hij tegen hen: Mijn ziel is zeer bedroefd, tot de dood toe; blijf hier en waak met Mij.
        Mattheüs 27 : 46 Ongeveer op het negende uur riep Jezus met een luide stem: Eli, Eli, lama sabachtani? Dat betekent: Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?
        Hebreeën 5 : 7 In de dagen dat Hij op aarde was, heeft Hij met luid geroep en onder tranen gebeden en smeekbeden geofferd aan Hem Die Hem uit de dood kon verlossen. En Hij is uit de angst verhoord.

    b. Jesaja 53: 5 5 Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen.

Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 16:
God maakt dat Hij om Christus’ dood onze zonden vergeeft, de Heilige Geest schenkt en in ons Zijn beeld weer herstelt. „Veel meer dan, zijnde nu gerechtvaardigd door Zijn bloed, zullen wij door Hem behouden worden van de toorn. Want indien wij vijanden zijnde, met God verzoend zijn door de dood Zijns Zoons, veel meer zullen wij verzoend zijnde, behouden worden door Zijn Leven.” Christus’ dood doet dit ook, als een oorzaak waardoor wij bewogen en aangedreven worden om de weldaad van de vergeving der zonden door het geloof ons toe te eigenen en een Gode welbehaaglijk leven der dankbaarheid te leiden. Want aangezien wij geloven dat Christus door Zijn dood voor ons de rechtvaardigheid en de Heilige Geest verkregen heeft, kunnen wij niet anders dan Hem dankbaar zijn en ons beijveren om zo te leven, dat wij Hem eren; hetgeen geschiedt door een nieuw leven. De overdenking en toe-eigening van Christus’ dood laat niet toe dat wij ondankbaar zouden zijn, maar ze spoort ons aan om Hem ook van onze kant lief te hebben.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 17

  1. Wat nut ons "de opstanding van Christus"?
    Ten eerste heeft Hij door zijn opstanding de dood overwonnen, opdat Hij ons door de gerechtigheid, die Hij door zijn dood ons verworven had, kon deelachtig maken (a).
    Ten tweede worden ook wij door zijn kracht opgewekt tot een nieuw leven (b).
    Ten derde is ons de opstanding van Christus een zeker pand van onze zalige opstanding (c).

    a. Romeinen 4 : 25 Die om onze overtredingen is overgeleverd, en opgewekt om onze rechtvaardiging.
        1 Petrus 1 : 3 Geprezen zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons, overeenkomstig Zijn grote barmhartigheid, opnieuw geboren deed worden tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden,
        1 Corinthe 15 : 16 Immers, als de doden niet opgewekt worden, is ook Christus niet opgewekt.

    b. Romeinen 6 : 4 Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat evenals Christus uit de doden is opgewekt tot de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij in een nieuw leven zouden wandelen.
        Colossenzen 3 : 1 Als u nu met Christus opgewekt bent, zoek dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, Die aan de rechterhand van God zit.
        Colossenzen 3 : 3 Want u bent gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God.
        Efeze 2 : 5, 6 Ook toen wij dood waren door de overtredingen, met Christus levend gemaakt – uit genade bent u zalig geworden – en heeft ons met Hem opgewekt en met Hem in de hemelse gewesten gezet in Christus Jezus,

    c. 1 Corinthe 15 : 20, 21 Maar nu, Christus ís opgewekt uit de doden en is de Eersteling geworden van hen die ontslapen zijn. Want omdat de dood er is door een mens, is ook de opstanding van de doden er door een Mens.

Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 17:
Aan Christus behoort deze heerlijke vrucht der opstanding, dat Hij daardoor bewezen is de eniggeboren en natuurlijke Zoon van God te zijn, zoals de apostel getuigt in Rom. 1:4 en Hand. 13:33. In die laatste tekst zegt hij dat door de opstanding de profetie vervuld is (Psalm 2): „Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd.” Zo is dus Christus’ opstanding een vast bewijs van Zijn godheid, omdat Hij niet door de kracht van een ander, maar door die van Zichzelf het menselijk vlees uit de dood levend gemaakt heeft. Bovendien is ook Zijn menselijke natuur met hemelse gaven, onsterfelijkheid en heerlijkheid versierd, zoals die gaven de Persoon van Gods Zoon, het Hoofd, de Gebieder en Koning der gemeente betaamden. Jesaja 53:8 en 10: „Hij is uit de angst en uit het gericht weggenomen; en wie zal Zijn leeftijd uitspreken?” „Als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad zien.” Efeze 1:19-22: God heeft Zijn macht „gewrocht in Christus, als Hij Hem uit de doden heeft opgewekt en heeft Hem gezet tot Zijn rechterhand in den hemel…”

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 18

  1. Wat verstaat u daarmee : "Opgevaren ten hemel"?
    Dat Christus voor de ogen van zijn jongeren van de aarde ten hemel is opgeheven (a), en dat Hij ons ten goede daar is (b), totdat Hij wederkomt, om te oordelen de levenden en de doden (c).
    a. Handelingen 1 : 9 En nadat Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen terwijl zij het zagen, en een wolk onttrok Hem aan hun ogen.
        Marcus 16 : 19 De Heere dan is, nadat Hij tot hen gesproken had, opgenomen in de hemel en heeft Zich gezet aan de rechterhand van God.
        Lucas 24 : 51 Het geschiedde, terwijl Hij hen zegende, dat Hij Zich van hen verwijderde. En Hij werd opgenomen in de hemel.

    b. Hebreeën 9 : 24 Want dan had Hij vanaf de grondlegging van de wereld dikwijls moeten lijden. Maar nu is Hij bij de voleinding van de eeuwen eenmaal geopenbaard om de zonde teniet te doen door het offer van Zichzelf.
        Hebreeën 4 : 14 Nu wij dan een grote Hogepriester hebben, Die de hemelen is doorgegaan, namelijk Jezus, de Zoon van God, laten wij aan deze belijdenis vasthouden.
        Romeinen 8 : 34 Wie is het die verdoemt? Christus is het Die gestorven is, ja wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook aan de rechterhand van God is, Die ook voor ons pleit.
        Colossenzen 3 : 1 1 Als u nu met Christus opgewekt bent, zoek dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, Die aan de rechterhand van God zit.

    c. Handelingen 1 : 11 Twee mannen stonden bij hen in witte kleding zeiden: Galilese mannen, waarom staat u omhoog te kijken naar de hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze terugkomen als u Hem naar de hemel hebt zien gaan.
        Mattheüs 24 : 30 Dan zal aan de hemel het teken van de Zoon des mensen verschijnen; en dan zullen al de stammen van de aarde rouw bedrijven en zij zullen de Zoon des mensen zien, als Hij op de wolken van de hemel komt met grote kracht en heerlijkheid.


  2. Is dan Christus niet bij ons tot aan het einde van de wereld, gelijk Hij ons heeft beloofd (a)?
    Christus is waarachtig mens en waarachtig God. Naar zijn menselijke natuur is Hij niet meer op aarde (b); maar naar zijn Godheid, majesteit, genade en Geest wijkt Hij nimmermeer van ons (c).
    a. Mattheüs 28 : 20 En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld. Amen.
    b. Hebreeën 8 : 4 Want als Christus de Hogepriester op aarde zou zijn, zou Hij niet eens priester zijn, omdat er hier priesters zijn, die volgens de wet gaven offeren.
        Mattheüs 26 : 11 De armen hebt u immers altijd bij u, maar Mij hebt u niet altijd.
        Johannes 16 : 28 Ik ben van de Vader uitgegaan en ben in de wereld gekomen; Ik verlaat de wereld weer en ga heen naar de Vader.
        Johannes 17 : 11 Ik ben niet meer in de wereld, maar dezen zijn in de wereld, en Ik kom naar U toe. Heilige Vader, bewaar hen die U Mij gegeven hebt in Uw Naam, opdat zij één zullen zijn zoals Wij.
        Handelingen 3 : 21 Hem moet de hemel ontvangen tot de tijden waarin alle dingen worden hersteld, waarover God gesproken heeft bij monde van al Zijn heilige profeten door de eeuwen heen.

    c. Johannes 14 : 18 Ik zal u niet als wezen achterlaten; Ik kom weer naar u toe.
        Mattheüs 28 : 20 En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld. Amen.


  3. Maar zo de mensheid niet overal is waar de Godheid is, worden dan de twee naturen in Christus niet van elkaar gescheiden?
    Helemaal niet; want omdat de Godheid door niets kan ingesloten worden en overal tegenwoordig is (a), zo moet volgen, dat zij wel buiten haar aangenomen mensheid is en persoonlijk met haar verenigd blijft.
    a. Jeremia 23 : 24 Zou iemand zich op verborgen plaatsen kunnen verbergen en zou Ík hem niet zien? spreekt de HEERE. Vervul Ik niet de hemel en de aarde? spreekt de HEERE.
        Handelingen 7 : 49 De hemel is voor Mij een troon en de aarde een voetbank voor Mijn voeten. Wat voor huis zult u dan voor Mij bouwen, zegt de Heere, of wat is de plaats van Mijn rust?

    b. Colossenzen 2 : 9 Want in Hem woont heel de volheid van de Godheid lichamelijk.
        Johannes 3 : 13 Niemand is opgevaren naar de hemel dan Hij Die uit de hemel neergedaald is, namelijk de Zoon des mensen, Die in de hemel is.
        Johannes 11 : 15 Ik ben blij voor u dat Ik daar niet was, opdat u gelooft; maar laten wij naar hem toe gaan.
        Mattheüs 28 : 6 Hij is hier niet, want Hij is opgewekt, zoals Hij gezegd heeft. Kom, zie de plaats waar de Heere gelegen heeft.


  4. Wat nut ons de hemelvaart van Christus?
    Ten eerste, dat Hij in de hemel voor het aangezicht van zijn Vader onze Voorspreker is (a). Ten tweede, dat wij ons vlees in de hemel tot een zeker pand hebben, dat Hij, als het Hoofd, ons, zijn lidmaten, ook tot zich zal nemen (b). Ten derde, dat Hij ons zijn Geest tot een onderpand zendt (c), door wiens kracht wij zoeken dat daarboven is, zittende ter rechterhand van God, en niet dat op de aarde is (d).
    a. 1 Johannes 2 : 1 Mijn lieve kinderen, ik schrijf u deze dingen, opdat u niet zondigt. En als iemand gezondigd heeft: wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige.
        Romeinen 8 : 34 Wie is het die verdoemt? Christus is het Die gestorven is, ja wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook aan de rechterhand van God is, Die ook voor ons pleit.

    b. Johannes 14 : 2 In het huis van Mijn Vader zijn veel woningen; als dat niet zo was, zou Ik het u gezegd hebben. Ik ga heen om een plaats voor u gereed te maken.
        Johannes 17 : 24 Vader, Ik wil dat waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn die U Mij gegeven hebt, opdat zij Mijn heerlijkheid zien, die U Mij gegeven hebt, omdat U Mij hebt liefgehad vóór de grondlegging van de wereld.
        Johannes 20 : 17 Jezus zei tegen haar: Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar Mijn Vader, maar ga naar Mijn broeders en zeg tegen hen: Ik vaar op naar Mijn Vader en uw Vader, en naar Mijn God en uw God.
        Efeze 2 : 6 God heeft ons met Hem opgewekt en met Hem in de hemelse gewesten gezet in Christus Jezus.

    c. Johannes 14 : 16 Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijft tot in eeuwigheid.
        Johannes 16 : 7 Maar Ik zeg u de waarheid: Het is nuttig voor u dat Ik wegga, want als Ik niet wegga, zal de Trooster niet naar u toe komen; maar als Ik heenga, zal Ik Hem naar u toe zenden.
        Handelingen 2 : 33 David zei over de opstanding van Christus dat Zijn ziel niet is verlaten in het graf en dat Zijn vlees geen ontbinding heeft gezien.
        2 Corinthe 1 : 22 God die ons ook verzegeld heeft en het onderpand van de Geest in onze harten gegeven heeft.
        2 Corinthe 5 : 5 Hij nu Die ons hiervoor heeft toegerust, is God, Die ons ook het onderpand van de Geest gegeven heeft.

    d. Colossenzen 3 : 1 Als u nu met Christus opgewekt bent, zoek dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, Die aan de rechterhand van God zit.

Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 18:
Jezus is opgevaren om onzentwil, opdat Hij –verheerlijkt zijnde– voor ons in de hemel bij de Vader zou bidden: „Die ook ter rechterhand Gods is, Die ook voor ons bidt” (Romeinen 8:34). Maar deze voorbidding van Christus dient men niet kinderlijk of menselijk te verstaan als ware het een ootmoedig bidden tegenover een wrede en onverbiddelijke Vader, maar van de eeuwige kracht en waardigheid van Christus’ offerande, eenmaal geschied; en van Zijn standvastige goedwilligheid, dat de Vader alle gelovigen om deze offerande in genade aanneemt; en ten slotte van des Vaders toestemming, daar Hij de wil van de Zoon goedkeurde en Zijn voldoening voor onze zonden ontving, en door en om de Zoon ons weer in genade aannam. Dus is Christus’ voorbidding niets anders dan een voortdurend verschijnen van de verheerlijkte Middelaar voor het aangezicht van God de Vader, waar Hij Zijn lichaam toont, dat in de dood overgeleverd werd, waar Hij tevens op de waardij van Zijn offer wijst. Daarbij begeert Hij standvastig dat de Vader Zijn genoegdoening aanneemt en alle uitverkorenen door en om Hem rechtvaardig maken en verheerlijken zal.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 19

  1. Waarom wordt daarbij gezet: "Zittende ter rechterhand Gods"?
    Omdat Christus daarom ten hemel gevaren is, opdat Hij zichzelf daar bewijze als het Hoofd van zijn Christelijke Kerk (a), door wie de Vader alle ding regeert (b).
    a. Efeze 1 : 20 t/m 23 De allesovertreffende grootheid van Zijn kracht die Hij gewerkt heeft in Christus, toen Hij Hem uit de doden opwekte en aan Zijn rechterhand zette in de hemelse gewesten, ver boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de komende. En Hij heeft alle dingen aan Zijn voeten onderworpen en heeft Hem als hoofd over alle dingen gegeven aan de gemeente, die Zijn lichaam is en de vervulling van Hem Die alles in allen vervult.
        Colossenzen 1 : 18 Hij is het hoofd van het lichaam, namelijk van de gemeente, Hij, Die het begin is, de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in allen de Eerste zou zijn.

    b. Mattheüs 28 : 18 Jezus kwam naar hen toe, sprak met hen en zei: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.
        Johannes 5 : 22 De Vader oordeelt niemand, maar heeft heel het oordeel aan de Zoon gegeven.


  2. Wat nut brengt ons deze heerlijkheid van ons Hoofd Christus?
    Ten eerste dat Hij door zijn Heilige Geest in ons, zijn lidmaten, de hemelse gaven uitgiet (a). Daarna, dat Hij ons met zijn macht tegen alle vijanden beschut en bewaart (b).
    a. Handelingen 2 : 33 Hij dan, Die door de rechterhand van God verhoogd is en de belofte van de Heilige Geest ontvangen heeft van de Vader, heeft dit uitgestort wat u nu ziet en hoort.
        Efeze 4 : 8 Daarom zegt Hij: Toen Hij opvoer in de hoogte, nam Hij de gevangenis gevangen en gaf Hij gaven aan de mensen.

    b. Psalm 2 : 9 U zult hen verpletteren met een ijzeren scepter, U zult hen in stukken slaan als aardewerk.
        Psalm 110 : 1, 2 De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gemaakt zal hebben tot een voetbank voor Uw voeten. De HEERE strekt Uw machtige scepter uit vanuit Sion en zegt: Heers te midden van Uw vijanden.
        Johannes 10 : 28 Ik geef hun eeuwig leven; en zij zullen beslist niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit Mijn hand rukken.
        Efeze 4 : 8 Daarom zegt Hij: Toen Hij opvoer in de hoogte, nam Hij de gevangenis gevangen en gaf Hij gaven aan de mensen.


  3. Wat troost u de "wederkomst van Christus om te oordelen de levenden en de doden"?
    Dat ik in alle bedroefdheid en vervolging met opgericht hoofd even Dezelfde, di zich tevoren om mijnentwil voor Gods gericht gesteld en al de vloek van mij weggenomen heeft, tot een Rechter uit de hemel verwachte (a), die al zijn en mijn vijanden in de eeuwige verdoemenis werpen (b), maar mij met alle uitverkorenen tot zich in de hemelse blijdschap en heerlijkheid nemen zal (c).
    a. Filippenzen 3 : 20 Ons burgerschap is echter in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus.
        Lucas 21 : 28 Wanneer nu deze dingen beginnen te geschieden, kijk dan omhoog en hef uw hoofd op, omdat uw verlossing nabij is.
        Romeinen 8 : 23 Wij, die de eerstelingen van de Geest hebben, ook wij zelf zuchten in onszelf, in de verwachting van de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing van ons lichaam.
        Titus 2 : 13 Wij verwachten de zalige hoop en verschijning van de heerlijkheid van de grote God en onze Zaligmaker, Jezus Christus.
        1 Thessalonicenzen 4 : 16 De Heere Zelf zal met een geroep, met de stem van een aartsengel en met een bazuin van God neerdalen uit de hemel. En de doden die in Christus zijn, zullen eerst opstaan.
    b. Mattheüs 25 : 41 Dan zal Hij ook zeggen tegen hen die aan de linkerhand zijn: Ga weg van Mij, vervloekten, in het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bestemd is.
        2 Thessalonicenzen 1 : 6 Het is rechtvaardig van God verdrukking te vergelden aan hen die u verdrukken.
    c. Mattheüs 25 : 34 Dan zal de Koning zeggen tegen hen die aan Zijn rechterhand zijn: Kom, gezegenden van Mijn Vader, beërf het Koninkrijk dat voor u bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld.
        2 Thessalonicenzen 1 : 7 Aan u die verdrukt wordt, samen met ons verlichting te geven bij de openbaring van de Heere Jezus vanuit de hemel met de engelen van Zijn kracht,.


Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 19:
Christus zal werkelijk, zichtbaar en plaatselijk komen, maar niet in schijn; en Hij zal de hoogste plaats verlaten en in de laagste neerkomen (Handelingen 1:11): „Hij zal alzo komen, gelijkerwijs gij Hem naar den hemel hebt zien heenvaren.” Zij zullen de „Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels” (Mattheüs 24:30) en zullen bekennen dat Hij God is, op grond van Zijn uiterlijke Majesteit. „En zij zullen Mij aanschouwen, Dien zij doorstoken hebben” (Zacharia 12:10). Voorts zal Hij niet nederig komen, zoals tevoren; maar voorzien van Goddelijke heerlijkheid en majesteit, en vergezeld van vele duizenden engelen (Daniel 7:10); met een geroep en bazuin van de archangel, ten einde de doden op te wekken, de schapen van de bokken te scheiden, de Godzaligen te verlossen en de goddelozen te werpen in de eeuwige straffen. Mattheüs 16:27: „Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid van Zijn Vader, met zijn Engelen.” Hij zal het hemelse gezelschap niet uit nood, maar krachtens Zijn vrije wil en gebod gebruiken, opdat Hij Zichzelf verklaart waarachtig God te zijn, en een Heere over alle schepselen.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 20

  1. Wat gelooft u van "de Heilige Geest"?
    Ten eerste dat Hij samen met de Vader en de Zoon waarachtig en eeuwig Gods is (a).
    Ten andere, dat Hij ook mij gegeven is (b), opdat Hij mij door een waar geloof Christus en al zijn weldaden deelachtig make (c), mij trooste (d), en bij mij eeuwig blijve (e).

    a. 1 Johannes 5 : 7 Drie zijn er die getuigen in de hemel: de Vader, het Woord en de Heilige Geest; en deze drie zijn één.
        Genesis 1 : 2 De aarde was woest en leeg, en duisternis lag over de watervloed; en de Geest van God zweefde boven het water.
        Jesaja 48 : 16 Kom nader tot mij, hoor dit: Ik heb vanaf het begin niet in het verborgene gesproken; vanaf de tijd dat het geschied is, ben ik daar. En nu, de Heere HEERE heeft mij gezonden, en Zijn Geest.
        1 Corinthe 3 : 16 Weet u niet dat u Gods tempel bent en dat de Geest van God in u woont?
        1 Corinthe 6 : 19 Of weet u niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, Die in u is en Die u van God hebt ontvangen, en dat u niet van uzelf bent?
        Handelingen 5 : 3 en 4 Petrus zei: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld, zodat u gelogen hebt tegen de Heilige Geest en een deel achtergehouden hebt van de opbrengst van het stuk grond? Als het onverkocht gebleven was, bleef het dan niet van u, en toen het verkocht was, bleef de opbrengst dan niet tot uw beschikking? Waarom toch hebt u deze daad in uw hart voorgenomen? U hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God.
    b. Galaten 4 : 6 Nu, omdat u kinderen bent, heeft God de Geest van Zijn Zoon uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader!
        Mattheüs 28 : 19, 20 Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen. En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld. Amen.
        2 Corinthe 1 : 22 God, Die ons ook verzegeld heeft en het onderpand van de Geest in onze harten gegeven heeft.
        Efeze 1 : 13 In Hem bent ook u, nadat u het Woord van de waarheid, namelijk het Evangelie van uw zaligheid, gehoord hebt; in Hem bent u ook, toen u tot geloof kwam, verzegeld met de Heilige Geest van de belofte.
    c. Galaten 3 : 14 Opdat de zegen van Abraham in Christus Jezus tot de heidenen zou komen, en opdat wij de belofte van de Geest zouden ontvangen door het geloof.
        1 Petrus 1 : 2 Petrus, uitverkoren overeenkomstig de voorkennis van God de Vader, door de heiliging van de Geest, tot gehoorzaamheid en besprenkeling met het bloed van Jezus Christus: moge genade en vrede voor u vermeerderd worden.
        1 Corinthe 6 : 17 Wie zich echter met de Heere verenigt, is één geest met Hem.
    d. Johannes 15 : 26 Wanneer de Trooster is gekomen, Die Ik u zenden zal van de Vader, de Geest van de waarheid, Die van de Vader uitgaat, zal Die van Mij getuigen.
        Handelingen 9 : 31 De gemeenten in heel Judea, Galilea en Samaria hadden vrede en werden opgebouwd; en zij wandelden in de vreze des Heeren en de vertroosting door de Heilige Geest en namen in aantal toe.
    e. Johannes 14 : 16 Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijft tot in eeuwigheid.
        1 Petrus 4 : 14 Als u smaad wordt aangedaan om de Naam van Christus, dan bent u zalig, want de Geest van de heerlijkheid en van God rust op u. Wat hen betreft wordt Hij wel gelasterd, maar wat u betreft wordt Hij verheerlijkt.


Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 20:
De Heilige Geest wordt gegeven aan hen aan wie Hij Zijn gaven meedeelt en die Hem belijden. Aangezien nu die gaven verschillend zijn, daarom wordt Hij ook op verschillende manieren gegeven: aan de een op deze en aan de ander op die manier. Want de een ontvangt andere gaven als de ander. Hij wordt aan de gehele geroepen gemeente gegeven, zowel aan de uitverkorenen als aan de huichelaars, de eerstgenoemde op deze, en aan de anderen op weer een andere manier. Want aan de uitverkorenen worden niet slechts de algemene gaven gegeven, zoals de kennis der talen, het verrichten van wonderen, profeteren en de gaven die tot een ieders roeping nodig zijn, maar ook de zaligmakende gaven, zoals het geloof, de wedergeboorte en de aanneming tot kinderen, welke de wereld niet ontvangen kan (Johannes 14:17). Want behalve het feit dat de Heilige Geest in hen het licht en de kennis der goddelijke waarheid ontsteekt, wederbaart Hij hen ook, en begiftigt hen met een waarachtig geloof en bekering. Maar aan de huichelaars worden slechts enkele algemene gaven gegeven, die soms ook wel uitnemend zijn, waarop zij zich dan beroemen.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 21

  1. Wat gelooft u van de "heilige algemene Christelijke Kerk"?
    Dat de Zoon van God (a) uit het hele menselijke geslacht (b) zich een gemeente, tot het eeuwige leven uitverkoren (c), door zijn Geest en Woord (d), in enigheid van het ware geloof (e), van het begin van de wereld tot aan het eind (f),
    vergadert, beschermt en onderhoudt (g); en dat ik daarvan een levend lidmaat ben (h), en eeuwig zal blijven (i).

    a. Efeze 5 : 26 ... opdat Hij haar zou heiligen, door haar te reinigen met het waterbad door het Woord.
        Johannes 10 : 11 Ik ben de goede Herder; de goede herder geeft zijn leven voor de schapen.
        Handelingen 20 : 28 Zie dan toe op uzelf en op heel de kudde, te midden waarvan de Heilige Geest u tot opzieners aangesteld heeft om de gemeente van God te weiden, die Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed.
        Efeze 4 : 11, 12, 13 Hij heeft sommigen gegeven als apostelen, anderen als profeten, weer anderen als evangelisten en nog weer anderen als herders en leraars, om de heiligen toe te rusten tot het werk van dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, totdat wij allen komen tot de eenheid van het geloof en van de kennis van de Zoon van God, tot een volwassen man, tot de maat van de grootte van de volheid van Christus,
    b. Genesis 26 : 4 Ik zal uw nageslacht zo talrijk maken als de sterren aan de hemel en uw nageslacht al deze landen geven. In uw Nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden.
        Openbaringen 5 : 9 Zij zongen een nieuw lied en zeiden: U bent het waard om de boekrol te nemen en zijn zegels te openen, want U bent geslacht en hebt ons voor God gekocht met Uw bloed, uit elke stam, taal, volk en natie.
    c. Romeinen 8 : 29 Want hen die Hij van tevoren gekend heeft, heeft Hij er ook van tevoren toe bestemd om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zou zijn onder vele broeders.
        Efeze 1 : 10-13 ...... om in de bedeling van de volheid van de tijden alles weer in Christus bijeen te brengen, zowel wat in de hemel als wat op de aarde is. In Hem zijn wij ook een erfdeel geworden, wij, die daartoe voorbestemd waren, naar het voornemen van Hem Die alle dingen werkt overeenkomstig de raad van Zijn wil, opdat wij tot lof van Zijn heerlijkheid zouden zijn, wij, die al eerder onze hoop op Christus gevestigd hadden. In Hem bent ook u, nadat u het Woord van de waarheid, namelijk het Evangelie van uw zaligheid, gehoord hebt; in Hem bent u ook, toen u tot geloof kwam, verzegeld met de Heilige Geest van de belofte,
    d. Jesaja 59 : 21 Wat Mij betreft, dit is Mijn verbond met hen, zegt de HEERE: Mijn Geest, Die op U is, en Mijn woorden die Ik U in de mond gelegd heb, zullen uit Uw mond niet wijken, ook niet uit de mond van Uw nakomelingen, evenmin uit de mond van de nakomelingen van Uw nakomelingen, zegt de HEERE, van nu aan tot in eeuwigheid.
        Romeinen 1 : 16 Want ik schaam mij niet voor het Evangelie van Christus, want het is een kracht van God tot zaligheid voor ieder die gelooft, eerst voor de Jood, en ook voor de Griek.
        Romeinen 10 : 14-17 Hoe zullen zij dan Hem aanroepen in Wie zij niet geloven? En hoe zullen zij in Hem geloven van Wie zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen zonder iemand die predikt? En hoe zullen zij prediken, als zij niet gezonden worden? Zoals geschreven staat: Hoe lieflijk zijn de voeten van hen die vrede verkondigen, van hen die het goede verkondigen! Maar zij zijn niet allen het Evangelie gehoorzaam geweest. Jesaja zegt namelijk: Heere, wie heeft onze prediking geloofd? Zo is dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door het Woord van God.
        Efeze 5 : 26 ... opdat Hij haar zou heiligen, door haar te reinigen met het waterbad door het Woord.
    e. Handelingen 2 : 42 En zij volhardden in de leer van de apostelen en in de gemeenschap, in het breken van het brood en in de gebeden.
        Efeze 4 : 3-5 u te beijveren om de eenheid van de Geest te bewaren door de band van de vrede: één lichaam en één Geest, zoals u ook geroepen bent tot één hoop van uw roeping, één Heere, één geloof, één doop,
    f. Psalm 71 : 17, 18 O God, U hebt mij onderwezen vanaf mijn jeugd en tot nu toe verkondig ik Uw wonderen. Ja, ook nu de ouderdom en grijsheid gekomen is – verlaat mij niet, o God, totdat ik deze generatie Uw sterke arm verkondigd heb, alle nakomelingen Uw macht.
        Jesaja 59 : 21 Wat Mij betreft, dit is Mijn verbond met hen, zegt de HEERE: Mijn Geest, Die op U is, en Mijn woorden die Ik U in de mond gelegd heb, zullen uit Uw mond niet wijken, ook niet uit de mond van Uw nakomelingen, evenmin uit de mond van de nakomelingen van Uw nakomelingen, zegt de HEERE, van nu aan tot in eeuwigheid.
        1 Corinthe 11 : 26 Want zo dikwijls als u dit brood eet en deze drinkbeker drinkt, verkondig de dood van de Heere, totdat Hij komt.
    g. Mattheüs 16 : 18 En Ik zeg u ook dat u Petrus bent, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen.
        Johannes 10 : 28, 29, 30 En Ik geef hun eeuwig leven; en zij zullen beslist niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit Mijn hand rukken. Mijn Vader, Die hen aan Mij gegeven heeft, is meer dan allen, en niemand kan hen uit de hand van Mijn Vader rukken. Ik en de Vader zijn één.
        Psalm 129 : 1-5 Een pelgrimslied. Zij hebben mij dikwijls benauwd, vanaf mijn jeugd – zeg dat toch, Israël. Zij hebben mij dikwijls benauwd, vanaf mijn jeugd; toch hebben zij mij niet overwonnen. Ploegers hebben mijn rug geploegd, zij hebben hun voren lang gemaakt. De HEERE, Die rechtvaardig is, heeft de touwen van de goddelozen afgehakt. Laat beschaamd worden en terugwijken allen die Sion haten.
    h. 1 Johannes 3 : 14, 19, 20, 21 Wij weten dat wij zijn overgegaan uit de dood in het leven, omdat wij de broeders liefhebben; wie zijn broeder niet liefheeft, blijft in de dood. En hieraan weten wij dat wij uit de waarheid zijn, en zo zullen wij ons hart voor Hem geruststellen. Want als ons hart ons veroordeelt, God is meer dan ons hart, en Hij weet alle dingen. Geliefden! Als ons hart ons niet veroordeelt, hebben wij vrijmoedigheid om tot God te gaan.
        2 Corinthe 13 : 5 Onderzoek uzelf of u in het geloof bent, beproef uzelf. Of weet u niet van uzelf dat Jezus Christus in u is? Of het moet zijn dat u op enigerlei wijze verwerpelijk bent.
        Romeinen 8 : 10 Als Christus echter in u is, dan is het lichaam wel dood vanwege de zonde, maar de geest is leven vanwege de gerechtigheid.
    i. Psalm 23 : 6 Goedheid en goedertierenheid zullen mij volgen al de dagen van mijn leven. Ik zal in het huis van de HEERE blijven tot in lengte van dagen.
        1 Corinthe 1 : 8, 9 God zal u ook bevestigen tot het einde toe, zodat u onberispelijk zult zijn op de dag van onze Heere Jezus Christus. God is getrouw, door Wie u geroepen bent tot de gemeenschap van Zijn Zoon Jezus Christus, onze Heere.
        Johannes 10 : 28 Ik geef hun eeuwig leven; en zij zullen beslist niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit Mijn hand rukken.
        1 Johannes 2 : 19 De antichristen zijn uit ons midden weggegaan, maar zij waren niet uit ons; want als zij uit ons geweest waren, dan zouden zij bij ons gebleven zijn. Maar het moest openbaar worden dat zij niet allen uit ons zijn.
        1 Petrus 1 : 5 U wordt door de kracht van God bewaakt door het geloof tot de zaligheid, die gereedligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd.


  2. Wat verstaat u door "de gemeenschap der heiligen"?
    Ten eerste, dat de gelovigen, allen en een ieder, als lidmaten aan de Heere Christus en al zijn schatten en gaven gemeenschap hebben (a). Ten andere, dat elk zich moet schuldig weten, zijn gaven ten nutte en ter zaligheid van de andere lidmaten gewillig en met vreugde aan te wenden (b).
    a. 1 Johannes 1 : 3 Wat wij gezien en gehoord hebben, verkondigen wij u, opdat ook u gemeenschap met ons hebt; en deze gemeenschap van ons is er ook met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus.
        Romeinen 8 : 32 Hoe zal Hij, Die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard maar voor ons allen overgegeven heeft, ons ook met Hem niet alle dingen schenken?
        1 Corinthe 12 : 12, 13 Want zoals het lichaam één is en veel leden heeft, en al de leden van dit ene lichaam, hoewel het er veel zijn, één lichaam zijn, zo is het ook met Christus. Ook wij allen immers zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt, hetzij dat wij Joden zijn, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen; en wij allen zijn van één Geest doordrenkt.
        1 Corinthe 6 : 17 Wie zich echter met de Heere verenigt, is één geest met Hem.
    b. 1 Corinthe 12 : 21 Het oog kan niet zeggen tegen de hand: Ik heb je niet nodig, of vervolgens het hoofd tegen de voeten: Ik heb jullie niet nodig.
        1 Corinthe 13 : 1 Al zou ik de talen van de mensen en van de engelen spreken, maar ik had de liefde niet, dan zou ik klinkend koper of een schallende cimbaal zijn geworden.
        1 Corinthe 13 : 5 Zij handelt niet ongepast, zij zoekt niet haar eigen belang, zij wordt niet verbitterd, zij denkt geen kwaad,
        Filippenzen 2 : 4, 5, 6, 7, 8 Laat eenieder niet alleen oog hebben voor wat van hemzelf is, maar laat eenieder ook oog hebben voor wat van anderen is. Laat daarom die gezindheid in u zijn die ook in Christus Jezus was, Die, hoewel Hij in de gestalte van God was, het niet als roof beschouwd heeft aan God gelijk te zijn, maar Zichzelf ontledigd heeft door de gestalte van een slaaf aan te nemen en aan de mensen gelijk te worden. En in gedaante als een mens bevonden, heeft Hij Zichzelf vernederd en is gehoorzaam geworden, tot de dood, ja, tot de kruisdood.


  3. Wat gelooft u van de "vergeving van de zonden"?
    Dat God, om des genoegdoens van Christus' wil, al mijn zonden, ook mijn zondige aard, waarmee ik al mijn leven lang te strijden heb (a), nimmermeer wil gedenken, maar mij uit genade de gerechtigheid van Christus schenken (b), opdat ik nimmermeer in het gericht Gods kome (c).
    a. 1 Johannes 2 : 2 Jezus Christus, de Rechtvaardige, is een verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden van de hele wereld.
        1 Johannes 1 : 7 Als wij in het licht wandelen, zoals Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkaar, en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.
        2 Corinthe 5 : 19 God was het namelijk Die in Christus de wereld met Zichzelf verzoende, en aan hen hun overtredingen niet toerekende; en Hij heeft het woord van de verzoening in ons gelegd.
    b. Romeinen 7 : 23/25 In mijn leden zie ik een andere wet, die tegen de wet van mijn verstand strijd voert en mij tot gevangene maakt van de wet van de zonde, die in mijn leden is. Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood? Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere.
        Jeremia 31 : 34 Dan zullen zij niet meer eenieder zijn naaste en eenieder zijn broeder onderwijzen door te zeggen: Ken de HEERE, want zij zullen Mij allen kennen, vanaf hun kleinste tot hun grootste toe, spreekt de HEERE. Want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en aan hun zonde niet meer denken.
        Micha 7 : 19 God zal Zich weer over ons ontfermen, Hij zal onze ongerechtigheden vertrappen, ja, U zult al hun zonden werpen in de diepten van de zee.
        Psalm 103 : 3, 10, 12 Die al uw ongerechtigheid vergeeft, Die al uw ziekten geneest. Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden. Zo ver het oosten is van het westen, zo ver heeft Hij onze overtredingen van ons gedaan.
    c. Johannes 3 : 18 Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar wie niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet geloofd heeft in de Naam van de eniggeboren Zoon van God.
        Johannes 5 : 24 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie Mijn woord hoort en Hem gelooft Die Mij gezonden heeft, die heeft eeuwig leven en komt niet in de verdoemenis, maar is uit de dood overgegaan in het leven.


Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 21:
Dat de zaligheid uitsluitend in de kerk is, en dat er buiten haar niemand zalig wordt, bevestigen de volgende teksten. Jesaja 37:32: „Want van Jeruzalem zal het overblijfsel uitgaan en het ontkomene van den berg Sion.” Ezechiël 13:9: „Zij (namelijk de valse profeten) zullen in de vergadering Mijns volks niet zijn.” Joël 2:32: „En het zal geschieden, al wie den Naam des Heeren zal aanroepen, zal behouden worden.” Dit wordt ook bevestigd door de volgende redenen: buiten de kerk is er geen Zaligmaker, geen geloof, geen belofte der zaligheid, en daarom ook geen zaligheid. „Zonder Mij kunt gij niets doen.” „Die de Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem.” De verkiezing is in de gemeente, en niet buiten haar. Want degenen die God tot het eeuwige leven verkoren heeft, die heeft Hij ook verkoren tot de middelen die bestemd zijn om tot dat doel te komen, dat wil zeggen tot de roeping, tot het geloof en tot boetvaardigheid. Zoals er buiten de ark niemand behouden werd bij de zondvloed, zo is er geen zaligheid buiten Christus.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 22

  1. Wat troost geeft u "de opstanding van het vlees"?
    Dat niet alleen mijn ziel na dit leven van stonde aan tot Christus, haar Hoofd, zal opgenomen worden (a),
    maar dat ook dit mijn vlees, door de kracht van Christus opgewekt zijnde, wederom met mijn ziel verenigd en aan het heerlijk lichaam van Christus gelijkvormig zal worden (b).

    a. Lucas 16 : 22 Het gebeurde nu dat de bedelaar stierf en door de engelen in de schoot van Abraham gedragen werd.
        Lucas 23 : 43 Jezus zei tegen hem: Voorwaar, zeg Ik u, heden zult u met Mij in het paradijs zijn.
        Filippenzen 1 : 21 Want het leven is voor mij Christus en het sterven is voor mij winst.
        Filippenzen 1 : 23 Want ik word door deze twee gedrongen: ik heb de begeerte om heen te gaan en bij Christus te zijn, want dat is verreweg het beste.
    b. Job 19 : 25, 26 Ik weet echter: mijn Verlosser leeft, en Hij zal ten laatste over het stof opstaan. En als zij na mijn huid dit doorknaagd hebben, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen.
        1 Johannes 3 : 2 Geliefden, nu zijn wij kinderen van God, en het is nog niet geopenbaard wat wij zullen zijn. Maar wij weten dat, als Hij geopenbaard zal worden, wij Hem gelijk zullen zijn; want wij zullen Hem zien zoals Hij is.
        Filippenzen 3 : 21 Onze Heere Jezus Christus, Die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het gelijkvormig wordt aan Zijn verheerlijkt lichaam, overeenkomstig de werking waardoor Hij ook alle dingen aan Zichzelf kan onderwerpen.


  2. Wat troost schept u uit het artikel van het "eeuwige leven"?
    Dat, nademaal ik nu het beginsel der eeuwige vreugde in mijn hart gevoel (a),
    ik na dit leven volkomen zaligheid bezitten zal, die geen oog gezien, geen oor gehoord heeft, en in geen mensenhart opgeklommen is en dat, om God daarin eeuwig te prijzen. (b) .

    a. 2 Corinthe 5 : 2, 3 Want in deze tent zuchten wij ook, en verlangen wij er vurig naar met onze woning die uit de hemel is, overkleed te worden, als wij maar bekleed en niet naakt zullen bevonden worden.
    b. 1 Corinthe 2 : 9 Het is zoals geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, dat is wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben.


Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 22:
Dezelfde lichamen die wij nu bezitten, zullen opstaan en weer met hun ziel samengevoegd worden. Want wij geloven dit artikel, niet betreffende een nieuwe schepping, maar een wederopwekking van het vlees: dit vlees, dat wij nu omdragen en dat sterft. Daarom wordt, zoals Cyprianus getuigt, dit artikel in de kerken van Afrika aldus uitgesproken: „Ik geloof een verrijzenis van dit vlees.” Hetzelfde getuigt ook de Heilige Schrift (Job 19:26): „En als zij na mijn huid dit doorknaagd zullen hebben, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen.” In 2 Korinthe 5:10: „Opdat een iegelijk wegdrage hetgeen door het lichaam geschiedt.” En in 1 Korinthe 15:53: „Dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen.” Dit laat zich bewijzen door het woord opstaan of verrijzen; want dit is, volgens Ambrosius, de verrijzenis zoals door de klank van het woord tot uitdrukking gebracht wordt, namelijk dat hetgeen gevallen is, weer verrijst of opstaat en dat hetgeen gestorven is, weer levend wordt. Hij zegt verder: dat is de orde en oorzaak der rechtvaardigheid, dat aangezien het lichaam en de ziel samenwerken, en hetgeen de ziel bedacht heeft, door het lichaam uitgevoerd wordt.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 23

  1. Maar wat baat het u nu, dat u dit alles gelooft?
    Dat ik in Christus voor God rechtvaardig ben en een erfgenaam van het eeuwige leven (a).
    a. Habakuk 2 : 4 Zie, zijn ziel is hoogmoedig, niet oprecht in hem, maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven.
        Romeinen 1 : 17 Want de gerechtigheid van God wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, zoals geschreven is: Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven.
        Johannes 3 : 36 Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven, maar wie de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn van God blijft op hem.


  2. Hoe bent u rechtvaardig voor God?
    Alleen door een waar geloof in Jezus Christus (a);
    alzo dat, al is het, dat mij mijn geweten aanklaagt, dat ik tegen alle geboden van God zwaar gezondigd en geen daarvan gehouden heb (b), en nog steeds tot alle boosheid geneigd ben (c), nochtans God, zonder enige verdienste mijnerzijds (d), uit louter genade (e) mij de volkomen genoegdoening (f) gerechtigheid en heiligheid van Christus (g) schenkt en toerekent (h), evenals had ik nooit zonde gehad nog gedaan, ja, als had ik zelf al de gehoorzaamheid volbracht heeft (i), in zoverre ik zulke weldaad met een gelovig hart aanneem (k).

    a. Romeinen 3 : 21, 22, 24 Maar nu is zonder de wet gerechtigheid van God geopenbaard, waarvan door de wet en de profeten is getuigd: namelijk gerechtigheid van God door het geloof in Jezus Christus, tot allen en over allen die geloven, want er is geen onderscheid. Want allen worden om niet gerechtvaardigd door Zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus.
        Romeinen 5 : 1, 2 Wij, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus. Door Hem hebben wij ook de toegang verkregen door het geloof tot deze genade waarin wij staan, en wij roemen in de hoop op de heerlijkheid van God.
        Galaten 2 : 16 Wij Joden, weten dat een mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken van de wet, maar door het geloof in Jezus Christus. En ook wij zijn in Christus Jezus gaan geloven, opdat wij gerechtvaardigd zouden worden uit het geloof van Christus en niet uit werken van de wet. Immers, uit werken van de wet wordt geen vlees gerechtvaardigd.
        Efeze 2 : 8, 9 Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God; niet uit werken, opdat niemand zou roemen.
        Filippenzen 3 : 9 In Hem gevonden word, niet met mijn rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die door het geloof in Christus is, namelijk de rechtvaardigheid uit God door middel van het geloof.
    b. Romeinen 3 : 9 Zijn wij voortreffelijker? Beslist niet! Wij hebben immers zojuist én Joden én Grieken beschuldigd dat zij allen onder de zonde zijn.
    c. Romeinen 7 : 23 Maar in mijn leden zie ik een andere wet, die tegen de wet van mijn verstand strijd voert en mij tot gevangene maakt van de wet van de zonde, die in mijn leden is.
    d. Titus 3 : 5 Onze Zaligmaker maakte Hij ons zalig, niet op grond van de werken van rechtvaardigheid die wij gedaan zouden hebben, maar vanwege Zijn barmhartigheid, door het bad van de wedergeboorte en de vernieuwing door de Heilige Geest.
        Deuteronomium 9 : 6 U moet weten dat het niet vanwege uw gerechtigheid is dat de HEERE, uw God, u dit goede land geeft om het in bezit te nemen, want u bent een halsstarrig volk.
        Ezechiël 36 : 22 Zeg tegen het huis van Israël: Zo zegt de Heere HEERE: Ik doe het niet om u, huis van Israël, maar om Mijn heilige Naam, die u ontheiligd hebt onder de heidenvolken waarheen u gegaan bent.
    e. Romeinen 3 : 24 Allen worden om niet gerechtvaardigd door Zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus.
        Efeze 2 : 8 Uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God.
    f. 1 Johannes 2 : 2 Jezus Christus, de Rechtvaardige. is een verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden van de hele wereld.
    g. 1 Johannes 2 : 1 Mijn lieve kinderen, ik schrijf u deze dingen, opdat u niet zondigt. En als iemand gezondigd heeft: wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige.
    h. Romeinen 4 : 4 Aan hem nu die werkt, wordt het loon niet toegerekend naar genade, maar naar wat men hem verschuldigd is.
        2 Corinthe 5 : 19
    i. 2 Corinthe 5 : 21 Hem Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem.
    k. Romeinen 3 : 22 Gerechtigheid van God door het geloof in Jezus Christus, tot allen en over allen die geloven, want er is geen onderscheid.
        Johannes 3 : 18 Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar wie niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet geloofd heeft in de Naam van de eniggeboren Zoon van God.


  3. Waarom zegt u, dat u alleen door het geloof rechtvaardig bent?
    Niet dat ik vanwege de waardigheid van mijn geloof Gode aangenaam ben; maar daarom, dat alleen de genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus mijn gerechtigheid voor God is (a), en dat ik die niet anders dan alleen door het geloof aannemen en mij kan toe-eigenen (b).
    a. 1 Corinthe 1 : 30 Maar uit Hem bent u in Christus Jezus, Die voor ons is geworden wijsheid van God en gerechtigheid, heiliging en verlossing.
        1 Corinthe 2 : 2 Ik had mij voorgenomen niets anders onder u te weten dan Jezus Christus, en Die gekruisigd.
    b. 1 Johannes 5 : 10 Wie gelooft in de Zoon van God, heeft het getuigenis in zichzelf; wie God niet gelooft, heeft Hem tot leugenaar gemaakt, omdat hij niet geloofd heeft het getuigenis dat God van Zijn Zoon getuigd heeft.


Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 23:
Het doel van ons geloof is de zaligheid van onze zielen (1 Petrus 1:9). Daarom geloven wij alles wat in de geloofsartikelen voorgesteld wordt om te geloven, opdat wij, door dit geloof in het oordeel van God vrijgesproken en door Christus rechtvaardig gerekend, de eeuwige zaligheid verkrijgen mogen. Zo zien we dat de allergrootste vrucht des geloofs is: de rechtvaardiging van de zondaar voor God, waarover onze catechismus aan het eind van de geloofsartikelen handelt. De leer van de rechtvaardiging behoort onder de voornaamste delen van de christelijke leer gerekend te worden. Niet alleen omdat hij over de voornaamste zaken handelt, waar zeer veel van afhangt, maar ook omdat hij door de ketters het meest aangevochten wordt. Want er zijn twee hoofdpunten van het geloof waarover steeds zeer heftige geschillen tussen de kerk en de ketters geweest zijn, en altijd gevoerd zullen worden: het eerste betreft God, en het tweede de rechtvaardiging van de zondaar voor God. Deze hoofdpunten zijn van dien aard dat wanneer er één van omver gestoten is, alle andere delen der leer ook tegelijk vallen moeten.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 24

  1. Waarom kunnen onze goede werken niet de gerechtigheid voor God of een stuk daarvan zijn?
    Daarom, dat de gerechtigheid, die voor Gods gericht bestaan kan, gans volkomen en der wet Gods in alle delen gelijkvormig zijn moet (a), en dat ook onze beste werken in dit leven alle onvolkomen en met zonden bevlekt zijn (b).
    a. Galaten 3 : 10 Allen die uit de werken van de wet zijn, zijn onder de vloek. Er staat immers geschreven: Vervloekt is ieder die niet blijft bij alles wat geschreven staat in het boek van de wet, om dat te doen.
        Deuteronomium 27 : 26 Vervloekt is wie de woorden van deze wet niet uitvoert door ze te houden! En heel het volk moet zeggen: Amen.
    b. Jesaja 64 : 6 Echter, wij zijn allen als een onreine, al onze rechtvaardige daden zijn als een bezoedeld kleed wij allen vallen af als een blad en onze misdaden voeren ons weg als de wind.


  2. Hoe? Verdienen onze goede werken niet, die God nochtans in dit en in het toekomende leven wil belonen?
    Deze beloning geschiedt niet uit verdienste, maar uit genade (a).
    a. Lukas 17 : 10 Zo moet ook u, wanneer u gedaan hebt al wat u opgedragen is, zeggen: Wij zijn onnutte slaven, want wij hebben slechts gedaan wat wij moesten doen.

  3. Maakt deze leer niet zorgeloze en goddeloze mensen?
    Nee, want het is onmogelijk, dat, zo wie Christus door een waar geloof ingeplant is, geen vruchten van dankbaarheid zou voortbrengen (a).
    a. Mattheüs 7 : 18 Een goede boom kan geen slechte vruchten voortbrengen en een slechte boom kan geen goede vruchten voortbrengen.
        Johannes 15 : 5 Ik ben de Wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u niets doen.


Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 24:
Al onze werken zijn onvolmaakt. Want wij laten vele dingen na die wij verplicht zijn te doen, en wij doen vele dingen die wij behoorden na te laten. Bovendien mengen wij onder de goede werken die wij doen ook veel verkeerde, en doen wij de goede werken op een verkeerde manier; zoals de profeet verklaart: „Doch wij allen zijn als een onreine, en al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed; en wij allen vallen af als een blad, en onze misdaden voeren ons henen weg als een wind” (Jesaja 64:6). Welnu, de onvolkomen werken kunnen geen volmaakte gerechtigheid zijn, zoals de wet die van ons eist. „Vervloekt zij, die de woorden dezer wet niet zal bevestigen, doende dezelve.” Jakobus verklaart dit zeer juist in Jakobus 2:10: „Wie de gehele wet zal houden en in één zal struikelen, die is schuldig geworden aan alle.” Ook al waren onze werken volmaakt, dan zijn wij ze toch schuldig te doen; en dus kunnen wij daarmee niet de vroegere schulden voldoen (Lukas 17:10).

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 25

  1. Aangezien dan alleen het geloof ons Christus en al zijn weldaden deelachtig maakt, vanwaar komt zulk geloof?
    Van de Heilige Geest (a), die het geloof in onze harten werkt door de verkondiging van het heilig evangelie en het sterkt door het gebruik van de sacramenten (b).
    a. Efeze 2 : 8 Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God.
        Efeze 6 : 23 Vrede zij de broeders, en liefde met geloof, van God de Vader en van de Heere Jezus Christus.
        Johannes 3 : 5 Jezus zei: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk van God niet binnengaan.
        Filippenzen 1 : 29 Aan u is het uit genade gegeven in de zaak van Christus niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden
    b. Mattheüs 28 : 19 Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen.
        1 Petrus 1 : 22, 23 Nu u dan uw zielen gereinigd hebt in de gehoorzaamheid aan de waarheid, door de Geest, tot ongeveinsde broederliefde, heb elkaar dan vurig lief uit een rein hart, u, die opnieuw geboren bent, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God.


  2. Wat zijn sacramenten?
    De sacramenten zijn heilige zichtbare waartekens en zegels, van God ingezet, opdat Hij ons door het gebruik daarvan de belofte van het evangelie des te beter te verstaan geve en verzegele; namelijk dat Hij ons vanwege het enige slachtoffer van Christus, aan het kruis volbracht, vergeving van zonden en het eeuwige leven uit genade schenkt (a).
    a. Genesis 17 : 11 U moet het vlees van uw voorhuid laten besnijden en dat zal een teken zijn van het verbond tussen Mij en u.
        Romeinen 4 : 11 Abraham heeft het teken van de besnijdenis ontvangen als een zegel van de gerechtigheid van het geloof dat hij had toen hij nog onbesneden was, opdat hij een vader zou zijn van allen die geloven, hoewel zij onbesneden zijn, opdat ook hun de gerechtigheid toegerekend zou worden;
        Deuteronomium 30 : 6 De HEERE, uw God, zal uw hart en het hart van uw nageslacht besnijden, om de HEERE, uw God, lief te hebben met heel uw hart en met heel uw ziel, zodat u leven zult.
        Leviticus 6 : 25 Spreek tot Aäron en zijn zonen en zeg: Dit is de wet voor het zondoffer. Op de plaats waar het brandoffer geslacht wordt, zal het zondoffer voor het aangezicht van de HEERE geslacht worden. Het is allerheiligst.
        Hebreeën 9 : 7, 8, 9 In het tweede deel van de tabernakel ging alleen de hogepriester eenmaal per jaar binnen, niet zonder bloed, dat hij voor zichzelf offerde en voor de afdwalingen van het volk. Daarmee maakte de Heilige Geest dit duidelijk dat de weg naar het heiligdom nog niet openbaar gemaakt was, zolang de eerste tabernakel nog in gebruik was. Deze was een zinnebeeld voor de tegenwoordige tijd. In overeenstemming daarmee werden er gaven en slachtoffers geofferd die niet in staat waren om hem die de dienst verrichtte, wat zijn geweten betreft tot volmaaktheid te brengen.
        Hebreeën 9 : 24 Want Christus is niet binnengegaan in het heiligdom dat met handen gemaakt is en dat een tegenbeeld is van het ware, maar in de hemel zelf, om nu voor het aangezicht van God te verschijnen voor ons.
        Ezechiël 20 : 12 Ook heb Ik, de HEERE uw God, hun Mijnsabbatten gegeven, om een teken te zijn tussen Mij en hen, zodat zij zouden weten dat Ik de HEERE ben Die hen heiligt.
        Jesaja 6 : 6, 7 Maar een van de serafs vloog naar mij toe, en hij had een gloeiende kool in zijn hand, die hij met een tang van het altaar had genomen. Daarmee raakte hij mijn mond aan en zei: Zie, deze heeft uw lippen aangeraakt. Zo is uw misdaad van u geweken en uw zonde verzoend.
        Jesaja 54 : 9 Dit zal voor Mij zijn als bij de wateren van Noach, toen Ik zwoer dat de wateren van Noach niet meer over de aarde zouden komen; zo heb Ik gezworen dat Ik niet meer op u toornen zal en u niet meer bestraffen zal.


  3. Zijn dan beide, het Woord en de Sacramenten, daarheen gericht, of daartoe verordend, dat zij ons geloof op de offerande van Jezus Christus aan het kruis, als op de enige grond van onze zaligheid wijzen (a)?
    Ja, want de Heilige Geest leert ons in het evangelie en verzekert ons door de sacramenten, dat onze volkomen zaligheid in de enige offerande van Christus staat, die voor ons aan het kruis geschied is.
    a. Romeinen 6 : 3 Weet u niet dat wij allen die in Christus Jezus gedoopt zijn, in Zijn dood gedoopt zijn?
        Galaten 3 : 27 Want u allen die in Christus gedoopt bent, hebt zich met Christus bekleed.


  4. Hoeveel sacramenten heeft Christus in het nieuwe verbond of testament ingezet?
    Twee, namelijk de Heilige Doop en het Heilige Avondmaal.

Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 25:
Zoals de Heilige Geest door de prediking van het Evangelie het geloof in ons begint, ontsteekt en bevordert, zo vermeerdert, voedt, onderhoudt en bevestigt Hij dat door het gebruik van de heilige sacramenten. Daarom heeft God eertijds bij de belofte die Hij Abraham geschonken had het teken der besnijdenis gevoegd, om door dat zegel het geloof te versterken. Daartoe diende ook het gebruik van het paaslam, en evenzo de sacramenten van het Nieuwe Testament (Gen. 17:10, Ex. 12:23, Matth. 26:26 en 1 Kor. 11:23). Daarin straalt Gods buitengewone goedheid door, namelijk dat Hij Zijn beloften, door de prediking des Woords, ons niet alleen met de oren laat horen, maar ze ons ook in de uiterlijke tekenen met de ogen laat aanschouwen, en ze als het ware laat tasten en gevoelen, opdat wij geenszins zouden twijfelen.
1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 26

  1. Hoe wordt u in de heilige doop vermaand en verzekerd, dat de enige offerande van Christus aan het kruis geschied, u ten goede komt?
    Alzo, dat Christus dit uitwendig waterbad ingezet (a) en daarbij toegezegd heeft (b), dat ik zo zeker met zijn bloed en Geest van de onreinheid van mijn ziel, dat is van al mijn zonden, gewassen ben (c), als ik uitwendig met het water, hetwelk de onzuiverheid van het lichaam pleegt weg te nemen, gewassen ben.
    a. Mattheüs 28 : 19 Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen.
    b. Mattheüs 28 : 19 Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen.
        Marcus 16 : 16 Wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden, maar wie niet geloofd zal hebben, zal verdoemd worden.
        Handelingen 2 : 38 Petrus zei tegen hen: Bekeer u en laat ieder van u gedoopt worden in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving van de zonden; en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen.
        Johannes 1 : 33 En ik kende Hem niet, maar Hij Die mij gezonden heeft om te dopen met water, Die had tegen mij gezegd: Op Wie u de Geest zult zien neerdalen en op Hem blijven, Die is het Die met de Heilige Geest doopt.
        Mattheüs 3 : 11 Ik, Johannes, doop u wel met water tot bekering, maar Hij Die na mij komt, is sterker dan ik; ik ben het niet waard Hem Zijn sandalen na te dragen. Hij zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur.
        Romeinen 6 : 3, 4 Weet u niet dat wij allen die in Christus Jezus gedoopt zijn, in Zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat evenals Christus uit de doden is opgewekt tot de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij in een nieuw leven zouden wandelen.
    c. 1 Petrus 3 : 21 Het tegenbeeld van de zondvloed, de doop, behoudt nu ook ons. Maar niet als een verwijderen van het vuil van het lichaam, maar als vraag aan God van een goed geweten, door de opstanding van Jezus Christus.
        Marcus 1 : 4 Johannes kwam in de woestijn en doopte en predikte een doop van bekering tot vergeving van zonden.
        Lucas 3 : 3 Johannes de Doper kwam in heel de omgeving van de Jordaan en predikte een doop van bekering tot vergeving van zonden.


  2. Wat is dat, met het bloed en de Geest van Christus gewassen te zijn?
    Het is vergeving der zonden van God uit genade te hebben om het bloed van Christus'wil, dat Hij in zijn offerande aan het kruis voor ons heeft uitgestort (a), daarna ook, door de Heilige Geest vernieuwd en tot lidmaten van Christus geheiligd zijn, opdat wij hoe langer hoe meer van de zonden afsterven, en in een Godzalig leven wandelen (b).
    a. Hebreeën 12 : 24 U bent genaderd tot de Middelaar van het nieuwe verbond, Jezus, en tot het bloed van de besprenging, dat van betere dingen spreekt dan dat van Abel.
        1 Petrus 1 : 2 Petrus aan de uitverkoren overeenkomstig de voorkennis van God de Vader, door de heiliging van de Geest, tot gehoorzaamheid en besprenkeling met het bloed van Jezus Christus: moge genade en vrede voor u vermeerderd worden.
        Openbaringen 1 : 5 Vrede zij u van Jezus Christus, Die de getrouwe Getuige is, de Eerstgeborene uit de doden en de Vorst van de koningen der aarde. Hem Die ons heeft liefgehad en ons van onze zonden gewassen heeft in Zijn bloed,
        Openbaringen 7 : 14 Ik zei tegen hem: U weet het, mijn heer. En hij zei tegen mij: Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun gewaden gewassen en ze hebben hun gewaden wit gemaakt in het bloed van het Lam.
        Zacharia 13 : 1 Op die dag zal er een bron geopend worden voor het huis van David en voor de inwoners van Jeruzalem tegen de zonde en tegen de onreinheid.
        Ezechiël 36 : 25 Ik zal rein water op u sprenkelen en u zult rein worden. Van al uw onreinheden en van al uw stinkgoden zal Ik u reinigen.
    b. Johannes 1 : 33 En ik kende Hem niet, maar Hij Die mij gezonden heeft om te dopen met water, Die had tegen mij gezegd: Op Wie u de Geest zult zien neerdalen en op Hem blijven, Die is het Die met de Heilige Geest doopt.
        Johannes 3 : 5 Jezus zei: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk van God niet binnengaan.
        1 Corinthe 6 : 11 ... maar u bent schoongewassen, maar u bent geheiligd, maar u bent gerechtvaardigd, in de naam van de Heere Jezus en door de Geest van onze God.
        1 Corinthe 12 : 13 wij allen zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt, hetzij dat wij Joden zijn, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen; en wij allen zijn van één Geest doordrenkt.
        Romeinen 6 : 4 De zonde zal over u niet heersen. U bent namelijk niet onder de wet, maar onder de genade.
        Colossenzen 2 : 12 U bent immers met Hem begraven in de doop, waarin u ook met Hem bent opgewekt, door het geloof van de werking van God, Die Hem uit de doden heeft opgewekt.


  3. Waar heeft ons Christus toegezegd, dat Hij ons zo zeker met zijn bloed en Geest wassen wil, als wij met het doopwater gewassen worden?
    In de inzetting van de doop : "Gaat dan heen, onderwijst alle volken, hen dopende in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest" (Mattheüs 28 : 19),
    en "Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden, maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden" (Marcus 16 : 16);
    deze belofte wordt ook herhaald, waar de schrift de doop "het bad der wedergeboorte en de afwassing van de zonden" noemt (Titus 3 : 5, Handelingen 22 : 16).


Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 26:
Er is tweeërlei afwassing in de doop: een uiterlijke door het water en een innerlijke die door het bloed en de Geest van Christus geschiedt. De innerlijke krijgt een teken en zegel door de uiterlijke, en gaat daarmee steeds gepaard bij het wettig gebruik van de doop.
Deze innerlijke afwassing is ook weer tweeërlei, namelijk een afwassing met het bloed, en één met de Geest van Christus; beide geschieden tezamen. De afwassing met het bloed is de vergeving der zonden, of de rechtvaardiging om het vergoten bloed van Christus.
De afwassing des Geestes is een vernieuwing door de Heilige Geest. Door het bloed van Christus gewassen te worden, betekent gerechtvaardigd te worden, of vergeving van zonden te bezitten, om niet, uit genade, om het bloed van Christus, voor ons aan het kruis vergoten.
Met de Geest afgewassen worden, wil zeggen: door de Heilige Geest wedergeboren worden; een wedergeboorte en verandering van de verkeerde tot goede genegenheden, die door de kracht van de Heilige Geest plaatsheeft in de wil en het hart, zodat wij de zonden haten,
en daarentegen een voornemen hebben om naar Gods wil te leven.
1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 27

  1. Is dan het uiterlijk waterbad de afwassing van de zonden zelf?
    Nee (a), want alleen het bloed van Jezus Christus en de Heilige Geest reinigt ons van alle zonden (b).
    a. Mattheüs 3 : 11 Ik doop u wel met water tot bekering, maar Hij Die na mij komt, is sterker dan ik; ik ben het niet waard Hem Zijn sandalen na te dragen. Hij zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur.
        1 Petrus 3 : 21 Het tegenbeeld daarvan, de doop, behoudt nu ook ons. Maar niet als een verwijderen van het vuil van het lichaam, maar als vraag aan God van een goed geweten, door de opstanding van Jezus Christus,
        Efeze 5 : 26 Christus heeft de gemeente liefgehad, opdat Hij haar zou heiligen, door haar te reinigen met het waterbad door het Woord.
    b. 1 Johannes 1 : 7 Als wij in het licht wandelen, zoals Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkaar, en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.
        1 Corinthe 6 : 11 Sommigen van u zijn dat wel geweest, maar u bent schoongewassen, maar u bent geheiligd, maar u bent gerechtvaardigd, in de naam van de Heere Jezus en door de Geest van onze God.


  2. Waarom noemt dan de Heilige Geest de doop het bad van de wedergeboorte en de afwassing van de zonden?
    God spreekt zo niet zonder grote oorzaak; namelijk, niet alleen om ons daarmee te leren, dat gelijk de onzuiverheid van het lichaam door het water, zo ook onze zonden door het bloed en de Geest van Jezus Christus weggenomen worden (a),
    maar veelmeer, omdat Hij ons door dit Goddelijk pand en waarteken wil verzekeren, dat wij zo waarachtig van onze zonden geestelijk gewassen zijn, als wij uitwendig met het water gewassen worden (b).

    a. Openbaringen 1 : 5 U bent in alles rijk geworden in Hem, in alle spreken en alle kennis.
        Openbaringen 7 : 14 Ik zei tegen hem: U weet het, mijn heer. En hij zei tegen mij: Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun gewaden gewassen en ze hebben hun gewaden wit gemaakt in het bloed van het Lam.
        1 Corinthe 6 : 11 Sommigen van u zijn dat wel geweest, maar u bent schoongewassen, maar u bent geheiligd, maar u bent gerechtvaardigd, in de naam van de Heere Jezus en door de Geest van onze God.
    b. Marcus 16 : 16 Wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden, maar wie niet geloofd zal hebben, zal verdoemd worden.
        Galaten 3 : 27 Want u allen die in Christus gedoopt bent, hebt zich met Christus bekleed.

  3. Zal men ook de jonge kinderen dopen?
    Ja, want daarom zij, alzowel als de volwassenen in het verbond van God en in zijn gemeente begrepen zijn (a), en dat hun door Christus' bloed de verlossing van de zonden (b) en de Heilige Geest, die het geloof werkt, niet minder dan de volwassenen toegezegd wordt (c), zo moeten zij ook door de doop, als door het teken van het verbond van de christelijke kerk, ingelijfd en van de kinderen van de ongelovigen onderscheiden worden (d), gelijk in het oude verbond of testament door de besnijdenis gebeurd is(e), waarvoor in het nieuwe verbond de doop ingezet is (f).
    a. Genesis 17 : 7 Ik, de HEERE, zal Mijn verbond maken tussen Mij, u en uw nageslacht na u, al hun generaties door, tot een eeuwig verbond, om voor u tot een God te zijn, en voor uw nageslacht na u.
    b. Mattheüs 19 : 14 Jezus zei: Laat de kinderen begaan en verhinder hen niet bij Mij te komen, want voor zodanigen is het Koninkrijk der hemelen.
    c. Lucas 1 : 15 Johannes zal groot zijn voor de Heere. Geen wijn en geen sterkedrank zal hij drinken en hij zal al van de moederschoot af met de Heilige Geest vervuld worden.
        Psalm 22 : 11 Op U ben ik geworpen van de baarmoeder af, vanaf de moederschoot bent U mijn God.
        Jesaja 44 : 1, 2, 3 Maar nu, luister, Jakob, Mijn dienaar, Israël, die Ik verkozen heb! Zo zegt de HEERE, uw Maker en uw Formeerder van de moederschoot af, Die u helpt: Wees niet bevreesd, Mijn dienaar Jakob, Jesjurun, die Ik verkozen heb. Want Ik zal water gieten op het dorstige en stromen op het droge. Ik zal Mijn Geest op uw nageslacht gieten en Mijn zegen op uw nakomelingen.
        Handelingen 2 : 39 Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen die veraf zijn, zovelen als de Heere, onze God, ertoe roepen zal.
    d. Handelingen 10 : 47 Kan iemand soms het water weren, zodat deze mensen, die evenals wij de Heilige Geest ontvangen hebben, niet gedoopt zouden worden?
    e. Genesis 17 : 14 Hij die mannelijk en onbesneden is, van wie het vlees van zijn voorhuid niet besneden wordt, die persoon moet van zijn volksgenoten worden afgesneden; hij heeft Mijn verbond verbroken.
    f. Colossenzen 2 : 11, 12, 13 In Hem bent u ook besneden met een besnijdenis die niet met handen plaatsvindt, door het uittrekken van het lichaam van de zonden van het vlees, door de besnijdenis van Christus. U bent immers met Hem begraven in de doop, waarin u ook met Hem bent opgewekt, door het geloof van de werking van God, Die Hem uit de doden heeft opgewekt. En Hij heeft u, toen u dood was in de overtredingen en het onbesneden zijn van uw vlees, samen met Hem levend gemaakt door u al uw overtredingen te vergeven.

Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 27:
Voor de kinderen betekent het een grote troost en zekerheid dat ze mede door de genade Gods verzekerd en Zijn Kerk ingelijfd zijn, en dat ze weten dat andere lidmaten des te meer zorg voor hen dragen en gedragen hebben. Daarom worden ze, zodra ze beginnen groot te worden, door hun doop vermaand en aangespoord tot gedurige dankbaarheid voor die genade en tot een ernstige dienst van God, hun hemelse Vader, Die hen verwaardigde tot Zijn kinderen aan te nemen, en hen met zulke waartekenen in hun onmondige dagen verzekerde, nog voordat zij Hem konden kennen, ja zonder dat zij het ook maar enigermate verdiend hadden. De ganse kerk ontvangt onderricht, zoals dat haar in haar jeugd geschiedde, en waartoe haar de doop gediend heeft. Daardoor wordt zij in het geloof versterkt. Zij verblijdt zich over het ontvangen getuigenis inzake de jonge kinderen, zij dankt en bidt God voor hen, en zij leert (verstaan) wat zij aan die kinderen, als leden van hetzelfde lichaam van Christus, schuldig is. Uit dit alles blijkt wel dat de bestrijding van de kinderdoop geen geringe dwaling is, maar een goddeloze leer.
1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 28

  1. Hoe wordt u in het heilig avondmaal vermaand en verzekerd, dat u aan de enige offerande van Christus aan het kruis volbracht en aan al zijn goed gemeenschap heeft.
    Alzo, dat Christus mij en alle gelovigen tot zijn gedachtenis van dit gebroken brood te eten en van deze drinkbeker te drinken bevolen heeft (a), ten eerste dat zijn lichaam zo zeker voor mij aan het kruis geofferd en gebroken en zijn bloed voor mij vergoten is, als ik met de ogen zie, dat het brood des Heeren mij gebroken en de drinkbeker mij medegedeeld wordt; en ten andere dat Hijzelf mijn ziel met zijn gekruisigd lichaam en vergoten bloed zo zeker tot het eeuwige leven spist en laaft, als ik het brood en de drinkbeker van de Heere, als zekere waartekenen van het lichaam en bloed van Christus uit de hand van de dienaar ontvang en met de mond geniet.
    a. Mattheüs 26 : 26, 27, 28 En terwijl zij aten, nam Jezus het brood en toen Hij het gezegend had, brak Hij het en gaf het aan de discipelen en Hij zei: Neem, eet, dit is Mijn lichaam. Hij nam ook de drinkbeker en nadat Hij gedankt had, gaf Hij hun die, en zei: Drink allen daaruit, want dit is Mijn bloed, het bloed van het nieuwe verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.
        Marcus 14 : 22, 23, 24 Terwijl zij aten, nam Jezus brood en toen Hij het gezegend had, brak Hij het en gaf het hun en zei: Neem, eet, dit is Mijn lichaam. En Hij nam de drinkbeker en nadat Hij gedankt had, gaf Hij hun die en zij dronken er allen uit. En Hij zei tegen hen: Dit is Mijn bloed, het bloed van het nieuwe verbond, dat voor velen vergoten wordt.
        Lucas 22 : 19, 20 Jezus nam het brood en nadat Hij gedankt had, brak Hij het en gaf het aan hen met de woorden: Dit is Mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt. Doe dat tot Mijn gedachtenis. Evenzo nam Hij ook de drinkbeker na het gebruiken van de maaltijd en zei: Deze drinkbeker is het nieuwe verbond in Mijn bloed, dat voor u vergoten wordt.
        1 Corinthe 10 : 16, 17 De drinkbeker der dankzegging, die wij met dankzegging zegenen, is die niet de gemeenschap met het bloed van Christus? Het brood dat wij breken, is dat niet de gemeenschap met het lichaam van Christus? Omdat het brood één is, zijn wij, die velen zijn, één lichaam, want wij allen hebben deel aan het ene brood.
        1 Corinthe 11 : 23, 24, 25 Want ik heb van de Heere ontvangen, wat ik u ook heb overgeleverd, dat de Heere Jezus in de nacht waarin Hij werd verraden, brood nam, en nadat Hij gedankt had, brak Hij het en zei: Neem, eet, dit is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt. Doe dat tot Mijn gedachtenis. Evenzo nam Hij ook de drinkbeker, na het gebruiken van de maaltijd, en zei: Deze drinkbeker is het nieuwe verbond in Mijn bloed. Doe dat, zo dikwijls als u die drinkt, tot Mijn gedachtenis.
        1 Corinthe 12 : 13 Wij allen immers zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt, hetzij dat wij Joden zijn, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen; en wij allen zijn van één Geest doordrenkt.

  2. Wat is dat te zeggen, het gekruisigde lichaam van Christus eten en zijn vergoten bloed drinken?
    Het is niet alleen met een gelovig hart het ganse lijden en sterven van Christus aannemen en daardoor vergeving der zonden en het eeuwige leven verkrijgen (a), maar ook daarbenevens door de Heilige Geest, die èn in Christus èn in ons woont, alzo met zijn heilig lichaam hoe langer hoe meer verenigd worden (b), dat wij, al is het dat Christus in de hemel is (c) en wij op aarde zijn, nochtans vlees van zijn vlees en been van zijn gebeente zijn (d), en dat wij door één Geest (gelijk de leden van een lichaam door één ziel) eeuwiglijk leven en geregeerd worden (e).
  3. a. Johannes 6 : 35 Jezus zei tegen hen: Ik ben het Brood des levens; wie tot Mij komt, zal beslist geen honger hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst hebben.
        Johannes 6 : 40 "Dit is de wil van Hem Die Mij gezonden heeft, dat ieder die de Zoon ziet en in Hem gelooft, eeuwig leven heeft, en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag."
        Johannes 6 : 47, 48 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij gelooft, heeft eeuwig leven. Ik ben het Brood des levens.
        Johannes 6 : 50, 51 Dit is het brood dat uit de hemel neerdaalt, opdat de mens daarvan eet en niet sterft. Ik ben het levende brood, dat uit de hemel neergedaald is; als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. En het brood dat Ik geven zal, is Mijn vlees, dat Ik geven zal voor het leven van de wereld.
        Johannes 6 : 53, 54 Jezus zei tegen hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als u het vlees van de Zoon des mensen niet eet en Zijn bloed niet drinkt, hebt u geen leven in uzelf. Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven, en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag.
    b. Johannes 6 : 55, 56 Want Mijn vlees is het ware voedsel en Mijn bloed is de ware drank. Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem.
    c. Colossenzen 3 : 1 Als u nu met Christus opgewekt bent, zoek dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, Die aan de rechterhand van God zit.
        Handelingen 3 : 21 Hem moet de hemel ontvangen tot de tijden waarin alle dingen worden hersteld, waarover God gesproken heeft bij monde van al Zijn heilige profeten door de eeuwen heen.
        1 Corinthe 11 : 26 Want zo dikwijls als u dit brood eet en deze drinkbeker drinkt, verkondig de dood van de Heere, totdat Hij komt.
    d. Efeze 5 : 29, 30 Niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar hij voedt en koestert het, zoals ook de Heere de gemeente. Want wij zijn leden van Zijn lichaam, van Zijn vlees en van Zijn gebeente.
        Efeze 3 : 16 Opdat Hij u geeft, naar de rijkdom van Zijn heerlijkheid, met kracht gesterkt te worden door Zijn Geest in de innerlijke mens.
        1 Corinthe 6 : 15 Weet u niet dat uw lichamen leden zijn van Christus? Zal ik dan de leden van Christus nemen en die maken tot leden van een hoer? Volstrekt niet!
        1 Johannes 3 : 24 Wie Zijn geboden in acht neemt, blijft in Hem en Hij in hem. En hieraan weten wij dat Hij in ons blijft, namelijk aan de Geest, Die Hij ons gegeven heeft.
        1 Johannes 4 : 13 Hieraan weten wij dat wij in Hem blijven en Hij in ons, doordat Hij ons van Zijn Geest gegeven heeft.
    e. Johannes 6 : 57 Zoals de levende Vader Mij gezonden heeft, en Ik leef door de Vader, zo zal ook wie Mij eet, leven door Mij.
        Johannes 15 : 1 t/m 6 Ik ben de ware Wijnstok en Mijn Vader is de Wijngaardenier. Elke rank die in Mij geen vrucht draagt, neemt Hij weg; en elke rank die vrucht draagt, reinigt Hij, opdat zij meer vrucht draagt. U bent al rein vanwege het woord dat Ik tot u gesproken heb. Blijf in Mij, en Ik in u. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, als zij niet in de wijnstok blijft, zo ook u niet, als u niet in Mij blijft. Ik ben de Wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u niets doen. Als iemand niet in Mij blijft, wordt hij buitengeworpen zoals de rank, en verdort, en men verzamelt ze en werpt ze in het vuur, en zij worden verbrand.
        Efeze 4 : 15, 16 Dat wij, door ons in liefde aan de waarheid te houden, in alles toe zouden groeien naar Hem Die het Hoofd is, namelijk Christus. Van Hem uit wordt het hele lichaam samengevoegd en bijeengehouden door elke band die ondersteuning geeft, overeenkomstig de mate waarin ieder deel werkzaam is. Zo verkrijgt het lichaam zijn groei, tot opbouw van zichzelf in de liefde.

  4. Waar heeft Christus beloofd, dat Hij de gelovigen zo zeker alzo met zijn lichaam en bloed wil spijzen en laven, als zij van dit gebroken brood eten en van deze drinkbeker drinken?
    In de inzetting van het Avondmaal (a): "Want ik heb van de Heere ontvangen, wat ik u ook heb overgeleverd, dat de Heere Jezus in de nacht waarin Hij werd verraden, brood nam, en nadat Hij gedankt had, brak Hij het en zei: Neem, eet, dit is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt. Doe dat tot Mijn gedachtenis. Evenzo nam Hij ook de drinkbeker, na het gebruiken van de maaltijd, en zei: Deze drinkbeker is het nieuwe verbond in Mijn bloed. Doe dat, zo dikwijls als u die drinkt, tot Mijn gedachtenis. Want zo dikwijls als u dit brood eet en deze drinkbeker drinkt, verkondig de dood van de Heere, totdat Hij komt." (1 Corinthe 11:23-26).
    Deze toezegging wordt ook herhaald door Paulus waar hij spreekt: De drinkbeker der dankzegging, die wij met dankzegging zegenen, is die niet de gemeenschap met het bloed van Christus? Het brood dat wij breken, is dat niet de gemeenschap met het lichaam van Christus? Omdat het brood één is, zijn wij, die velen zijn, één lichaam, want wij allen hebben deel aan het ene brood.

    a. Mattheüs 26 : 26, 27, 28 Terwijl zij aten, nam Jezus het brood en toen Hij het gezegend had, brak Hij het en gaf het aan de discipelen en Hij zei: Neem, eet, dit is Mijn lichaam. Hij nam ook de drinkbeker en nadat Hij gedankt had, gaf Hij hun die, en zei: Drink allen daaruit, want dit is Mijn bloed, het bloed van het nieuwe verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.
        Marcus 14 : 22, 23, 24 Terwijl zij aten, nam Jezus brood en toen Hij het gezegend had, brak Hij het en gaf het hun en zei: Neem, eet, dit is Mijn lichaam. En Hij nam de drinkbeker en nadat Hij gedankt had, gaf Hij hun die en zij dronken er allen uit. En Hij zei tegen hen: Dit is Mijn bloed, het bloed van het nieuwe verbond, dat voor velen vergoten wordt.
        Lucas 22 : 19, 20 Hij nam brood en nadat Hij gedankt had, brak Hij het en gaf het aan hen met de woorden: Dit is Mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt. Doe dat tot Mijn gedachtenis. Evenzo nam Hij ook de drinkbeker na het gebruiken van de maaltijd en zei: Deze drinkbeker is het nieuwe verbond in Mijn bloed, dat voor u vergoten wordt.

Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 28:
Het doel waartoe het avondmaal gevierd moet worden, is de gedachtenis aan Christus. En dat is niet slechts een denken, gedachtenis of overdenking der historie, maar vooral geloof en dankbaarheid. Want het geloof is een gedenken aan en toepassing van Christus’ dood en weldaden. De dankbaarheid is een gedenken aan en grootmaking van Zijn liefde jegens de gemeente. Daarom is dus het avondmaal door Christus ingesteld, opdat het een gedenkteken zou zijn, dat wil zeggen een vermanend sacrament, waardoor ons in gedachtenis gebracht wordt door welk een verschrikkelijke dood en door welke grote pijnen Hij voor ons zulke grote goederen verkregen heeft. Dus worden wij daardoor opgewekt tot publieke grootmaking ervan en tot dankzegging. In het avondmaal herinnert Hij ons allereerst aan de weldaden van Christus, en dan pas aan ons ambt. Want het avondmaal leert ons allereerst dat Christus ons dit gedenkteken om Zijns Zelfs wil geeft als een onderpand van Zijn liefde en weldaden, daarna vermaant het ons ook tot dankbaarheid.
1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 29

  1. Wordt dan uit brood en wijn het wezenlijk lichaam en bloed van Christus?
    Nee (a), maar zoals het water in de doop niet in het bloed van Christus veranderd wordt, noch de afwassing van de zonden zelf is, waarvan het alleen een Goddelijk waarteken en verzekering is (b), zo wordt ook het brood in het Avondmaal niet het lichaam van Christus zelf (c), hoewel het naar de aard en de eigenschap van de sacramenten (d) het lichaam van Christus Jezus wordt genoemd.
    a. Mattheüs 26 : 29 Ik zeg u dat Ik van nu aan van de vrucht van de wijnstok niet zal drinken tot op de dag wanneer Ik die met u nieuw zal drinken in het Koninkrijk van Mijn Vader.
    b. Efeze 5 : 26 ... opdat Hij haar zou heiligen, door haar te reinigen met het waterbad door het Woord.
        Titus 3 : 5 Onze Zaligmaker maakte ons zalig, niet op grond van de werken van rechtvaardigheid die wij gedaan zouden hebben, maar vanwege Zijn barmhartigheid, door het bad van de wedergeboorte en de vernieuwing door de Heilige Geest.
    c. 1 Corinthe 10 : 16 De drinkbeker der dankzegging, die wij met dankzegging zegenen, is die niet de gemeenschap met het bloed van Christus? Het brood dat wij breken, is dat niet de gemeenschap met het lichaam van Christus?
        1 Corinthe 11 : 26 Want zo dikwijls als u dit brood eet en deze drinkbeker drinkt, verkondig de dood van de Heere, totdat Hij komt.
    d. Genesis 17 : 10, 11 Dit is Mijn verbond dat u moet houden tussen Mij en u en uw nageslacht na u: al wie mannelijk is bij u moet besneden worden. U moet het vlees van uw voorhuid laten besnijden en dat zal een teken zijn van het verbond tussen Mij en u.
        Exodus 12 : 11 Zo moet u het eten: uw middel omgord, uw schoenen aan uw voeten en uw staf in uw hand. U moet het met haast eten, het is Pascha voor de HEERE.
        Exodus 12 : 13 Het bloed zal u tot een teken zijn aan de huizen waarin u verblijft. Als Ik het bloed zie, zal Ik u voorbijgaan en er zal geen plaag onder u zijn die verderf teweegbrengt, als Ik het land Egypte zal treffen.
        Exodus 13 : 9 Het moet voor u als een teken op uw hand zijn, en als een herinnering tussen uw ogen, opdat de wet van de HEERE op uw lippen is, want de HEERE heeft u met sterke hand uit Egypte geleid.
        1 Petrus 3 : 21 Het tegenbeeld daarvan, de doop, behoudt nu ook ons. Maar niet als een verwijderen van het vuil van het lichaam, maar als vraag aan God van een goed geweten, door de opstanding van Jezus Christus,
        1 Corinthe 10 : 3, 4 Onze vaderen hebben allen hetzelfde geestelijke voedsel gegeten hebben, en allen dezelfde geestelijke drank gedronken hebben. Zij dronken namelijk uit een geestelijke rots, die hen volgde; en die rots was Christus.

  2. Waarom noemt dan Christus het brood "zijn lichaam" en de drinkbeker "zijn bloed", of "het nieuwe testament in zijn bloed", en Paulus "de gemeenschap van het lichaam en van het bloed van Christus"?
    Christus spreekt alzo niet zonder grote oorzaak; namelijk, niet alleen om ons daarmee te leren, dat, gelijk als brood en wijn dit tijdelijk leven onderhouden, alzo ook zijn gekruisigd lichaam en zijn vergoten bloed de waarachtige spijs en drank zijn, waardoor onze zielen ten eeuwige leven gevoed worden (a); maar veelmeer om ons door deze zichtbare tekenen en panden te verzekeren, dat wij zo waarachtig zijns waren lichaams en bloeds door de werking van de Heiligen Geest deelachtig worden, als wij deze heilige waartekenen met de lichamelijke mond tot zijn gedachtenis ontvangen (b), en dat al zijn lijden engehoorzaamheid zo zeker van ons zelf is, als hadden wij zelf in onze eigen persoon alles geleden en Gode voor onze zonden genoeg gedaan.
  3. a. Johannes 6 : 55 Want Mijn vlees is het ware voedsel en Mijn bloed is de ware drank.
    b. 1 Corinthe 10 : 16 De drinkbeker der dankzegging, die wij met dankzegging zegenen, is die niet de gemeenschap met het bloed van Christus? Het brood dat wij breken, is dat niet de gemeenschap met het lichaam van Christus?

Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 29:
De korte inhoud van het wettig gebruik van het avondmaal is, wanneer de gelovigen in de samenkomsten der gemeente brood en wijn ontvangen, verkondigende de dood des Heeren, opdat deze ontvangst een pand zou zijn van hun vereniging met Christus, en een toe-eigening van de gehele weldaad van onze verlossing en zaligheid. Het rechte gebruik bestaat uit de volgende voorwaarden: dat men de ceremoniën aanhouden zal die Christus heeft ingesteld. De ceremoniën zijn deze: dat het brood des Heeren gebroken, uitgedeeld, genomen en gegeten wordt, en dat de drinkbeker des Heeren aan allen gegeven en van hen gedronken wordt, met verkondiging van de dood des Heeren. Dat deze ingestelde ceremoniën onderhouden worden door degenen voor wie Christus die ingesteld heeft, dat wil zeggen voor Zijn discipelen. Want een onderhouden van de ceremonie zonder geloof en boetvaardigheid, is geen gebruik, maar misbruik en huichelarij (Jesaja 1 en 66). Dat de tekenen gebruikt worden en de ganse handeling tot dat doel strekt waartoe ze door Christus ingesteld is, dat wil zeggen tot verkondiging van de dood van Christus, tot bevestiging des geloofs en tot bewijze van onze dankbaarheid.
1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 30

  1. Wat onderscheid is er tussen het Avondmaal des Heeren en de roomse mis?
    Het Avondmaal des Heeren betuigt ons, dat wij volkomen vergeving van al onze zonden hebben door de enige offerande van Jezus Christus, die Hijzelf eenmaal aan het kruis volbracht heeft (a), en dat wij door de Heilige geest Christus worden ingelijfd (b), die nu naar zijn menselijke natuur niet op de aarde. maar in de hemel is, ter rechterhand van God zijn Vader (c), en daar van ons wil aangebeden zijn (d). Maar de mis leert, dat de levenden en de doden niet door het lijden van Christus vergeving van zonden hebben, tenzij dat Christus nog dagelijks voor hen van de mispriesters geofferd worde en dat Christus lichamelijk onder de gestalte van brood en wijn is, en daarom ook daarin ook aangebeden worden; en alzo is de mis in de grond niet anders dan een verloochening van de enige offerande en van het lijden van Jezus Christus, en een vervloekte afgoderij (e),
  2. a. Hebreeën 10 : 10 Op grond van die wil zijn wij geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus, voor eens en altijd gebracht.
        Hebreeën 10 : 13 Verder wacht Hij op het tijdstip dat Zijn vijanden tot een voetbank voor Zijn voeten gemaakt worden.
        Hebreeën 7 : 26, 27 Want zo'n Hogepriester hadden wij nodig: heilig, onschuldig, onbesmet, afgescheiden van de zondaars en boven de hemelen verheven. Hij heeft het niet nodig, zoals de hogepriesters, elke dag eerst voor zijn eigen zonden slachtoffers te brengen en pas daarna voor die van het volk. Want dat heeft Hij voor eens en altijd gedaan, toen Hij Zichzelf offerde.
        Hebreeën 9 : 13 Want als het bloed van stieren en bokken en de as van de jonge koe, op de verontreinigden gesprenkeld, hen heiligt tot reinheid van het vlees.
        Hebreeën 9 : 25 En dat niet om Zichzelf dikwijls te offeren, zoals de hogepriester elk jaar in het heiligdom binnengaat met bloed dat niet van hemzelf is.
        Johannes 19 : 30 Toen Jezus dan de zure wijn genomen had, zei Hij: Het is volbracht! En Hij boog het hoofd en gaf de geest.
        Mattheüs 26 : 28 Dit is Mijn bloed, het bloed van het nieuwe verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.
        Lucas 22 : 19 Hij nam brood en nadat Hij gedankt had, brak Hij het en gaf het aan hen met de woorden: Dit is Mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt. Doe dat tot Mijn gedachtenis.
    b. 1 Corinthe 10 : 16, 17 De drinkbeker der dankzegging, die wij met dankzegging zegenen, is die niet de gemeenschap met het bloed van Christus? Het brood dat wij breken, is dat niet de gemeenschap met het lichaam van Christus? Omdat het brood één is, zijn wij, die velen zijn, één lichaam, want wij allen hebben deel aan het ene brood.
        1 Corinthe 6 : 17 Wie zich echter met de Heere verenigt, is één geest met Hem.
    c. Johannes 20 : 17 Jezus zei tegen haar: Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar Mijn Vader, maar ga naar Mijn broeders en zeg tegen hen: Ik vaar op naar Mijn Vader en uw Vader, en naar Mijn God en uw God.
        Colossenzen 3 : 1 Als u nu met Christus opgewekt bent, zoek dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, Die aan de rechterhand van God zit.
        Hebreeën 1 : 3 Hij, Die de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk van Zijn zelfstandigheid, Die alle dingen draagt door Zijn krachtig woord, heeft, nadat Hij de reiniging van onze zonden door Zichzelf tot stand had gebracht, Zich gezet aan de rechterhand van de Majesteit in de hoogste hemelen.
        Hebreeën 8 : 1 De hoofdzaak nu van de dingen waarover wij spreken, is dit: Zo'n Hogepriester hebben wij, Eén Die Zich heeft gezet aan de rechterhand van de troon van de Majesteit in de hemelen.
    d. Mattheüs 6 : 20, 21 verzamel schatten voor u in de hemel, waar geen mot of roest ze verderft, en waar dieven niet inbreken of stelen; want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.
        Johannes 4 : 21 Jezus zei tegen haar: Vrouw, geloof Mij, de tijd komt dat u niet op deze berg, en ook niet in Jeruzalem de Vader zult aanbidden.
        Lucas 24 : 52 En zij aanbaden Hem en keerden terug naar Jeruzalem met grote blijdschap.
        Handelingen 7 : 55 Stephanus, vol van de Heilige Geest, hield zijn ogen naar de hemel gericht en zag de heerlijkheid van God, en Jezus, staande aan de rechterhand van God.
        Colossenzen 3 : 1 Als u met Christus opgewekt bent, zoek dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, Die aan de rechterhand van God zit.
        Philippenzen 3 : 20 Ons burgerschap is echter in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus.
        1 Thessalonicenzen 1 : 10 ... en Zijn Zoon uit de hemelen te verwachten, Die Hij uit de doden heeft opgewekt, namelijk Jezus, Die ons verlost van de komende toorn.
    e. Hebreeën 9 : 26 Want dan had Hij vanaf de grondlegging van de wereld dikwijls moeten lijden. Maar nu is Hij bij de voleinding van de eeuwen eenmaal geopenbaard om de zonde teniet te doen door het offer van Zichzelf.
        Hebreeën 10 : 12 Deze Priester is, nadat Hij één slachtoffer voor de zonden geofferd had, tot in eeuwigheid gezeten aan de rechterhand van God.
        Hebreeën 10 : 14 Want met één offer heeft Hij hen die geheiligd worden, tot in eeuwigheid volmaakt.

  3. Voor wie is het avondmaal van de Heere ingesteld?
    Voor hen die zichzelf vanwege hun zonden mishagen, en nochtans vertrouwen, dat deze hun om Christus'wil vergeven zijn, en dat ook de overblijvende zwakheid met zijn lijden en sterven bedekt is; die ook begeren, hoe langer hoe meer hun geloof te sterken en hun leven te beteren. Maar de hypocrieten en die zich niet met waren harte tot God bekeren, die eten en drinken zich een oordeel (a).
  4. a. 1 Corinthe 11 : 28 Laat ieder mens zichzelf beproeven en laat hij zó eten van het brood en drinken uit de drinkbeker.
        1 Corinthe 10 : 19 tot 22 Wat zeg ik hiermee dan? Dat een afgod iets is, of dat een afgodenoffer iets is? Nee, ik zeg dit omdat wat de heidenen offeren, zij dat aan demonen offeren en niet aan God, en ik wil niet dat u met de demonen gemeenschap hebt. U kunt niet de drinkbeker van de Heere drinken én de drinkbeker van de demonen. U kunt niet deelhebben aan de tafel van de Heere én aan de tafel van de demonen. Of willen wij de Heere tot jaloersheid verwekken? Wij zijn toch niet sterker dan Hij?

  5. Zal men ook hen tot dit Avondmaal laten komen, die zich met hun belijdenis en hun leven als ongelovige en goddeloze mensen aanstellen?
    Nee; want alzo wordt het verbond van God ontheiligd, en zijn toorn over de hele gemeente verwekt (a). Daarom is de christelijke kerk schuldig, naar de ordening van Christus en van zijn apostelen, zulken, totdat zij betering van hun leven bewijzen, door de sleutels van het hemelrijk uit te sluiten.
    a. 1 Corinthe 11 : 20 Zoals u nu bij elkaar samenkomt, is dat niet het eten van het Avondmaal van de Heere.
        1 Corinthe 11 : 34 Maar als iemand honger heeft, laat hij thuis eten, opdat u niet tot een oordeel samenkomt. Wat betreft de overige zaken zal ik opdracht geven wanneer ik kom.
        Jesaja 1 : 11 Waartoe dienen voor Mij uw vele offers? zegt de HEERE. Ik heb genoeg van de brandoffers van rammen en het vet van gemest vee; en in het bloed van jonge stieren, lammeren of bokken vind Ik geen vreugde.
        Jesaja 66 : 3 Wie een rund slacht, slaat een man neer, wie een lam offert, breekt een hond de nek, wie een graanoffer offert, offert varkensbloed, wie wierook brandt als gedenkoffer, looft daarmee een afgod. Zoals zíj ook hun eigen wegen gekozen hebben en hun ziel vreugde vindt in hun afschuwelijke afgoden,
        Jeremia 7 : 21 Zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Voeg uw brandoffers toe aan uw slachtoffers, eet vlees.
        Psalm 50 : 16 Maar tot de goddeloze zegt God: Hoe durft u over Mijn verordeningen te vertellen en Mijn verbond in uw mond te nemen?

Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 30:
Wie dus aan het avondmaal behoren te gaan, wordt ons in deze vraag van de catechismus geleerd. Van deze wettige gasten worden drie dingen vereist: een kennis en leedwezen over de zonden, een vertrouwen op Gods barmhartigheid, door en om Christus’ wil, en een streven naar boetvaardigheid en nieuwe gehoorzaamheid. In deze drie stukken bestaat het oprechte beproeven, waar Paulus over spreekt in 1 Kor. 11: 28: „Maar de mens beproeve zichzelven en ete alzo van het brood.” Want zichzelf beproeven is onderzoeken of gij ook geloof en boetvaardigheid hebt, zoals er in 2 Kor. 13:5 geschreven staat: „Onderzoekt uzelven of gij in het geloof zijt, beproeft uzelven. Of kent gij uzelven niet, dat Jezus Christus in u is?” Het leedwezen wordt gevoeld in het hart. Het vertrouwen wordt gekend aan de gerustheid van het geweten (Rom. 5:1 en 5) en een ernstig voornemen om God te gehoorzamen. Om die reden mogen kleine kinderen niet aan het avondmaal, omdat deze dingen er metterdaad bij hen niet zijn. Zij kunnen zichzelf niet beproeven, noch de dood des Heeren verkondigen.
1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 31

  1. Wat zijn de sleutels van het hemelrijk?
    De verkondiging van het heilig evangelie en de christelijke ban of uitsluiting uit de christelijke gemeente, door welke twee stukken het hemelrijk de gelovigen open gedaan en de ongelovigen wordt toegesloten.

  2. Hoe wordt het hemelrijk door de prediking van het Heilig Evangelie ontsloten en toegesloten?
    Alzo, als volgens het bevel van Christus aan de gelovigen, allen en iedereen wordt verkondigd en openlijk betuigd, dat hun, zo dikwijls als zij de belofte van het evangelie met een waar geloof aannemen, al hun zonden van God, om de verdiensten van Christus' wil vergeven zijn; daarentegen alle ongelovigen en die zich niet van harte bekeren wordt verkondigd en betuigd, dat de toorn van God en de eeuwige verdoemenis op hen ligt, zolang als zij zich niet bekeren (a); naar welk getuigenis van het evangelie, God zal oordelen, zowel in dit als in het toekomende leven.
  3. a. Johannes 20 : 21, 22, 23 Jezus dan zei opnieuw tegen hen: Vrede zij u! Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u. En nadat Hij dit gezegd had, blies Hij op hen en zei tegen hen: Ontvang de Heilige Geest. Als u iemands zonden vergeeft, worden ze hem vergeven; als u ze hem toerekent, blijven ze hem toegerekend.
        Mattheüs 16 : 19 Ik zal u de sleutels van het Koninkrijk der hemelen geven; en wat u bindt op de aarde, zal in de hemelen gebonden zijn; en wat u ontbindt op de aarde, zal in de hemelen ontbonden zijn.


  4. Hoe wordt het hemelrijk toegesloten en ontsloten door de christelijke ban?
    Alzo, als volgens het bevel van Christus, hen, die onder de christelijke naam onchristelike leer of leven voeren, nadat zij, ettelijke malen broederlijk vermaand zijnde, van hun dwalingen of hun schandelijk leven niet willen aflaten, de gemeente, of degenen, die van de gemeente daartoe verordineerd zijn, aangebracht worden, en zo zij aan de vermaning zich niet storen, van hen door het verbieden van de sacramenten uit de christelijke gemeente en van God zelf uit het rijk van Christus gesloten worden; en weer als lidmaten van Christus en van zijn gemeente aangenomen, zo wanneer zij waarachtige betering beloven en bewijzen (a).
    a. Mattheüs 18 : 15, 16, 17 Als uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga naar hem toe en wijs hem terecht tussen u en hem alleen; als hij naar u luistert, hebt u uw broeder gewonnen. Maar als hij niet naar u luistert, neem er dan nog een of twee met u mee, opdat in de mond van twee of drie getuigen elk woord vaststaat. Als hij niet naar hen luistert, zeg het dan tegen de gemeente. En als hij ook niet naar de gemeente luistert, laat hij dan voor u als de heiden en de tollenaar zijn.
        1 Corinthe 5 : 4 In de Naam van onze Heere Jezus Christus, als u en mijn geest bijeengekomen zijn, in de kracht van onze Heere Jezus Christus.
        1 Corinthe 5 : 5 Over te geven aan de satan, tot verderf van het vlees, opdat de geest behouden zal worden op de dag van de Heere Jezus.
        1 Corinthe 5 : 11 Maar nu heb ik u geschreven dat u zich niet moet inlaten met iemand die, terwijl hij een broeder wordt genoemd, een ontuchtpleger is, of een hebzuchtige, of een afgodendienaar, of een lasteraar, of een dronkaard, of een rover. Met zo iemand moet u zelfs niet eten.
        2 Corinthe 2 : 6, 7, 8 Voor zo iemand is die straf, die door velen is opgelegd, genoeg geweest. Zodat u hem daarentegen liever moet vergeven en bemoedigen, opdat zo iemand niet misschien door al te grote droefheid wordt verteerd. Daarom verzoek ik u dat u uw liefde voor hem weer bevestigt.

Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 31:
Door God en om Christus’ wil moet de vergeving van de zonden verkondigd worden. Want het komt alleen aan God toe om de zonden te vergeven (zie vraag 56) om Christus’ wil (Luk. 24:47): „En in Zijn Naam moest gepredikt worden bekering en vergeving der zonden.” Dat beveelt Christus aan de apostelen en zij hebben ook bij het prediken deze orde gehouden. Dus wanneer de Dienaar door middel van de prediking des Evangelies de gelovigen vergeving der zonden belooft, dan moet de gelovige niet blijven hangen aan de dienaar, maar zich verheffen tot God en tot Christus, door Wie en om Wiens wil de vergeving der zonden geschonken wordt. Want zo verklaart Paulus dat als hij schrijft dat de dienaren des Evangelies bevolen is om de mensen met God te verzoenen (2 Kor. 5:18 en 20). Hij voegt er nog bij: „Zo zijn wij dan gezanten van Christus’ wege, alsof God door ons bad; wij bidden van Christuswege: Laat u met God verzoenen” (2 Kor. 5:20). Het Koninkrijk der hemelen wordt echter gesloten voor alle ongelovigen en voor die zich niet van harte bekeren!
1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 32

  1. Aangezien wij uit onze ellendigheid, zonder enige verdienste onzerzijds, alleen uit genade, door Christus verlost zijn, waarom moeten wij dan nog goede werken doen?
    Daarom, dat Christus, nadat Hij ons met zijn bloed gekocht en vrijgemaakt heeft, ons ook door zijn Heilige Geest tot zijn evenbeeld vernieuwd, opdat wij ons met ons hele leven Gode dankbaar voor zijn weldaden bewijzen (a), en hij door ons geprezen worde (b). Daarna ook, dat elk bij zichzelf van zijn geloof uit de vruchten verzekerd zij (c), en dat door onze Godzalige wandel onze naaste ook voor Christus geworden worden (d).
  2. a. Romeinen 6 : 13 En stel uw leden niet ter beschikking aan de zonde als wapens van ongerechtigheid, maar stel uzelf ter beschikking aan God, als mensen die uit de doden levend geworden zijn. En laat uw leden wapens van gerechtigheid zijn voor God.
        Romeinen 12 : 1 en 2 Ik roep u er dan toe op, broeders, door de ontfermingen van God, om uw lichamen aan God te wijden als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk: dat is uw redelijke godsdienst. En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar word innerlijk veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is.
        1 Petrus 2 : 5 Dan wordt u ook zelf, als levende stenen, gebouwd tot een geestelijk huis, tot een heilig priesterschap, om geestelijke offers te brengen, die God welgevallig zijn door Jezus Christus.
        1 Petrus 2 : 9 Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk, een volk dat God Zich tot Zijn eigendom maakte; opdat u de deugden zou verkondigen van Hem Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht.
        1 Corinthe 6 : 20 U bent immers duur gekocht. Verheerlijk daarom God in uw lichaam en in uw geest, die van God zijn.
    b. Mattheüs 5 : 16 Laat uw licht zo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken zien en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken.
        1 Petrus 2 : 12 Houd uw levenswandel onder de heidenen goed; opdat zij die nu van u kwaadspreken als van kwaaddoeners, door de goede werken die zij in u waarnemen, God verheerlijken mogen op de dag dat er naar hen omgezien wordt.
    c. 2 Petrus 1 : 10 Daarom, broeders, beijver u des te meer om uw roeping en verkiezing vast te maken; want als u dat doet, zult u nooit meer struikelen.
        Mattheüs 7 : 17 Zo brengt iedere goede boom goede vruchten voort en een slechte boom brengt slechte vruchten voort.
        Galaten 5 : 6 In Christus Jezus heeft namelijk niet het besneden zijn enige kracht, en ook niet het onbesneden zijn, maar het geloof, dat door de liefde werkzaam is.
        Galaten 5 : 22 De vrucht van de Geest is echter: liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.
    d. 1 Petrus 3 : 1, 2 Evenzo, vrouwen, wees uw eigen mannen onderdanig; opdat ook, als sommigen aan het Woord ongehoorzaam zijn, zij door de levenswandel van de vrouwen zonder woorden gewonnen mogen worden, doordat zij uw reine levenswandel in de vreze des Heeren waarnemen.
        Romeinen 14 : 19 Laten wij dus najagen wat de vrede en de onderlinge opbouw bevordert.


  3. Kunnen dan die niet zalig worden, die in hun goddeloos en ondankbaar leven voortvarende, zich tot God niet bekeren?
    In generlei wijze; want de Schrift zegt, dat geen onkuise, afgodendienaar, echtbreker, dief, geldgierige, dronkaard, lasteraar, noch rover, noch dergelijke, het rijk van God zal beërven (a).
    a. 1 Corinthe 6 : 9, 10 Of weet u niet dat onrechtvaardigen het Koninkrijk van God niet zullen beërven? Dwaal niet! Ontuchtplegers, afgodendienaars, overspelers, schandknapen, mannen die met mannen slapen, dieven, hebzuchtigen, dronkaards, lasteraars en rovers zullen het Koninkrijk van God niet beërven.
        Efeze 5 : 6 Laat niemand u misleiden met inhoudsloze woorden, want om deze dingen komt de toorn van God over de kinderen van de ongehoorzaamheid.
        1 Johannes 3 : 14 Wij weten dat wij zijn overgegaan uit de dood in het leven, omdat wij de broeders liefhebben; wie zijn broeder niet liefheeft, blijft in de dood.

Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 32:
De christelijke dankbaarheid is een erkenning van de genadige verlossing van zonde en dood door Christus, een ernstige ijver om de zonden te vermijden, het leven te richten naar Gods wil, om van Hem alleen door een waar geloof alle goeds te begeren; en Hem voor de ontvangen weldaden te danken. Deze dankbaarheid bevat waarheid en rechtvaardigheid. De waarheid erkent de weldaad der genadige verlossing, dankt God ervoor, alsook voor alle andere weldaden die daaruit voortvloeien. Daarom behoort tot de waarheid het stuk van het gebed. God eist oprechte dienst of gehoorzaamheid. Daarom behoort het stuk van de goede werken bij de rechtvaardigheid. De fontein van deze goede werken is de bekering tot God. Want alleen de werken der wedergeborenen zijn goed. De regel der goede werken is de wet van God. Daarom moet meteen over de bekering van de mens tot God, of over de boetvaardigheid, en over de wet Gods gesproken worden. Zo behoren tot de leer der dankbaarheid vooral deze vier hoofdstukken, namelijk de bekering, de goede werken, de wet Gods en het gebed.
1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 33

  1. Uit hoeveel delen bestaat de ware bekering van de mensen?
    Uit twee delen, de afsterving van de oude en de opstanding van de nieuwe mens (a).
  2. a. Romeinen 6 : 1 Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade toeneemt?
        Romeinen 6 : 4, 5, 6 Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat evenals Christus uit de doden is opgewekt tot de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij in een nieuw leven zouden wandelen. Want als wij met Hem één plant zijn geworden, gelijkgemaakt aan Hem in Zijn dood, dan zullen wij ook aan Hem gelijk zijn in Zijn opstanding. Dit weten wij toch, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam van de zonde tenietgedaan zou worden en wij niet meer als slaaf de zonde zouden dienen.
        Efeze 4 : 22, 23, 24 Dat u, wat betreft de vroegere levenswandel, de oude mens aflegt, die te gronde gaat door de misleidende begeerten, en dat u vernieuwd wordt in de geest van uw denken, en u bekleedt met de nieuwe mens, die overeenkomstig het beeld van God geschapen is, in ware rechtvaardigheid en heiligheid.
        Colossenzen 3 : 5, 6 Dood dan uw leden die op de aarde zijn: ontucht, onreinheid, hartstocht, kwade begeerte, en de hebzucht, die afgoderij is. Door deze dingen komt de toorn van God over de ongehoorzamen.
        Colossenzen 3 : 8, 9, 10 Maar nu, legt ook u dit alles af, namelijk toorn, woede, slechtheid, laster, en schandelijke taal uit uw mond. Lieg niet tegen elkaar, aangezien u de oude mens met zijn daden uitgetrokken hebt, en u met de nieuwe mens bekleed hebt, die vernieuwd wordt tot kennis, overeenkomstig het beeld van Hem Die hem geschapen heeft.
        1 Corinthe 5 : 7 Verwijder dan het oude zuurdeeg, opdat u een nieuw deeg zult zijn. U bent immers ongezuurd, want ook ons Paaslam is voor ons geslacht: Christus.
        2 Corinthe 7 : 10 Want de droefheid die overeenkomstig de wil van God is, brengt een onberouwelijke bekering tot zaligheid teweeg, maar de droefheid van de wereld brengt de dood teweeg.


  3. Wat is de afsterving van de oude mens?
    Het is een hartelijk leedwezen, dat wij God door onze zonden vertoornd hebben, en die hoe langer hoe meer haten en vluchten (a).
  4. a. Romeinen 8 : 13 Want als u naar het vlees leeft, zult u sterven. Als u echter door de Geest de daden van het lichaam doodt, zult u leven.
        Joël 2 : 13 Scheur uw hart en niet uw kleren. Bekeer u tot de HEERE, uw God, want Hij is genadig en barmhartig, geduldig en rijk aan goedertierenheid, en Hij heeft berouw over het kwaad.
        Hosea 6 : 1 Kom, laten wij terugkeren naar de HEERE, want Hij heeft verscheurd, maar Hij zal ons genezen; Hij heeft geslagen, maar Hij zal ons verbinden.


  5. Wat is de opstanding van de nieuwe mens?
    De opstanding van de nieuwe mens is een hartelijke vreugde in God door Christus (a), en lust uit liefde om naar de wil van God in alle goede werken te leven (b).
  6. a. Romeinen 5 : 1 Wij gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus.
        Romeinen 14 : 17 Het Koninkrijk van God bestaat niet uit eten en drinken, maar uit gerechtigheid en vrede en blijdschap in de Heilige Geest.
        Jesaja 57 : 15 Want zo zegt de Hoge en Verhevene, Die in de eeuwigheid woont en Wiens Naam heilig is: Ik woon in de hoge hemel en in het heilige, en bij de verbrijzelde en nederige van geest, om levend te maken de geest van de nederigen, en om levend te maken het hart van de verbrijzelden.
    b. Romeinen 6 : 10, 11 Want wat Zijn sterven betreft, is Hij voor eens en altijd voor de zonde gestorven, en wat Zijn leven betreft, leeft Hij voor God. Zo dient ook u uzelf te rekenen als dood voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus, onze Heere.
        Galaten 2 : 20 Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij; en voor zover ik nu in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, Die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven.


  7. Wat zijn goede werken?
    Alleen die uit waar geloof (a), naar de wet van God (b), alleen Hem ter ere geschieden (c), en niet die op ons goeddunken of op mensen inzettingen gegrond zijn (d).
  8. a. Romeinen 14 : 23 Wie echter twijfelt als hij eet, is veroordeeld, omdat hij het niet uit geloof doet. En alles wat niet uit geloof is, is zonde.
    b. Leviticus 18 : 4 Mijn bepalingen moet u houden en Mijn verordeningen moet u in acht nemen door daarnaar te wandelen. Ik ben de HEERE, uw God.
        1 Samuël 15 : 22 Samuel zei: Heeft de HEERE evenveel behagen in brandoffers en slachtoffers als in het gehoorzamen aan de stem van de HEERE? Zie, gehoorzamen is beter dan slachtoffer, opmerkzaam zijn beter dan het vet van rammen.
        Efeze 2 : 10 Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus om goede werken te doen, die God van tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.
    c. 1 Corinthe 10 : 31 Of u dus eet of drinkt of iets anders doet, doe alles tot eer van God.
    d. Ezechiël 20 : 18, 19 Ik zei tegen hun kinderen in de woestijn: Ga niet in de verordeningen van uw vaderen, neem hun bepalingen niet in acht en verontreinig u niet met hun stinkgoden. Ik ben de HEERE, uw God: ga in Mijn verordeningen, neem Mijn bepalingen in acht en houd die.
        Jesaja 29 : 13 De Heere zei: Omdat dit volk tot Mij nadert met zijn mond en zij Mij eren met hun lippen, maar hun hart ver van Mij houden, en hun vrees voor Mij slechts een aangeleerd gebod van mensen is,
        Mattheüs 15 : 7, 8, 9 Terecht heeft Jesaja over u geprofeteerd, toen hij zei: Dit volk nadert tot Mij met hun mond en eert Mij met de lippen, maar hun hart houdt zich ver bij Mij vandaan; maar tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen onderwijzen die geboden van mensen zijn.

Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 33:
De beschrijving van de bekering ten aanzien van de stukken waaruit ze bestaat, wordt hier als volgt voorgesteld: dat ze een doding of afsterving is van de oude mens en een opstanding van de nieuwe mens. De volkomen en echte definitie is deze: de bekering tot God is een verandering van een verkeerd verstand en een verkeerde wil in een goede, in de uitverkorenen gewerkt door de Heilige Geest, dankzij de prediking van Wet en Evangelie. Daarop volgt een ijver om goede werken te doen en om een leven overeenkomstig al Gods geboden te leiden. Dit wordt met uitspraken van de Schrift bevestigd.
Jeremia 4:1: „Zo gij u bekeren zult, Israël, spreekt de Heere, bekeer u tot Mij.”
Jesaja 1:16: „Wast u, reinigt u, doet de boosheid uwer handelingen van voor Mijne ogen weg, laat af van kwaad te doen. Leert goed doen, zoekt het recht.”
1 Korinthe 6:11: „Maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd in den Naam des Heeren Jezus en door de Geest van onze God.”
Psalm 34:15: „Wijk af van het kwade en doe het goede.”
1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 34

  1. Hoe luidt de wet van de HEERE?
    God sprak al deze woorden : Exodus 20 : 1 : 17

  2. Hoe worden deze tien geboden gedeeld?
    In twee tafelen (a); waarvan de eerste leert, hoe wij ons jegens God zullen houden; de andere, wat wij onze naaste schuldig zijn (b).
  3. a. Deuteronomium 4 : 13 Hij maakte u Zijn verbond bekend, dat Hij u beval te doen, de Tien Woorden, en Hij schreef ze op twee stenen tafelen.
        Exodus 34 : 28 Hij was daar namelijk veertig dagen en veertig nachten bij de HEERE. Hij at geen brood en dronk geen water. En God schreef op de tafelen de woorden van het verbond, de Tien Woorden.
        Deuteronomium 10 : 3, 4 Daarop maakte ik een kist van acaciahout en hieuw twee stenen tafelen uit, net als de eerste; en ik klom de berg op met de twee tafelen in mijn hand. Toen schreef Hij op de tafelen, overeenkomstig de eerste tekst, de Tien Woorden die de HEERE tot u gesproken had op de berg, vanuit het midden van het vuur, op de dag dat u daar bijeenkwam; en de HEERE gaf ze aan mij.
    b. Mattheüs 22 : 37-40 Jezus zei tegen hem: U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede, hieraan gelijk, is: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangt heel de Wet, en de Profeten.


  4. Wat gebiedt God in het eerste gebod?
    Dat ik, zo lief als mij mijner ziele zaligheid is, alle afgoderij (a), toverij, waarzegging, superstitie of bijgeloof (b), aanroeping van de heiligen of van andere schepselen (c), mijde en vluchte, en de enige ware God recht leren kennen (d),
    Hem alleen vertrouwe (e), in alle ootmoedigheid (f) en lijdzaamheid mij Hem alleen onderwerpe (g), van Hem alleen alles goeds verwachtte (h), Hem van ganser harte liefhebbe (i), vreze (k), en ere (l),
    alzo, dat ik eer van alle schepselen afga en die varen late, dan dat ik in het allerminste tegen zijn wil doe (m).

  5. a. 1 Johannes 5 : 21 Lieve kinderen, wees op uw hoede voor de afgoden.
        1 Corinthe 6 : 10 Dwaal niet! Ontuchtplegers, afgodendienaars, overspelers, schandknapen, mannen die met mannen slapen, dieven, hebzuchtigen, dronkaards, lasteraars en rovers zullen het Koninkrijk van God niet beërven.
        1 Corinthe 10 : 7 Word geen afgodendienaars zoals sommigen van hen, zoals geschreven staat: Het volk ging zitten om te eten en te drinken en zij stonden op om te feesten.
        1 Corinthe 10 : 14 Daarom, mijn geliefden, vlucht weg van de afgodendienst.
    b. Leviticus 19 : 31 U mag u niet wenden tot de dodenbezweerders en tot de waarzeggers. U mag hen niet raadplegen, zodat u zich met hen verontreinigt. Ik ben de HEERE, uw God.
        Deuteronomium 18 : 9, 10 Met de man die niet naar Mijn woorden luistert, die Hij in Mijn Naam spreekt, zal het zó zijn: Ík zal rekenschap van hem eisen.
    c. Mattheüs 4 : 10 Toen zei Jezus tegen hem: Ga weg, satan, want er staat geschreven: De Heere, uw God, zult u aanbidden en Hem alleen dienen.
        Openbaringen 19 : 10 Ik viel voor zijn voeten neer om hem te aanbidden, maar hij zei tegen mij: Pas op dat u dat niet doet! Ik ben een mededienstknecht van u en van uw broeders, die het getuigenis van Jezus hebben. Aanbid God. Het getuigenis van Jezus is namelijk de geest van de profetie.
        Openbaringen 22 : 8, 9 Ik, Johannes, ben het die deze dingen gezien en gehoord heb. En toen ik ze gehoord en gezien had, viel ik neer om te aanbidden voor de voeten van de engel die mij deze dingen liet zien. En hij zei tegen mij: Pas op dat u dat niet doet! Want ik ben een mededienstknecht van u en van uw broeders, de profeten, en van hen die de woorden van dit boek in acht nemen. Aanbid God.
    d. Johannes 17 : 3 Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt.
    e. Jeremia 17 : 5 Verheerlijk Mij, U Vader, bij Uzelf, met de heerlijkheid die Ik bij U bezat voordat de wereld er was.
        Jeremia 17 : 7 Nu hebben zij erkend dat alles wat U Mij gegeven hebt, bij U vandaan komt.
    f. 1 Petrus 5 : 5 Evenzo, jongeren, wees aan de ouderen onderdanig; en wees allen elkaar onderdanig. Wees met nederigheid bekleed, want God keert Zich tegen de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft Hij genade.
    g. Hebreeën 10 : 36 Want u hebt volharding nodig, opdat u, na het volbrengen van de wil van God, de vervulling van de belofte zult verkrijgen.
        Colossenzen 1 : 11 U wordt met alle kracht bekrachtigd, overeenkomstig de sterkte van Zijn heerlijkheid, om met blijdschap in alles te volharden en geduld te oefenen.
        Romeinen 5 : 3, 4 Wij roemen in de verdrukkingen, omdat wij weten dat de verdrukking volharding teweegbrengt en de volharding ondervinding en de ondervinding hoop.
        1 Corinthe 10 : 10 Mor niet, zoals ook sommigen van hen gemord hebben en omgekomen zijn door de verderver.
        Filippenzen 2 : 14 Doe alle dingen zonder morren en meningsverschillen.
    h. Psalm 104 : 27 Zij allen wachten op U, dat U hun voedsel geeft op zijn tijd.
        Jesaja 45 : 7 Ik formeer het licht en schep de duisternis, Ik maak de vrede en schep het onheil; Ik, de HEERE, doe al deze dingen.
        Jacobus 1 : 17 Elke goede gave en elk volmaakt geschenk is van boven en daalt neer van de Vader der lichten, bij Wie er geen verandering is, of schaduw van omkeer.
    i. Deuteronomium 6 : 5 U zult de HEERE, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw kracht.
        Mattheüs 22 : 37 Jezus zei tegen hem: U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand.
    k. Deuteronomium 6 : 2 ... opdat u de HEERE, uw God, vreest door al Zijn verordeningen en Zijn geboden, die ik u gebied, in acht te nemen: u, uw kind en uw kleinkind, alle dagen van uw leven; en opdat uw dagen verlengd worden.
        Psalm 111 : 10 De vreze des HEEREN is het beginsel van wijsheid, allen die ernaar handelen, hebben een goed inzicht; Zijn lof houdt voor eeuwig stand.
        Spreuken 1 : 7 De vreze des HEEREN is het beginsel van de kennis, dwazen verachten wijsheid en vermaning.
        Spreuken 9 : 10 Het beginsel van wijsheid is de vreze des HEEREN en de kennis van de heiligen is inzicht.
        Mattheüs 10 : 28 Wees niet bevreesd voor hen die het lichaam doden en de ziel niet kunnen doden, maar wees veeleer bevreesd voor Hem Die zowel ziel als lichaam te gronde kan richten in de hel.
    l. Mattheüs 4 : 10 Toen zei Jezus tegen hem: Ga weg, satan, want er staat geschreven: De Heere, uw God, zult u aanbidden en Hem alleen dienen.
        Deuteronomium 10 : 20 De HEERE, uw God, moet u vrezen, Hem moet u dienen, aan Hem moet u zich vasthouden en bij Zijn Naam moet u zweren.
    m. Mattheüs 5 : 29 Als dan uw rechteroog u doet struikelen, ruk het uit en werp het van u weg, want het is beter voor u dat een van uw lichaamsdelen te gronde gaat en niet heel uw lichaam in de hel geworpen wordt.
        Mattheüs 10 : 37 Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waard; en wie zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mij niet waard.
        Handelingen 5 : 29 Petrus en de apostelen antwoordden en zeiden: Men moet aan God meer gehoorzaam zijn dan aan mensen.


  6. Wat is afgoderij?
    Afgoderij is, in de plaats van de enige ware God, die zich in zijn Word geopenbaard heeft, of naast Hem, iets anders verzinnen of hebben, waarop de mens zijn vertrouwen zet (a).
  7. a. Efeze 5 : 5 Dit moet u weten, dat geen enkele ontuchtpleger, onreine of hebzuchtige, die een afgodendienaar is, een erfdeel heeft in het Koninkrijk van Christus en van God.
        1 Kronieken 16 : 26 Want al de goden van de volken zijn afgoden, maar de HEERE heeft de hemel gemaakt.
        Filippenzen 3 : 19 Hun einde is het verderf, hun god is de buik en hun eer is in hun schande; zij bedenken aardse dingen.
        Galaten 4 : 8 Maar destijds, toen u God niet kende, diende u hen die van nature geen goden zijn.
        Efeze 2 : 12 Dat u in die tijd zonder Christus was, vervreemd van het burgerschap van Israël en vreemdelingen wat betreft de verbonden van de belofte. U had geen hoop en was zonder God in de wereld.
        1 Johannes 2 : 23 Ieder die de Zoon loochent, heeft ook de Vader niet.
        2 Johannes : 9 Ieder die overtreedt en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet; wie in de leer van Christus blijft, die heeft zowel de Vader als de Zoon.
        Johannes 5 : 23 Opdat allen de Zoon eren zoals zij de Vader eren. Wie de Zoon niet eert, eert de Vader niet, Die Hem gezonden heeft.

Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 34:
„Ik, de Heere.” Alsof Hij zeggen wilde: „Ik, Die gij hoort spreken en u wetten geef, ben Jehova, of de Heere.” Dat wil zeggen de waarachtige, eeuwige en almachtige God, de Auteur en Behouder van alle goede dingen; Die van Mijzelf besta en aan alle andere dingen het aanzijn geef, en daarom ook de hoogste macht bezit om over allen te gebieden. Zoals vorsten, wanneer zij iets gebieden, hun namen en titels vooropstellen, opdat hun onderdanen daardoor aan hun schuldige en billijke gehoorzaamheid herinnerd worden, zo wil ook de Heere aller heren en Koning aller koningen Zijn volk Israël wakker en gewillig maken. „Uw God.” God is de God van alle schepselen, omdat Hij ze geschapen heeft, onderhoudt en regeert, maar Hij noemt Zichzelf de God van Zijn volk, omdat Hij Zich daaraan speciaal geopenbaard en meegedeeld heeft; en omdat Hij door de belofte van Zijn weldadigheid de kerk des te meer tot gehoorzaamheid zou uitlokken. Want God wordt eigenlijk gezegd de God van hen te zijn die Hij boven anderen bemint, verzorgt en altoos behoudt en die Hij alle dingen schenkt (Psalm 33:12).
1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 35

  1. Wat eist God in het tweede gebod?
    Dat wij God in generlei wijze afbeelden (a), en op geen andere wijze vereren, dan Hij in zijn Woord bevolen heeft (b).
    a. Jesaja 40 : 18, 19 Met wie zou u God willen vergelijken, of welke vergelijking zou u op Hem willen toepassen? De vakman giet het beeld, de edelsmid overtrekt het met goud en smeedt er zilveren kettingen voor.
        Jesaja 40 : 25 Met wie zou u Mij willen vergelijken, of aan wie ben Ik gelijk? zegt de Heilige.
        Deuteronomium 4 : 15, 16 U moet, omwille van uw leven, zeer op uw hoede zijn – u hebt immers geen enkele gestalte gezien op de dag dat de HEERE bij de Horeb tot u sprak vanuit het midden van het vuur – dat u niet verderfelijk handelt en voor u een beeld maakt, de afbeelding van enig afgodsbeeld, de vorm van een man of vrouw.
        Romeinen 1 : 23 ... en hebben zij de heerlijkheid van de onvergankelijke God vervangen door een beeld dat lijkt op een vergankelijk mens, op vogels en op viervoetige en kruipende dieren.
        Handelingen 17 : 29 Wij nu, die van Gods geslacht zijn, moeten niet denken dat de Godheid gelijk is aan goud, zilver of steen, een product van de kunstzinnigheid en gedachten van een mens.
    b. 1 Samuel 15 : 23 Want opstandigheid is een zonde van waarzeggerij, en tegenstreven is afgoderij en beeldendienst. Omdat u het woord van de HEERE verworpen hebt, heeft Hij u verworpen, zodat u geen koning meer zult zijn.
        Deuteronomium 12 : 30 Wees dan op uw hoede dat u niet, nadat zij van voor uw ogen weggevaagd zijn, in dezelfde valstrik komt, en dat u niet vraagt naar hun goden, door te zeggen: Zoals deze volken hun goden gediend hebben, zo zal ik het ook doen.
        Mattheüs 15 : 9 Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen onderwijzen die geboden van mensen zijn.


  2. Mag men dan helemaal geen beelden maken?
    God kan noch mag in geen enkele wijze afgebeeld worden (a). Maar de schepselen, al is het dat zij mogen afgebeeld worden, zo verbiedt toch God, hun beeltenis te maken en te hebben, om die te vereren, of God daardoor te dienen (b).
    a. Jesaja 40 : 25
    b. Exodus 34 : 17 U mag u geen gegoten goden maken.
        Exodus 23 : 24 U mag zich voor hun goden niet neerbuigen en ze niet dienen. U mag niet doen overeenkomstig hun werken. Voorzeker, u moet ze volledig omverhalen en hun gewijde stenen helemaal in stukken slaan.
        Exodus 34 : 13 Maar hun altaren moet u afbreken, hun gewijde stenen in stukken slaan en hun gewijde palen omhakken.
        Numeri 33 : 52 Dan moet u alle inwoners van het land van vóór uw ogen verdrijven, en al hun beeldhouwwerken vernielen; ook moet u al hun gegoten beelden vernielen en al hun hoogten wegvagen.


  3. Maar zou men de beelden in de beelden in de kerken als boeken der leken niet mogen dulden?
    Nee; want wij moeten niet wijzer zijn dan God, Hij die zijn christenen niet door stomme beelden (a), maar door de levende verkondiging van zijn Woord wil onderwezen hebben (b).
    a. Jeremia 10 : 8 In één ding zijn zij toch dom en dwaas: onderwijs in onzinnigheid, hout is het!
        Habakuk 2 : 18, 19 Wat is het nut van een gesneden beeld, wanneer zijn maker het gesneden heeft, of van een gegoten beeld dat leugens onderwijst, wanneer de maker op zijn maaksel vertrouwt terwijl het stomme afgoden zijn die hij maakt? Wee hem die tegen het stuk hout zegt: Word wakker! en: Ontwaak! tegen een zwijgende steen. Zouden zij iemand kunnen onderwijzen? Zie, het is met goud en zilver overtrokken, maar er zit volstrekt geen levensgeest in hem.
    b. Romeinen 10 : 14 Hoe zullen zij dan Hem aanroepen in Wie zij niet geloven? En hoe zullen zij in Hem geloven van Wie zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen zonder iemand die predikt?
        Romeinen 10 : 15 En hoe zullen zij prediken, als zij niet gezonden worden? Zoals geschreven staat: Hoe lieflijk zijn de voeten van hen die vrede verkondigen, van hen die het goede verkondigen!
        Romeinen 10 : 17 Zo is dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door het Woord van God.
        2 Petrus 1 : 19 En wij hebben het profetische woord, dat vast en zeker is, en u doet er goed aan daarop acht te slaan als op een lamp die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw hart.
        2 Timotheüs 3 : 16, 17 Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid, opdat de mens die God toebehoort, volmaakt zou zijn, tot elk goed werk volkomen toegerust.


Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 35:
Wij spreken over het doel waartoe dit gebod gegeven werd: opdat de ware God, Die in het eerste gebod geboden heeft dat men Hem alleen zal dienen, recht gediend wordt; of dat de ware en wettige godsdienst zuiver en onvervalst gehandhaafd en door geen bijgelovige diensten enigszins ontheiligd wordt. Daarom wordt hier alle eigenwillige godsdienst verboden, en de ware godsdienst geboden, die uit alle uiterlijke en innerlijke werken bestaat, zoals God die geboden heeft. En die gedaan worden uit een oprecht geloof, in de zekerheid dat de persoon en het werk God behagen omwille van de Middelaar, met die bedoeling dat God geëerd en ons hierdoor een regel van de ware godsdienst voorgeschreven zou worden. Dat wij ook zelfs de waarachtige God –noch bij of door beelden noch op enige andere wijze– dienen zoals Hij bevolen heeft en dat wij de godsdienst, die Hij ingesteld heeft, met alle vlijt en ijver waarnemen, en deze onvervalst bewaren. En hiertoe behoort de regel: dat wanneer de voornaamste soort genoemd wordt, ook alle andere bedoeld worden die daar enige verwantschap mee bezitten.
1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 36

  1. Wat wil het derde gebod?
    Dat wij niet alleen met vloeken (a) of met valse eed (b), maar ook met onnodig zweren (c), de Naam van God niet lasteren noch misbruiken, noch ons met ons stilzwijgen en toezien zulke verschrikkelijke zonden deelachtig maken (d); en in het kort, dat wijde heilige Naam van God anders niet dan met vrees en eerbied gebruiken (e), opdat hij van ons recht beleden (f), aangeroepen (g), en in al onze woorden en werken geprezen worden (h).
    a. Leviticus 24 : 15, 16 Tot de Israëlieten moet u spreken: Iedereen die zijn God vloekt, moet zijn zonde dragen. Wie de Naam van de HEERE lastert, moet zeker ter dood gebracht worden. Heel de gemeenschap moet hem zeker stenigen. Zowel de vreemdeling als de ingezetene moet zeker gedood worden als hij de Naam gelasterd heeft.
    b. Leviticus 19 : 12 U mag geen valse eed afleggen in Mijn Naam, en zo de Naam van uw God ontheiligen. Ik ben de HEERE.
    c. Mattheüs 5 : 37 Laat uw woord ja echter ja zijn en uw nee nee; wat hierboven uitgaat, is uit de boze.
        Jacobus 5 : 12 Maar voor alle dingen, mijn broeders, zweer niet: niet bij de hemel, ook niet bij de aarde, en zweer ook geen enkele andere eed, maar laat uw ja ja zijn en uw nee nee, opdat u niet onder enig oordeel valt.
    d. Leviticus 5 : 1 Als een persoon zondigt doordat hij een uitgesproken vervloeking hoort en hij dus getuige is, of dat hij het gezien heeft of het te weten gekomen is, als hij het niet vertelt, dan draagt hij zijn ongerechtigheid.
        Spreuken 29 : 24 Wie met een dief deelt, haat zijn ziel, hij hoort een vervloeking en maakt het niet bekend.
    e. Jeremia 4 : 2 Als u zweert: Zo waar de HEERE leeft, in waarheid, in recht en in gerechtigheid, dan zullen de heidenvolken zich in Hem zegenen en zich in Hem beroemen.
        Jesaja 45 : 23 Ík heb Kores doen opstaan in gerechtigheid, en al zijn wegen zal Ik rechtmaken. Híj zal Mijn stad bouwen en hij zal Mijn ballingen vrijlaten, zonder betaling en zonder geschenk, zegt de HEERE van de legermachten.
    f. Mattheüs 10 : 32 Ieder die Mij belijden zal voor de mensen, die zal Ik ook belijden voor Mijn Vader, Die in de hemelen is.
        Romeinen 10 : 9, 10 Als u met uw mond de Heere Jezus belijdt en met uw hart gelooft dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult u zalig worden. Want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot zaligheid.
    g. Psalm 50 : 15 Roep Mij aan in de dag van benauwdheid; Ik zal u eruit helpen en u zult Mij eren.
        1 Timotheüs 2 : 8 Ik wil dan dat de mannen op alle plaatsen bidden met opheffing van heilige handen, zonder toorn en meningsverschil.
    h. Colossenzen 3 : 17 Alles wat u doet met woorden of met daden, doe dat alles in de Naam van de Heere Jezus, terwijl u God en de Vader dankt door Hem.
        Romeinen 2 : 24 Want de Naam van God wordt, zoals geschreven is, door uw toedoen gelasterd onder de heidenen.
        1 Timotheüs 6 : 1 Dienstknechten die het slavenjuk dragen, moeten hun eigen meester alle eer waard achten, opdat de Naam van God en de leer niet gelasterd worden.


  2. Is het dan zo'n grote zonde Gods Naam met zweren en vloeken te lasteren, dat God zich ook over hen vertoornt, die zoveel als hun mogelijk is, het vloeken en zweren niet helpen weren en verbieden?
    Ja (a); want er is geen groter zonde, noch die God meer vertoornt, dan de lastering van zijn Naam; waarom Hij die ook met de dood heeft bevolen te straffen (b).
    a. Spreuken 29 : 24 Wie met een dief deelt, haat zijn ziel, hij hoort een vervloeking en maakt het niet bekend.
        Leviticus 5 : 1 Als een persoon zondigt doordat hij een uitgesproken vervloeking hoort en hij dus getuige is, of dat hij het gezien heeft of het te weten gekomen is, als hij het niet vertelt, dan draagt hij zijn ongerechtigheid.
    b. Leviticus 24 : 16 Wie de Naam van de HEERE lastert, moet zeker ter dood gebracht worden. Heel de gemeenschap moet hem zeker stenigen. Zowel de vreemdeling als de ingezetene moet zeker gedood worden als hij de Naam gelasterd heeft.


Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 36:
De Naam van God betekent in de Schrift onder meer: alle eigenschappen die aan God worden toegeschreven. Zo ook de dienst van God, het vertrouwen op Hem, de aanroeping, grootmaking en belijdenis van God, zoals in Micha 4:5: „Want alle volken zullen wandelen, elk in de naam zijns gods, maar wij zullen wandelen in de Naam des Heeren van onze God, eeuwig en altoos.” En in Mattheüs 28:19: „Dezelve dopende in de Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes.” En in Handelingen 21:13: „Ik ben bereid niet alleen gebonden te worden, maar ook te sterven te Jeruzalem voor den Naam des Heeren Jezus.” Deze Naam gebruiken wil zeggen: Hem noemen, of bij het spreken gebruiken. Ons wordt niet verboden die Naam te gebruiken, maar wel om hem lichtvaardig of vergeefs te gebruiken, zoals bij het dagelijks spreken, in strijd met Christus’ leer, Mattheüs 5:37: „Laat zijn uw woord ja, ja; neen, neen”; of valselijk, zoals in de ongeoorloofde en valse eden, of ten slotte smadelijk, zoals in vloeken, lasteren en bezweren, waarin de werken des duivels met Gods Naam bedekt worden.
1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 37

  1. Maar mag men ook Godzalig bij de Naam van God een eed zweren?
    Ja, als het de overheid van haar onderdanen, of anderszins ook de nood vordert, om trouw en waarheid daardoor te bevestigen, en dat tot Gods eer en des naasten heil; want zulk eedzweren is in Gods Woord gegrond (a)
    en daarom ook van de heiligen in het Oude en Niewue Testament recht gebruik geweest (b).

    a. Deuteronomium 6 : 13 U moet de HEERE, uw God, vrezen, Hem dienen en bij Zijn Naam zweren.
        Deuteronomium 10 : 20 De HEERE, uw God, moet u vrezen, Hem moet u dienen, aan Hem moet u zich vasthouden en bij Zijn Naam moet u zweren.
        Jesaja 48 : 1 Hoor dit, huis van Jakob, u die genoemd wordt met de naam Israël, en die uit de wateren van Juda bent voortgekomen, die zweert bij de Naam van de HEERE en de Naam van de God van Israël noemt, maar niet in waarheid en niet in gerechtigheid.
        Hebreeën 6 : 16 Mensen zweren immers bij Iemand die hoger is dan zijzelf, en de eed, die hun tot bevestiging dient, is het eind van alle tegenspraak.
    b. Genesis 21 : 24 Abraham zei: Ik zweer het.
        Genesis 31 : 53 Laten de God van Abraham en de god van Nahor, de god van hun vader, tussen ons oordelen. En Jakob legde een eed af bij de Gevreesde van zijn vader Izak.
        Jozua 9 : 15 Jozua sloot vrede met hen en sloot een verbond met hen dat hij hen zou laten leven. En de leiders van de gemeenschap zwoeren hun een eed.
        1 Samuel 24 : 23 Toen zwoer David dat aan Saul; en Saul ging naar zijn huis, maar David en zijn mannen gingen naar de vesting.
        2 Samuel 3 : 35 Daarna kwam al het volk om David brood te doen eten, terwijl het nog dag was. Maar David zwoer: God mag zó en nog veel erger met mij doen, als ik vóór het ondergaan van de zon brood proef of wat dan ook!
        1 Koningen 1 : 29 Toen zwoer de koning en zei: Zo waar de HEERE leeft, Die mijn ziel uit alle nood verlost heeft.
        Romeinen 1 : 9 Want God, Die ik in mijn geest dien in het Evangelie van Zijn Zoon, is mijn Getuige, hoe ik zonder ophouden aan u denk.
        Romeinen 9 : 1 Ik spreek de waarheid in Christus, ik lieg niet en mijn geweten getuigt mee door de Heilige Geest.
        2 Koningen 1 : 23 Hebben zij de heerlijkheid van de onvergankelijke God vervangen door een beeld dat lijkt op een vergankelijk mens, op vogels en op viervoetige en kruipende dieren.


  2. Mag men ook bij de heiligen, of bij enige andere schepselen, een eed zweren?
    Nee, want een rechte eed zweren is God aanroepen, dat Hij, als die alleen het hart kent, der waarheid getuigenis wil geven, en mij straffe, indien ik valselijk zweer(a); welke eer aan geen schepsel toebehoort (b).
    a. 2 Corinthe 1 : 23 Ik, Paulus, roep God aan tot Getuige over mijn ziel, dat ik om u te sparen niet weer naar Korinthe ben gekomen.
        Romeinen 9 : 1 Ik spreek de waarheid in Christus, ik lieg niet en mijn geweten getuigt mee door de Heilige Geest.
    b. Mattheüs 5 : 34, 35 en 36 Ik zeg u: Zweer in het geheel niet, niet bij de hemel, want dat is de troon van God; niet bij de aarde, want dat is de voetbank van Zijn voeten; en ook niet bij Jeruzalem, want dat is de stad van de grote Koning. Ook bij uw hoofd mag u niet zweren, want u kunt niet één haar wit of zwart maken.
        Jacobus 5 : 12 Maar voor alle dingen, mijn broeders, zweer niet: niet bij de hemel, ook niet bij de aarde, en zweer ook geen enkele andere eed, maar laat uw ja ja zijn en uw nee nee, opdat u niet onder enig oordeel valt.


Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 37:
De woorden eed en zweren worden in de Schrift vaak genomen voor de gehele dienst van God, waarbij dan een deel voor het geheel geldt. Zoals in Deuteronomium 10:20: „Gij zult bij Zijn Naam zweren.” En Jesaja 45:23: „Voor Mij zal alle knie gebogen worden, Mij zal alle tong zweren.” Eigenlijk is een eed een aanroeping van God, waardoor men begeert dat Hij als de enige hartenkenner aan de waarheid getuigenis geeft en hem die zweert straffen zal als hij moedwillig bedriegt. Op die wijze wordt hij in de catechismus in vraag 102 beschreven. Deze definitie is ontleend aan de eedformule die de apostelen gebruikten: „Doch ik roep God aan tot een Getuige over mijn ziel, dat ik om u te sparen nog te Korinthe niet ben gekomen” (2 Korinthe 1:23) en 2 Samuël 3:9: „God doe Abner zo en doe hem zo daartoe! Voorzeker, gelijk als de Heere David gezworen heeft, dat ik evenzo aan hem zal doen.” Getuigenis geven (vraag 102) betekent: hem die zweert behouden en hem goeddoen als hij recht zweert, maar hem vernielen en straffen als hij willens en wetens liegt.
1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 38

  1. Wat gebiedt God in het vierde gebod?
    Ten eerste dat de kerkdienst, of het predikambt en de scholen onderhouden worden (a), en dat ik, inzonderheid op de sabbath, dat is op de rustdag, tot de gemeente van God naarstig kome (b), om Gods Woord te horen (c), de sacramenten te gebruiken (d), God de Heere openlijk aan te roepen (e), en de armen christelijke handreiking te doen (f);
    ten andere, dat ik alle dagen van mijn leven van mijn boze werken ruste, de Heere door zijn Geest in mij werken late en alzo de eeuwige Sabbat in dit leven aanvange (g).

    a. Titus 1 : 5 Daarom heb ik u op Kreta achtergelaten, opdat u verder in orde zou brengen wat nog ontbrak, en van stad tot stad ouderlingen zou aanstellen, zoals ik u opgedragen heb.
        2 Timotheüs 3 : 14 Blijft u echter bij wat u geleerd hebt en waarvan u verzekerd bent, omdat u weet van wie u het geleerd hebt.
        1 Corinthe 9 : 13, 14 Weet u niet dat zij die de tempeldienst verrichten, van het heilige eten? En dat zij die steeds bij het altaar verkeren, hun deel ontvangen van de offers van het altaar? Zo heeft de Heere ook met het oog op hen die het Evangelie verkondigen, opgedragen dat zij van het Evangelie leven.
        2 Timotheüs 2 : 2 Wat u van mij gehoord hebt onder vele getuigen, vertrouw dat toe aan trouwe mensen die bekwaam zijn om ook anderen te onderwijzen.
        2 Timotheüs 3 : 15 en u van jongs af de heilige Schriften kent, die u wijs kunnen maken tot zaligheid, door het geloof dat in Christus Jezus is.
    b. Psalm 40 : 10, 11 Ik breng de blijde boodschap van de gerechtigheid in de grote gemeente; zie, mijn lippen belet ik niet. Ú, HEERE, weet het! Uw gerechtigheid verberg ik niet diep in mijn hart, Uw waarheid en Uw heil verkondig ik. Uw goedertierenheid en Uw trouw verzwijg ik niet in de grote gemeente.
        Psalm 68 : 27 Loof God in de samenkomsten, loof de Heere, u die voortkomt uit de bron van Israël.
        Handelingen 2 : 42 En zij volhardden in de leer van de apostelen en in de gemeenschap, in het breken van het brood en in de gebeden.
    c. 1 Timotheüs 4 : 13 Blijf bezig met het voorlezen, met het vermanen, met het onderwijzen, totdat ik kom.
        1 Corinthe 14 : 29 En laten twee of drie profeten spreken, en laten de anderen het beoordelen.
    d. 1 Corinthe 11 : 33 Daarom, mijn broeders, als u samenkomt om te eten, wacht op elkaar.
    e. 1 Timotheüs 2 : 1 Ik roep er dan vóór alles toe op dat smekingen, gebeden, voorbeden en dankzeggingen gedaan worden voor alle mensen.
        1 Corinthe 14 : 16 Want anders, als u dankzegt met uw geest, hoe zal hij die de plaats inneemt van de niet-ingewijde, amen zeggen op uw dankzegging, wanneer hij niet weet wat u zegt?
    f. 1 Corinthe 16 : 2 Op elke eerste dag van de week moet ieder van u bij zichzelf iets opzijleggen om op te sparen wat in zijn vermogen is, opdat de inzamelingen niet pas dan gehouden worden, wanneer ik gekomen ben.
    g. Jesaja 66 : 23 Het zal geschieden dat van nieuwemaan tot nieuwemaan en van sabbat tot sabbat alle vlees zal komen om zich neer te buigen voor Mijn aangezicht, zegt de HEERE.


Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 38:
De uitwendige dienst van God is tweeledig: in de eerste plaats die men persoonlijk aan God bewijst, door grootmaking van Zijn heilige Naam. Deze wordt voorgeschreven in het derde gebod, dat in de twee voorafgaande zondagen verklaard is. Vervolgens die men publiek aan God betonen moet, door zo’n openlijke beoefening der godsdienst, als God in Zijn Kerk verordend heeft, tot Zijn eer en onze zaligheid. Deze wordt voorgeschreven in het vierde gebod, zoals in deze zondag verklaard wordt. Dit gebod is zeer nodig om goed en ijverig onderhouden te worden, aangezien het daartoe ingesteld is opdat de mensen, wanneer zij het onderhouden, door dat middel in de ware dienst van God onderwezen en daartoe aangespoord worden. En opdat zij die God dienen door de onderhouding ervan, publiek van andere ongodzalige mensen onderkend en onderscheiden worden, daarom heeft God dit gebod niet maar eenvoudig voorgesteld, maar er ook een krachtige reden bijgevoegd, om daardoor de mensen tot een vlijtige naleving ervan op te wekken. Dus dient men bij de verklaring te letten op het gebod en op de reden waarmee het gebod bevestigd wordt.
1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 39

  1. Wat wil God in het vijfde gebod?
    Dat ik mijn vader en mijn moeder, en allen die over mij gesteld zijn, alle eer, liefde en trouw bewijze, en mij hunner goede leer en straf met behoorlijke gehoorzaamheid onderwerpe (a), en ook met hun zwakheid en gebreken geduld hebbe (b), aangezien het Gode belieft, ons door hun hand regeren (c).
    a. Efeze 6 : 1, 2, 5 Kinderen, wees je ouders gehoorzaam in de Heere, want dat is juist. Eer je vader en moeder (dat is het eerste gebod met een belofte). Slaven, wees, evenals aan Christus, gehoorzaam aan uw heer naar het vlees, met vrees en beven, oprecht van hart.
        Colossenzen 3 : 18, 20, 22 Vrouwen, wees uw eigen mannen onderdanig, zoals het behoort in de Heere. Kinderen, wees je ouders gehoorzaam in alles, want dat is welbehaaglijk voor de Heere. Slaven, wees in alles uw aardse heren gehoorzaam, niet met ogendienst als om mensen te behagen, maar oprecht van hart, in het vrezen van God.
        Efeze 5 : 22 Vrouwen, wees uw eigen mannen onderdanig, zoals aan de Heere.
        Spreuken 1 : 8 Mijn zoon, luister naar de vermaning van je vader en veronachtzaam het onderricht van je moeder niet.
        Spreuken 4 : 1 Luister, kinderen, naar de vermaning van je vader en sla er acht op om inzicht te leren kennen.
        Spreuken 15 : 20 Een wijze zoon verblijdt zijn vader, maar een dwaas mens veracht zijn moeder.
        Spreuken 20 : 20 Wie zijn vader of zijn moeder vervloekt, diens lamp zal in volslagen duisternis uitgedoofd worden.
        Exodus 21 : 17 En wie zijn vader of zijn moeder vervloekt, moet zeker gedood worden.
        Romeinen 13 : 1 Ieder mens moet zich onderwerpen aan de gezagsdragers die over hem gesteld zijn, want er is geen gezag dan van God, en de gezagsdragers die er zijn, zijn door God ingesteld,
    b. Spreuken 23 : 22 Luister naar je vader, die jou heeft verwekt, en veracht je moeder niet wanneer zij oud is.
        Genesis 9 : 24 Toen ontwaakte Noach uit zijn roes en kwam hij te weten wat zijn jongste zoon hem aangedaan had.
        1 Petrus 2 : 18 Huisslaven, wees uw meesters met alle ontzag onderdanig, niet alleen hun die goed en welwillend zijn, maar ook die verkeerd handelen.
    c. Efeze 6 : 4 En vaders, wek geen toorn bij uw kinderen op, maar voed hen op in de onderwijzing en de terechtwijzing van de Heere.
        Efeze 6 : 9 Laat het dreigen achterwege. U weet toch dat ook uw Heere in de hemelen is en dat er bij Hem geen aanzien des persoons is.
        Colossenzen 3 : 20 Kinderen, wees je ouders gehoorzaam in alles, want dat is welbehaaglijk voor de Heere.
        Romeinen 13 : 2, 3 Hij die zich verzet tegen het gezag, tegen de instelling van God ingaat, en wie daartegen ingaan, zullen over zichzelf een oordeel halen. Want voor de overheid hoeft men niet te vrezen, wanneer men goede werken doet, maar wel als men kwade werken doet. Wilt u nu van het gezag niets te vrezen hebben, doe het goede en u zult er lof van ontvangen.
        Mattheüs 22 : 21 Zij zeiden tegen Hem: Van de keizer. Toen zei Hij tegen hen: Geef dan aan de keizer wat van de keizer is, en aan God wat van God is.

Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 39:
De ambten of de deugden die hier aan alle soorten van mensen worden bevolen, zijn onder meer de algemene rechtvaardigheid, een gehoorzaamheid aan alle wetten. Het is duidelijk dat die hier wordt geboden, omdat zij die over anderen gesteld zijn gehoorzaamheid verplicht zijn te eisen van hen die onder hen staan. Door hun eigen voorbeeld moeten zij diegenen opwekken tot gehoorzaamheid. Aan hen die onder iemand anders staan, wordt bevolen dat zij gehoorzaam zijn aan alle geboden van hun meerderen die recht en billijk zijn. Hiermee strijdt: alle nalatigheid in het ambt. Vervolgens alle moedwillige ongehoorzaamheid en oproer en een geveinsde vervulling van het ambt, geveinsdheid, ogendienst. De bijzondere rechtvaardigheid is verder een deugd die aan iedereen het zijne geeft. „Het zijne” is een ieders ambt of eer of beloning die hem toekomt. Romeinen 13:7: „Zo geeft dan een iegelijk wat gij schuldig zijt, schatting dien gij de schatting, tol die gij de tol, vreze dien gij de vreze, eer dien gij de eer schuldig zijt.”
1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 40

  1. Wat eist God in het zesde gebod?
    Dat ik mijn naaste noch met gedachten, noch met woorden of enig gebaar, veel minder met de daad, door mijzelf of door anderen ontere, hate, kwetse of dode (a); maar dat ik alle wraakgierigheid aflegge (b); ook mijzelf niet kwetse of moedwillig in enig gevaar begeve (c); waarom ook de overheid het zwaard draagt om de doodslag te weren (d).
    a. Mattheüs 5 : 21, 22 U hebt gehoord dat tegen de ouden gezegd is: U zult niet doden; en: Wie doodt, zal door de rechtbank schuldig bevonden worden. Maar Ik zeg u: Al wie ten onrechte boos is op zijn broeder, zal schuldig bevonden worden door de rechtbank. En al wie tegen zijn broeder zegt: Raka! zal schuldig bevonden worden door de Raad; maar al wie zegt: Dwaas! die zal schuldig bevonden worden tot het helse vuur.
        Mattheüs 26 : 52 Toen zei Jezus tegen hem: Doe uw zwaard terug op zijn plaats, want allen die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard omkomen.
        Genesis 9 : 6 Vergiet iemand het bloed van de mens, door de mens zal diens bloed vergoten worden; want naar het beeld van God heeft Hij de mens gemaakt.
    b. Efeze 4 : 26 Word boos, maar zondig niet; laat de zon niet ondergaan over uw boosheid.
        Romeinen 12 : 19 Wreek uzelf niet, geliefden, maar laat ruimte voor de toorn, want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, zegt de Heere.
        Mattheüs 5 : 25 Stel u zo snel mogelijk welwillend op tegenover uw tegenpartij, terwijl u nog met hem onderweg bent; opdat de tegenpartij u niet misschien aan de rechter overlevert en de rechter u aan de gerechtsdienaar overlevert en u in de gevangenis geworpen wordt.
        Mattheüs 18 : 35 Zo zal ook Mijn hemelse Vader met u doen, als niet ieder van u van harte de misdaden van zijn broeder vergeeft.
    c. Romeinen 13 : 14 Bekleed u met de Heere Jezus Christus, en verzorg het vlees niet om begeerten op te wekken.
        Colossenzen 2 : 23 Deze dingen hebben wel een schijnreden van wijsheid, door eigenwillige godsdienst en nederigheid, en verachting van het lichaam, maar ze zijn zonder enige waarde en dienen tot verzadiging van het vlees.
        Mattheüs 4 : 7 Jezus zei tegen hem: Er staat eveneens geschreven: U zult de Heere, uw God, niet verzoeken.
    d. Genesis 9 : 6 Vergiet iemand het bloed van de mens, door de mens zal diens bloed vergoten worden; want naar het beeld van God heeft Hij de mens gemaakt.
        Exodus 21 : 14 Wanneer iemand moedwillig tegen zijn naaste optreedt en hem met list doodt, moet u hem bij Mijn altaar vandaan halen, zodat hij zal sterven.
        Mattheüs 26 : 52 Toen zei Jezus tegen hem: Doe uw zwaard terug op zijn plaats, want allen die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard omkomen.
        Romeinen 13 : 4 De is Gods dienares, u ten goede. Als u echter kwaad doet, vrees dan, want zij draagt het zwaard niet zonder reden. Zij is namelijk Gods dienares, een wreekster tot straf voor hem die het kwade doet.

  2. Maar dit gebod schijnt alleen van het doodslaan te spreken?
    God, verbiedende de doodslag, leert ons, dat Hij de wortel des doodslags, als nijd (a), haat (b), toorn (c), en wraakgierigheid, haat en zulks alles voor een doodslag houdt (d).
    a. Spreuken 14 : 30 Een gezond hart is het leven voor het lichaam, maar afgunst is verrotting van de beenderen.
        Romeinen 1 : 29 Ze zijn vervuld van allerlei ongerechtigheid, hoererij, boosaardigheid, hebzucht, slechtheid. Ze zijn vol afgunst, moord, ruzie, bedrog, kwaadaardigheid.
    b. Efeze 4 : 26 Word boos, maar zondig niet; laat de zon niet ondergaan over uw boosheid.
        1 Johannes 2 : 11 Wie zijn broeder haat, is in de duisternis en wandelt in de duisternis, en weet niet waar hij heen gaat, omdat de duisternis zijn ogen verblind heeft.
    c. Jacobus 1 : 20 De toorn van een man brengt immers geen gerechtigheid voor God teweeg.
        Galaten 5 : 19, 20, 21 Het is bekend wat de werken van het vlees zijn, namelijk overspel, hoererij, onreinheid, losbandigheid, afgoderij, toverij, vijandschappen, ruzie, afgunst, woede-uitbarstingen, egoïsme, onenigheid, afwijkingen in de leer, jaloersheid, moord, dronkenschap, zwelgpartijen, en dergelijke; waarvan ik u voorzeg, zoals ik ook al eerder gezegd heb, dat wie zulke dingen doen, het Koninkrijk van God niet zullen beërven.
    d. 1 Johannes 3 : 15 Ieder die zijn broeder haat, is een moordenaar; en u weet dat geen moordenaar het eeuwige leven blijvend in zich heeft.

  3. Maar is het genoeg, dat wij onze naaste, zoals tevoren gezegd is, niet doden?
    Nee; want God, Verbiedende de nijd, haat en toorn gebiedt, dat wij onze naaste liefhebben als onszelf (a), en jegens hem geduld, vrede, zachtmoedigheid, barmhartigheid en alle vriendelijkheid bewijzen (b), zijn schade, zoveel als ons mogelijk is, afkeren (c), en ook onze vijanden goed doen (d).
    a. Mattheüs 22 : 39 U zult uw naaste liefhebben als uzelf.
        Mattheüs 7 : 12 Alles dan wat u wilt dat de mensen u doen, doet u hun ook zo, want dat is de Wet en de Profeten.
        Romeinen 12 : 10 Heb elkaar hartelijk lief met broederlijke liefde. Ga elkaar voor in eerbetoon.
    b. Efeze 4 : 2 In alle nederigheid en zachtmoedigheid, met geduld, door elkaar in liefde te verdragen.
        Galaten 6 : 1, 2 Broeders, ook als iemand onverhoeds tot enige overtreding komt, moet u die geestelijk bent, zo iemand weer terechtbrengen, in een geest van zachtmoedigheid. Houd intussen uzelf in het oog, opdat ook u niet in verzoeking komt. Draag elkaars lasten, en vervul zo de wet van Christus.
        Mattheüs 5 : 5 Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven.
        Romeinen 12 : 18 Leef, zo mogelijk, voor zover het van u afhangt, in vrede met alle mensen.
        Lucas 6 : 36 Wees dan barmhartig, zoals ook uw Vader barmhartig is.
        Mattheüs 5 : 7 Zalig zijn de barmhartigen, want aan hen zal barmhartigheid bewezen worden.
        1 Petrus 3 : 8 Ten slotte, wees allen eensgezind, vol medeleven, heb de broeders lief, wees barmhartig en vriendelijk.
        Colossenzen 3 : 12 Bekleed u dan, als uitverkorenen van God, heiligen en geliefden, met innige gevoelens van ontferming, vriendelijkheid, nederigheid, zachtmoedigheid, geduld.
    c. Exodus 23 : 5 Wanneer u de ezel van iemand die u haat, onder zijn last ziet liggen, moet u zich ervan weerhouden om het aan hem over te laten. U moet de ezel beslist samen met hem overeind helpen.
    d. Mattheüs 5 : 44, 45 Ik zeg u: Heb uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken; doe goed aan hen die u haten; en bid voor hen die u beledigen en u vervolgen; zodat u kinderen zult zijn van uw Vader, Die in de hemelen is, want Hij laat Zijn zon opgaan over slechte en goede mensen, en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.
        Romeinen 12 : 20 Als uw vijand honger heeft, geef hem te eten, als hij dorst heeft, geef hem te drinken, want door dat te doen, zult u vurige kolen op zijn hoofd hopen.


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 41

  1. Wat leert ons het zevende gebod?
    Alle onkuisheid is van God vervloekt (a), dat wij daarom haar van harte vijand zijnde (b), kuis en ingetogen moeten leven (c), hetzij in de heilige huwelijke staat of daar buiten (d).
    a. Leviticus 18 : 28 Laat het land u niet uitspuwen, omdat u het verontreinigt, zoals het het heidenvolk dat er vóór u was, uitgespuwd heeft.
    b. Judas : 23 Red anderen echter met vrees, en ruk hen uit het vuur. U moet ook het onderkleed haten dat door het vlees bevlekt is.
    c. 1 Thessalonicenzen 4: 3, 4, 5 Dit is de wil van God: uw heiliging, dat u uzelf onthoudt van de ontucht, en dat ieder van u zijn lichaam weet te bezitten in heiliging en eerbaarheid, en niet in hartstochtelijke begeerte, zoals de heidenen, die God niet kennen.
    d. Hebreeën 13 : 4 Laat het huwelijk bij allen in ere zijn en het huwelijksbed onbevlekt, want ontuchtplegers en overspelers zal God oordelen.
        1 Corinthe 7 : 7 Ik zou wel willen dat alle mensen waren zoals ikzelf, maar ieder heeft zijn eigen genadegave van God, de één op deze wijze, de ander op die wijze.

  2. Verbiedt God in dit gebod niet meer dan echtbreken en dergelijke schandelijkheden?
    Omdat ons lichaam en onze ziel tempels van de Heilige Geest zijn, zo wil Hij, dat wijze beide zuiver bewaren; daarom verbiedt Hij alle onkuise daden, gebaren, woorden (a), gedachten, lusten (b), en wat de mens daartoe kan trekken (c).
    a. Efeze 5 : 3, 4 Ontucht en alle onreinheid of hebzucht, laten die onder u beslist niet genoemd worden, zoals het heiligen past, en evenmin oneerbaarheid, dwaze praat en lichtzinnige taal, die onbehoorlijk zijn; maar veelmeer past dankzegging.
        1 Corinthe 6 : 18, 19 Vlucht weg van de hoererij. Elke zonde die een mens doet, blijft buiten het lichaam, maar wie hoererij bedrijft, zondigt tegen zijn eigen lichaam. Of weet u niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, Die in u is en Die u van God hebt ontvangen, en dat u niet van uzelf bent?
    b. Mattheüs 5 : 2 Jezus opende Zijn mond en onderwees hen.
    c. Efeze 5 : 18 Word niet dronken van wijn, waarin losbandigheid is, maar word vervuld met de Geest.
        1 Corinthe 15 : 33 Dwaal niet: slecht gezelschap bederft goede zeden.


Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 41:
De waarheid van dit gebod bewijst de apostel Paulus duidelijk: „Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, Die in u is, Dien gij van God hebt, en dat gij van uzelf niet zijt? Want gij zijt duur gekocht” (1 Korinthe 6:19). Want de apostel bedoelt daarmee dat de gelovige lidmaten de Heilige Geest toebehoren, en dat zij niet alleen naar de ziel, maar ook naar het lichaam door Christus verlost en gekocht zijn, en dat zij daarom God moeten eren, zowel met het lichaam als met de geest. Daaruit wordt dan de conclusie getrokken dat men niet alleen het lichaam, maar ook de ziel in reinheid bezitten moet; en dat dus niet alleen overspel en andere soortgelijke bedreven vuiligheden in dit gebod verboden worden, maar ook alle uiterlijke en innerlijke dingen die ons tot de vuile vleselijke lusten opwekken en die voortbrengen. Christus Zelf leert bij de verklaring van dit gebod: „Maar Ik zeg u, dat zo wie een vrouw aanziet om dezelve te begeren, die heeft alrede overspel in zijn hart met haar gedaan” (Mattheüs 5:28).
1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 42

  1. Wat verbiedt God in het achtste gebod?
    God verbiedt niet alleen dat stelen (a) en roven (b), wat de overheid straft, maar hij noemt ook diefstal alle boze stukken en aanslagen, waarmee wij ons naaste goed denken aan ons te brengen (c), hetzij met geweld, of schijn van het recht als met vals gewicht, el, maat, waar (d), munt, woeker (e) of door enig middel, door God verboden, daarenboven alle gierigheid (f), alle misbruik en verkwisting van zijn gaven (g).
    a. 1 Corinthe 6 : 10 Dwaal niet! Ontuchtplegers, afgodendienaars, overspelers, schandknapen, mannen die met mannen slapen, dieven, hebzuchtigen, dronkaards, lasteraars en rovers zullen het Koninkrijk van God niet beërven.
    b. 1 Corinthe 5 : 10 Echter, niet in het algemeen met de ontuchtplegers van deze wereld, of met de hebzuchtigen, of rovers, of afgodendienaars, want dan zou u uit de wereld moeten gaan.
        Jesaja 33 : 1 Wee u, verwoester, u die zelf niet verwoest bent, en u die trouweloos handelt, al heeft men tegenover u niet trouweloos gehandeld. Hebt u het verwoesten voltooid, dan zult u zelf verwoest worden; bent u gereed met trouweloos handelen, dan zal men tegen u trouweloos handelen.
    c. Lucas 3 : 14 De soldaten vroegen aan hem: En wij, wat moeten wij doen? Hij zei tegen hen: Val niemand lastig, pers niemand af en wees tevreden met uw soldij.
        1 Thessalonicenzen 4 : 6 Laat niemand over zijn broeder heen lopen en hem bedriegen door zijn handelwijze, want de Heere is een Wreker van dit alles, zoals wij u ook van tevoren gezegd en bezworen hebben.
    d. Spreuken 11 : 1 Een bedrieglijke weegschaal is voor de HEERE een gruwel, maar een zuivere weegsteen is Hem welgevallig.
        Spreuken 16 : 11 Een betrouwbare waag en weegschaal behoren de HEERE toe, alle weegstenen in de buidel zijn Zijn werk.
        Ezechiël 45 : 9, 10 Zo zegt de Heere HEERE: Laat het u genoeg zijn, vorsten van Israël! Doe geweld en verwoesting weg en doe recht en gerechtigheid. Hef uw afpersingen van Mijn volk op, spreekt de Heere HEERE. U moet een zuivere weegschaal, een zuivere efa en een zuivere bath hebben.
        Deuteronomium 25 : 13 U mag niet twee verschillende weegstenen in uw zak hebben, een grote en een kleine.
    e. Psalm 15 : 5 Zijn geld leent hij niet uit tegen rente, een geschenk ten nadele van de onschuldige aanvaardt hij niet. Wie deze dingen doet, zal niet wankelen, voor eeuwig.
        Lukas 6 : 35 Heb uw vijanden lief en doe goed, en leen zonder te hopen iets terug te krijgen. Dan zal uw loon groot zijn en zult u kinderen van de Allerhoogste zijn, want Hij is goedertieren over de ondankbaren en slechten.
    f. 1 Corinthe 6 : 10 Dwaal niet! Ontuchtplegers, afgodendienaars, overspelers, schandknapen, mannen die met mannen slapen, dieven, hebzuchtigen, dronkaards, lasteraars en rovers zullen het Koninkrijk van God niet beërven.
    g. Spreuken 23 : 20, 21 Verkeer niet met hen die zich dronken drinken aan wijn, of onder hen die zich te buiten gaan aan vlees. Want een dronkaard en wie zich te buiten gaat, zullen arm worden, en een roes doet verscheurde kleren dragen.
        Spreuken 21 : 20 In de woning van een wijze ligt een begerenswaardige schat en olie, maar een dwaas mens verspilt die.


  2. Wat gebiedt u God in dit gebod?
    Dat ik het nut van mijn naaste, waar ik kan en mag bevordere; met hem zo handele, als ik wilde dat men met mij handelde (a); daarenboven ook, dat ik trouw arbeide, opdat ik de nooddruftige helpe moge (b).
    a. Mattheüs 7 : 12 Alles dan wat u wilt dat de mensen u doen, doet u hun ook zo, want dat is de Wet en de Profeten.
    b. Efeze 4 : 28 Wie gestolen heeft, moet niet meer stelen, maar zich liever inspannen om met de handen goed werk te doen, om iets te kunnen delen met wie gebrek heeft.

Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 42:
Tot onderhoud van het leven zijn voor de mens uiterlijke goederen nodig. Want het is niet voldoende dat niemand ons naar het leven staat of onze huisvrouw schendt, tenzij wij ook hebben en houden mogen hetgeen tot onderhoud van ons gezin vereist wordt. Zo heeft God dus met zeer goede orde, nadat Hij voor de bescherming van het leven en van de echtelijke staat gezorgd had, dit gebod eraan toegevoegd. Hierin wordt bevestigd het onderscheid van de eigendommen. Het doel waarvoor dit gebod gegeven is, is: opdat eenieder zijn have en goederen, die God aan eenieder gegeven heeft tot levensonderhoud, houden mag. Want als wij niet stelen mogen, dan is het ook nodig dat eenieder zijn eigen goederen bezit. Daarom verbiedt God hier alle bedrog en verkeerde praktijken waardoor de goederen van de naaste verminderd worden. Daarentegen gebiedt Hij alle deugden waardoor de goederen van onze naaste behouden worden.
1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 43

  1. Wat wil het negende gebod?
    Dat ik tegen niemand valse getuigenis geve (a), niemand zijn woorden verdraaie (b), geen achterklapper of lasteraar zij (c), niemand lichtelijk en overhoord oordele of helpe veroordelen (d); maar allerlei liegen en bedriegen, als eigen werken van de duivel (e), vermijde, tenzij dat ik de zware toorn van God op mij wil laden (f); insgelijks, dat ik in het gericht en alle andere handelingen de waarheid liefhebbe, oprecht spreke en belijde (g); ook de eer van mijn naaste en goed gerucht naar mijn vermogen voorsta en bevordere (h).
    a. Spreuken 19 : 5 Een valse getuige wordt niet voor onschuldig gehouden, en wie leugens blaast, zal niet ontkomen.
        Spreuken 19 : 9 Een valse getuige wordt niet voor onschuldig gehouden, wie leugens blaast, zal omkomen.
        Spreuken 21 : 28 Een leugenachtige getuige zal omkomen, maar iemand die luistert, mag voor altijd spreken.
    b. Psalm 15 : 3 Die met zijn tong niet lastert, zijn vrienden geen kwaad doet en geen smaad jegens zijn naaste op de lippen neemt.
        Psalm 50 : 19, 20 Uw mond gebruikt u voor het kwaad, uw tong smeedt bedrog aan bedrog. U zit daar en spreekt kwaad tegen uw broeder, u werpt een smet op de zoon van uw moeder.
    c. Romeinen 1 : 30 Kwaadsprekers zijn het, lasteraars, haters van God, smaders, hoogmoedigen, grootsprekers, bedenkers van slechte dingen, ongehoorzaam aan hun ouders.
    d. Mattheüs 7 : 1 Oordeel niet, opdat u niet geoordeeld wordt.
        Lucas 6 : 37 Oordeel niet en u zult niet geoordeeld worden; veroordeel niet en u zult niet veroordeeld worden; laat los en u zult losgelaten worden.
    e. Johannes 8 : 44 U bent uit uw vader de duivel, en wilt de begeerten van uw vader doen; die was een mensenmoordenaar van het begin af, en staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij vanuit wat van hemzelf is, want hij is een leugenaar en de vader van de leugen.
    f. Spreuken 12 : 22 Valse lippen zijn voor de HEERE een gruwel, maar wie betrouwbaar handelen, zijn Hem welgevallig.
        Spreuken 13 : 5 De rechtvaardige haat een leugenachtig woord, maar de goddeloze brengt zichzelf in een kwade reuk en handelt schandelijk.
    g. 1 Corinthe 13 : 6 Zij verblijdt zich niet over de ongerechtigheid, maar verheugt zich over de waarheid.
        Efeze 4 : 25 Leg daarom de leugen af en spreek de waarheid, ieder tegen zijn naaste; wij zijn immers leden van elkaar.
    h. 1 Petrus 4 : 8 Maar heb voor alles vurige liefde voor elkaar, want de liefde zal een menigte van zonden bedekken.

Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 43:
Wanneer getuigen in hun woord en getuigenissen feilen en de waarheid niet oprecht voortbrengen, worden op zulke verkeerde fundamenten veel dwalingen en schadelijke zaken gebouwd. De naaste wordt dan in veel dingen tekortgedaan. En dus wordt hier onder „valse getuigenis” alles verstaan wat in strijd met de waarheid is, alles wat de naaste in zijn goed, eer of leven enigszins schade doet. Dit kan plaatsvinden in het gericht, of ook in de gewone gesprekken buiten het gericht. En in het verbod: „Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste” wordt dit gebod aldus verstaan: „Gij zult een waar getuigenis spreken.” Daarom is de voornaamste deugd die hier geboden wordt, en waaronder alle andere deugden als het ware begrepen zijn, de waarheid of waarachtigheid in woorden, in meningen, in oordelen, in verdragen en contracten en in de leer. Daarentegen is de voornaamste ondeugd, die hier verboden wordt, en waaronder de andere begrepen zijn, leugen in al die dingen die hier genoemd worden.
1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 44

  1. Wat eist het tiende gebod van ons?
    Dat de minste lust of gedachte tegen enig gebod van God in ons hart nimmermeer kome, maar dat wij altijd van ganser harte aller zonden vijand zijn en lust tot alle gerechtigheid hebben (a).
    a. Romeinen 7 : 7 Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Volstrekt niet! Ja, ik zou de zonde niet hebben leren kennen dan door de wet. Ik zou immers ook niet geweten hebben dat begeerte zonde was, als de wet niet zei: U zult niet begeren.

  2. Maar kunnen zij, die tot God bekeerd zijn, deze gebooden volkomen houden?
    Nee, ook de allerheiligsten, zolang zij in dit leven zijn, hebben maar een klein beginsel van deze gehoorzaamheid (a), doch alzo, dat zij met een ernstig voornemen niet alleen naar sommige, maar naar alle geboden van God beginnen te leven (b).
    a. 1 Johannes 1 : 8 Als wij zeggen dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en is de waarheid niet in ons.
        Romeinen 7 : 14, 15 Want wij weten dat de wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde. Wat ik namelijk teweegbreng, doorzie ik niet, want niet wat ik wil, dat doe ik, maar wat ik haat, dat doe ik.
        Prediker 7 : 20 Voorzeker, er is geen mens rechtvaardig op de aarde, die goeddoet en niet zondigt.
        1 Corinthe 13 : 9 Want wij kennen ten dele en wij profeteren ten dele.
    b. Romeinen 7 : 22 Want naar de innerlijke mens verheug ik mij in de wet van God.
        Psalm 1 : 2 Welzalig de man die zijn vreugde vindt in de wet van de HEERE en Zijn wet dag en nacht overdenkt.

  3. Waarom laat ons dan God zo scherp de tien geboden preken, zo ze toch niemand in dit leven kan houden?
    Ten eerste, opdat wij ons leven lang onze zondige aard hoe langer hoe meer leren kennen (a), en des te begeriger zijn, om de vergeving van de zonden en de gerechtigheid in Christus te zoeken (b).
    Daarna, opdat wij zonder ophouden ons benaarstigen en God bidden om de genade van de Heilige Geest, opdat wij hoe langer hoe meer naar het evenbeeld van God vernieuwd worden,
    totdat wij tot deze voorgestelde volkomenheid na dit leven geraken (c).

    a. Romeinen 3 : 20 Daarom zal uit werken van de wet geen vlees voor Hem gerechtvaardigd worden. Door de wet is immers kennis van zonde.
        1 Johannes 1 : 9 Als wij onze zonden belijden: Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid.
        Psalm 32 : 5 Mijn zonde maakte ik U bekend, mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zei: Ik zal mijn overtredingen belijden voor de HEERE. En Ú vergaf mijn ongerechtigheid, mijn zonde.
    b. Mattheüs 5 : 6 Zalig zijn zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.
        Romeinen 7 : 24, 25 Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood? Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere.
    c. 1 Corinthe 9 : 24 Weet u niet dat zij die in de renbaan lopen, allen wel lopen, maar dat slechts één de prijs ontvangt? Loop dan zo dat u die verkrijgt.
        Filippenzen 3 : 12, 13, 14 Niet dat ik het al verkregen heb of al volmaakt ben, maar ik jaag ernaar om het ook te grijpen. Daartoe ben ik ook door Christus Jezus gegrepen. Broeders, ikzelf denk niet dat ik het gegrepen heb, maar één ding doe ik: vergetend wat achter is, mij uitstrekkend naar wat voor is, jaag ik naar het doel: de prijs van de roeping van God, die van boven is, in Christus Jezus.

Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 44:
Dit gebod is niet overtollig. Het is bij de andere gevoegd als een regel en verklaring. Het gaat niet alleen om de grove begeerlijkheden waaraan de wil gehoorzaam is, maar ook de allerkleinste verkeerde begeerlijkheden en gedachten waardoor onze harten tegen bepaalde geboden van God verzocht worden, hoewel de beraadslaging en instemming van de wil niet daarbij komt. Hier wordt geboden en van ons geëist een allervolmaaktste gelijkvormigheid van de mens met God en de gerechtigheid, waarnaar de mens geschapen was en die in Adam geweest is vóór de val. Noch de wijsgeren, noch de roomsen geven toe dat de tweede soort begeerlijkheid zonde is, die hier toch verboden wordt, als strijdig met de reinheid van hart, die Gods gerechtigheid in ons vereist. Daarom is dit gebod als het ware ten overvloede bij de andere geboden door God gesteld om gewichtige redenen, opdat de reinheid van Gods wet en de verkeerdheid van de menselijke natuur volkomen zou bekend worden. Daaruit blijkt ook hoe dit gebod op een geschikte en ordelijke manier met de andere samenhangt.
1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 45

  1. Waarom is het gebed de christenen nodig?
    Daarom dat het het voornaamste stuk der dankbaarheid is, welke God van ons vordert (a),
    en dat God zijn genade en de Heilige Geest alleen aan hen geven wil, die hem met hartelijke zuchten zonder ophouden daarom bidden en daarvoor danken (b).

    a. Psalm 50 : 14 Offer dank aan God en kom aan de Allerhoogste uw geloften na.
    b. Mattheüs 7 : 7 Bid, en u zal gegeven worden; zoek, en u zult vinden; klop, en er zal voor u opengedaan worden.
        Lucas 11 : 9 En Ik zeg u: Bid, en u zal gegeven worden; zoek, en u zult vinden; klop, en er zal voor u opengedaan worden.
        Lucas 11 : 13 Als u die slecht bent, uw kinderen dus goede gaven weet te geven, hoeveel te meer zal de hemelse Vader de Heilige Geest geven aan hen die tot Hem bidden?
        1 Thessalonicenzen 5 : 17 Bid zonder ophouden.

  2. Wat behoort tot zulk een gebed, dat Gode aangenaam is en van hem verhoord wordt?
    Ten eerste dat wij alleen de enige ware God, die zich in zijn Woord heeft geopenbaard (a), om al hetgeen dat Hij ons geboden heeft te bidden (b), van harte aanroepen (c).
    Ten andere, dat wij onze nood en ellendigheid recht en grondig kennen (d), opdat wij ons voor het aangezicht van zijn majesteit verootmoedigen (e).
    Ten derde, dat wij deze vaste grond hebben (f), dat Hij ons gebed, niettegenstaande wijzulks onwaardig zijn, om des Heeren Christus wil, zeker wil verhoren (g), gelijk hij ons in zijn Woord beloofd heeft (h).

    a. Openbaringen 19 : 10 Ik viel voor zijn voeten neer om hem te aanbidden, maar hij zei tegen mij: Pas op dat u dat niet doet! Ik ben een mededienstknecht van u en van uw broeders, die het getuigenis van Jezus hebben. Aanbid God. Het getuigenis van Jezus is namelijk de geest van de profetie.
        Johannes 4 : 22, 23, 24 U aanbidt wat u niet weet; wij aanbidden wat wij weten, want de zaligheid is uit de Joden. Maar de tijd komt en is nu, dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid, want de Vader zoekt wie Hem zo aanbidden. God is Geest en wie Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid.
    b. Romeinen 8 : 26 De Geest komt onze zwakheden te hulp, want wij weten niet wat wij bidden zullen zoals het behoort. De Geest Zelf echter pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen.
        1 Johannes 5 : 14 En dit is de vrijmoedigheid die wij hebben in het toegaan tot God, dat Hij ons verhoort, telkens als wij iets bidden naar Zijn wil.
        Jacobus 1 : 5 Als iemand van u in wijsheid tekortschiet, laat hij die dan vragen aan God, Die aan ieder overvloedig geeft en geen verwijten maakt, en ze zal hem gegeven worden.
    c. Johannes 4 : 24 God is Geest en wie Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid.
        Psalm 145 : 18 De HEERE is allen nabij die Hem aanroepen, allen die Hem in waarheid aanroepen.
    d. 2 Kronieken 20 : 12 Onze God, zult U geen gericht over hen oefenen? In ons is immers geen kracht tegen deze grote troepenmacht die op ons af komt, en wij weten niet, wat wij moeten doen, maar op U zijn onze ogen gericht.
    e. Psalm 2 : 11 Dien de HEERE met vreze, verheug u met huiver.
        Psalm 34 : 19 De HEERE is nabij de gebrokenen van hart, Hij verlost de verbrijzelden van geest.
        Jesaja 66 : 2 Mijn hand heeft al die dingen gemaakt, en daardoor bestaan al die dingen, spreekt de HEERE. Maar Ik zal zien op deze, op de ellendige en verslagene van geest, en wie voor Mijn woord beeft.
    f. Romeinen 10 : 14 Hoe zullen zij dan Hem aanroepen in Wie zij niet geloven? En hoe zullen zij in Hem geloven van Wie zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen zonder iemand die predikt?
        Jacobus 1 : 6 Maar laat hij er in geloof om vragen en daarbij niet twijfelen. Immers, wie twijfelt, lijkt op een golf van de zee, die door de wind voortgestuwd en op- en neergeworpen wordt.
    g. Johannes 14 : 13 En wat u ook zult vragen in Mijn Naam, dat zal Ik doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt zal worden.
        Johannes 16 : 23 Op die dag zult u Mij niets vragen. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Alles wat u de Vader zult bidden in Mijn Naam, zal Hij u geven.
        Daniel 9 : 18 Neig Uw oor, mijn God, en hoor! Open Uw ogen om onze verwoestingen en de stad te zien waarover Uw Naam is uitgeroepen, want wij werpen onze smeekbeden niet voor U neer op grond van onze gerechtigheden, maar op grond van Uw grote barmhartigheid.
    h. Mattheüs 7 : 8 Want ieder die bidt, die ontvangt; wie zoekt, die vindt; en voor wie klopt zal opengedaan worden.
        Psalm 27 : 8 Mijn hart zegt tegen U wat U Zelf zegt: Zoek Mijn aangezicht. Ik zóek Uw aangezicht, HEERE.

  3. Wat heeft ons God bevolen te bidden?
    Alle geestelijke en lichamelijke nooddruft (a) welke de Heere Christus begrepen heeft in het gebed, dat Hij ons zelf heeft geleerd.
    a. Jacobus 1 : 17 Elke goede gave en elk volmaakt geschenk is van boven en daalt neer van de Vader der lichten, bij Wie er geen verandering is, of schaduw van omkeer.
        Mattheüs 6 : 33 Zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u erbij gegeven worden.

  4. Hoe luidt dat gebed?
    Onze Vader, die in de hemelen zijt,
    Uw Naam worde geheiligd.
    Uw koninkrijk kome.
    Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde.
    Geef ons heden ons dagelijks brood.
    En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.
    En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.
    Want van U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Amen.


Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 45:
Dit gebed is ongetwijfeld het allerzekerste en volmaaktste. Want het is ons gegeven en geleerd door Gods eigen Zoon, Wiens woorden de hemelse Vader altijd erkent en verhoort. Het bevat ook in zo kort mogelijke vorm alle dingen die men begeren moet, en die tot de nooddruft van ziel en lichaam behoren. Ten slotte is het ook een regel waarmee al onze gebeden dienen overeen te komen. Nu wordt hier de vraag aan de orde gesteld of wij ook zo gebonden zijn aan dit formulier dat men bij het bidden geen ander zou mogen gebruiken. Christus wil niet dat wij geheel en al aan deze woorden gebonden zijn. Want het formulier is alleen daartoe ingericht opdat wij de wijze zouden weten waarop we moeten bidden en de dingen waarom wij bidden moeten. Wij hebben wel vaak bepaalde bijzondere weldaden nodig die wij ook in het bijzonder dienen te kennen en van God te begeren (zie Johannes 14:13). Daaruit volgt dat het door Christus voorgeschreven formulier gebruikt mag worden, maar ook mag worden nagelaten.
1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 46

  1. Waarom heeft ons Christus geboden, God zo aan te spreken : "Onze Vader"?
    Opdat Hij van stonde aan, in het begin van ons gebed, in ons de kinderlijke vrees en toevoorzicht tot God verwekke, welke beide de grond van ons gebed zijn, namelijk dat God onze Vader door Christus geworden is en dat Hij ons veel minder zal afslaan hetgeen dat wij hem met een recht geloof bidden, dan onze vaders ons aardse dingen ontzeggen (a).
    a. Mattheüs 7 : 9, 10, 11 Of is er iemand onder u die zijn zoon een steen zal geven, als hij om brood vraagt? Of als hij hem om een vis vraagt, zal hij hem een slang geven? Als u, die slecht bent, uw kinderen dan goede gaven weet te geven, hoeveel te meer zal uw Vader, Die in de hemelen is, goede gaven geven aan hen die tot Hem bidden.
        Lucas 11 : 11, 12, 13 Welke vader onder u zal aan zijn zoon, als hij hem om brood vraagt, een steen geven, of ook als hij om een vis vraagt, hem in plaats van een vis een slang geven, of als hij ook om een ei vraagt, hem een schorpioen geven? Als u die slecht bent, uw kinderen dus goede gaven weet te geven, hoeveel te meer zal de hemelse Vader de Heilige Geest geven aan hen die tot Hem bidden?

  2. Waarom wordt hier bijgevoegd: "Die in de hemelen zijt"?
    Opdat wij van de hemelse majesteit Gods niet aards denken en van zijn almacht alle nooddruft van het lichaam en van de ziel verwachten.
    a. Jeremia 23 : 23, 24 Ben Ik een God van nabij, spreekt de HEERE, en niet een God van verre? Zou iemand zich op verborgen plaatsen kunnen verbergen en zou Ík hem niet zien? spreekt de HEERE. Vervul Ik niet de hemel en de aarde? spreekt de HEERE.
        Handelingen 17 : 24, 25, 27 De God Die de wereld gemaakt heeft en alles wat daarin is, Deze, Die een Heere van de hemel en van de aarde is, woont niet in tempels die met handen gemaakt zijn. Hij wordt ook door mensenhanden niet gediend alsof Hij iets nodig heeft, omdat Hij Zelf aan allen het leven, de adem en alle dingen geeft. Opdat zij de Heere zouden zoeken, of zij Hem misschien al tastend zouden mogen vinden, hoewel Hij niet ver is van ieder van ons.
    b. Romeinen 10 : 12 Er is immers geen enkel onderscheid tussen Jood en Griek. Want Een en dezelfde is Heere van allen en Hij is rijk voor allen die Hem aanroepen.

Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 46:
God is onze Vader vanwege de schepping, zoals Adam speciaal een „zoon van God” heet (Lukas 3:38), vanwege de verlossing, omdat Hij ons door en om Zijn Zoon, de Middelaar, verlost en weer in genade aangenomen heeft. Want alleen Christus is de eniggeboren en natuurlijke Zoon van God. Wij, die van nature kinderen des toorns zijn, zijn door God, om Christus’ wil, tot kinderen aangenomen en vanwege de heiligmaking of wedergeboorte door de Heilige Geest. God wil weer door ons aangeroepen worden met de Naam ”Vader”. Allereerst opdat wij daardoor gebracht zouden worden tot kennis en aanroeping van de enige en waarachtige God, Die Zichzelf in de Kerk geopenbaard heeft als de Vader van onze Heere Jezus Christus, en Die om Zijnentwil ook onze Vader is. Niet alleen omdat Hij ons geschapen heeft, maar omdat Hij ons door en om Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, de Middelaar, tot kinderen heeft aangenomen. „Ik vaar op tot Mijn Vader en uw Vader” (Johannes 20:17), en omdat Hij ons door de Heilige Geest wederbaart en ons alles geeft wat ter zaligheid nodig is.
1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 47

  1. Welke is de eerste bede?
    "Uw Naam worde geheiligd." Dat is : Geef ons allereerst, dat wij U recht kennen (a), en U in al uw werken, in welke uw almachtigheid, wijsheid, goedheid, gerechtigheid, barmhartigheid en waarheid, klaarlik schijnt, heiligen, roemen en prijzen (b); daarna ook dat wij al ons leven, onze gedachten, woorden en werken zo schikken en richten, dat uw naam om onzentwil niet gelasterd, maar geëerd en geprezen worde (c).
    a. Johannes 17 : 3 Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt.
        Jeremia 9 : 24 Maar laat wie zich beroemt, zich daarop beroemen dat hij begrijpt en Mij kent dat Ik de HEERE ben, Die goedertierenheid bewijs, recht en gerechtigheid op de aarde doe, want in die dingen vind Ik vreugde, spreekt de HEERE.
        Jeremia 31 : 33, 34 Voorzeker, dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israël sluiten zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zíj zullen Mij tot een volk zijn. Dan zullen zij niet meer eenieder zijn naaste en eenieder zijn broeder onderwijzen door te zeggen: Ken de HEERE, want zij zullen Mij allen kennen, vanaf hun kleinste tot hun grootste toe, spreekt de HEERE. Want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en aan hun zonde niet meer denken.
        Mattheüs 16 : 17 Jezus antwoordde en zei tegen hem: Zalig bent u, Simon Barjona, want vlees en bloed hebben u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is.
        Jacobus 1 : 5 Als iemand van u in wijsheid tekortschiet, laat hij die dan vragen aan God, Die aan ieder overvloedig geeft en geen verwijten maakt, en ze zal hem gegeven worden.
        Psalm 119 : 105 Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad.
    b. Psalm 119 : 37 Wend mijn ogen af, zodat zij niet zien wat nutteloos is; maak mij levend door Uw wegen.
        Lucas 1 : 46, 47 Maria zei: Mijn ziel maakt de Heere groot, en mijn geest verheugt zich in God, mijn Zaligmaker.
        Lucas 1 : 68, 69 Geprezen zij de Heere, de God van Israël, want Hij heeft naar Zijn volk omgezien en er verlossing voor tot stand gebracht. En Hij heeft een hoorn van zaligheid voor ons opgericht in het huis van David, Zijn knecht.
        Romeinen 11 : 33 O, diepte van rijkdom, zowel van wijsheid als van kennis van God, hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen!
    c. Psalm 71 : 8 Laat mijn mond vervuld worden met Uw lof en met Uw luister, de hele dag.
        Psalm 115 : 1 Niet ons, HEERE, niet ons, maar geef Uw Naam eer, om Uw goedertierenheid, om Uw trouw.

Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 47:
Heiligen betekent voor heilig erkennen, dienen, prijzen en grootmaken. In die betekenis heiligen wij God, Die heilig is. Als wij Hem zo kennen zoals Hij Zich in Zijn Woord en werken geopenbaard heeft, dat wil zeggen als wij wat betreft Zijn Wezen, wil, werken, almacht, goedheid en al Zijn andere eigenschappen dat belijden en gevoelen wat Hijzelf in Zijn Woord ons bevolen heeft dat wij daarvan belijden en gevoelen zullen. Verder: als wij niet alleen belijden dat God heilig is, maar Hem ook belijden en grootmaken, en dat niet alleen met woorden of belijdenis, maar ook met werken en met een heilig leven. Ten slotte: als wij de ware leer, kennis en belijdenis van Gods heiligheid, zo ook onze gebeden en werken, en tevens ons gehele leven, tot zo’n doel richten als het behoort en zoals God het wil dat wij het doen zullen, namelijk tot de eer en grootmaking van God. Kortom, wij heiligen God als wij door een waar geloof en boetvaardigheid Hem van de afgoden en alle onheilige dingen afzonderen, Hem als heilig belijden, eren en grootmaken.
1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 48

  1. Welke is de tweede bede?
    "Uw koninkrijk kome." Dat is : Regeer ons zo door uw Woord en uw Geest, dat wij ons hoe langer hoe meer aan U onderwerpen (a);
    bewaar en vermeerder uw kerk (b);
    verstoor de werken van de duivel en alle geweld dat zich tegen u verheft, als ook alle boze raadslagen die tegen uw heilig Woord bedacht worden (c);
    totdat de volkomenheid van uw rijk kome (d),
    waarin U alles zult zijn in allen (e).

    a. Psalm 143 : 10 Leer mij Uw welbehagen te doen, want U bent mijn God. Laat Uw goede Geest mij leiden in een geëffend land.
        Psalm 119 : 5 Och, waren mijn wegen zo vast om Uw verordeningen in acht te nemen!
        Mattheüs 6 : 33 Maar zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u erbij gegeven worden.
    b. Psalm 51 : 20 Doe goed aan Sion, naar Uw welbehagen; bouw de muren van Jeruzalem op.
        Psalm 122 : 6 Bid om vrede voor Jeruzalem, laat het goed gaan met hen die u liefhebben.
    c. 1 Johannes 3 : 8 Wie de zonde doet, is uit de duivel; want de duivel zondigt vanaf het begin. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, dat Hij de werken van de duivel verbreken zou.
        Romeinen 16 : 20 De God van de vrede zal de satan spoedig onder uw voeten verpletteren. De genade van onze Heere Jezus Christus zij met u. Amen.
    d. Openbaringen 22 : 20 Hij Die van deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom spoedig. Amen. Ja, kom, Heere Jezus!
        Romeinen 8 : 22, 23 Want wij weten dat heel de schepping gezamenlijk zucht en gezamenlijk in barensnood verkeert tot nu toe. En dat niet alleen, maar ook wijzelf, die de eerstelingen van de Geest hebben, ook wij zelf zuchten in onszelf, in de verwachting van de aanneming tot kinderen, namelijk fde verlossing van ons lichaam.
    e. 1 Corinthe 15 : 28 Wanneer alle dingen aan Hem onderworpen zijn, dan zal ook de Zoon Zelf Zich onderwerpen aan Hem Die alle dingen aan Hem onderworpen heeft, opdat God alles in allen zal zijn.

Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 48:
In de tweede bede bidden wij of God door Zijn Zoon, de Middelaar, Die vanaf het begin in deze wereld gezonden is onder ons de kerkdienst behouden wil, en zo Zich een eeuwige gemeente wil vergaderen door de kracht van de Heilige Geest, tot ons wil komen met de scepter van Zijn Geest en Woord en of Hij bij ons blijven en Zijn genade verlenen wil. Ook bidden we of het heilig Evangelie zuiver en rein bij ons gepredikt, en de heilige sacramenten niet anders dan naar de instelling van de Heere Christus worden bediend. We vragen of deze met grote eerbied mogen gebruikt worden. Of Hij ook met Zijn Koninkrijk der genade niet alleen tot ons, maar ook tot anderen wil komen en hun Zijn zegen wil geven. We bidden of Hij gevonden mag worden door hen die Hem nooit zochten. Ook vragen we om de voortplanting van dit Koninkrijk door de prediking van het heilig Evangelie. Het is ons gebed dat Hij niet van ons wijkt met dit Koninkrijk van Zijn genade, zoals Hij de hardnekkige Joden dreigt dat het Koninkrijk Gods van hen zal weggenomen (Mattheüs 21:43).
1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 49

  1. Welke is de derde bede?
    "Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde." Dat is : Geef, dat wij en alle mensen onze eigen wil verzaken (a), en uw wil, die alleen goed is, zonder enig tegenspreken gehoorzaam zijn (b);
    opdat zo een ieder zijn ambt en beroep zo gewillig en getrouw moge bedienen en uitvoeren (c), als de engelen in de hemel doen (d).

    a. Mattheüs 16 : 24 Jezus zei tegen Zijn discipelen: Als iemand achter Mij aan wil komen, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen.
        Titus 2 : 11, 12 Want de zaligmakende genade van God is verschenen aan alle mensen, en leert ons de goddeloosheid en de wereldse begeerten te verloochenen en in deze tegenwoordige wereld bezonnen, rechtvaardig en godvruchtig te leven.
    b. Lucas 22 : 42 Vader, als U wilt, neem deze drinkbeker van Mij weg; maar laat niet Mijn wil, maar de Uwe geschieden.
        Efeze 5 : 10 Beproef wat de Heere welbehaaglijk is.
        Romeinen 12 : 2 Word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar word innerlijk veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is.
    c. 1 Corinthe 7 : 24 Laat ieder voor het aangezicht van God blijven, broeders, in de staat waarin hij geroepen is.
    d. Psalm 103 : 20, 21 Loof de HEERE, u, Zijn engelen, sterke helden, die Zijn woord uitvoeren, gehoorzaam aan het woord dat Hij spreekt. Loof de HEERE, al Zijn legermachten, dienaren van Hem, die Zijn welbehagen doen.

Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 49:
Het is waar dat men niets bidden mag in strijd met Gods geopenbaarde wil. Niet de verborgen, maar de geopenbaarde wil van God is een regel voor onze gebeden en werken (Deuteronomium 29:29). God gebiedt dat wij zullen zijn en dat wij willen en begeren te zijn: volkomen gelijkvormig aan Hem, en Hij wil dat wij elk ogenblik zullen bidden of wij van de zonden geheel en al verlost mogen worden. Dus is het onze plicht dat steeds te wensen en van God te begeren, hoewel Hij ons dat in dit leven (als wij op Zijn raad letten) niet wil geven, maar in het toekomende leven zal volbrengen. Want het komt ons niet toe te zien of te peilen wat God in Zijn raad besloten heeft, aangezien wij Zijn bevel en een voorgeschreven regel hebben wat wij van Hem bidden zullen, maar onder voorwaarde: „Indien dit Zijn wil en raad is.” Die regel moeten wij volgen, en steeds zeggen: „De wil des Heeren geschiede” (Handelingen 21:14). Intussen moeten wij de afloop aan Hem overlaten, zowel de tijd wanneer als de manier waarop Hij Zijn besluit wil volbrengen.
1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 50

  1. Welke is de vierde bede?
    "Geef ons heden ons dagelijks brood." Dat is : Wil ons met alle nooddruft van het lichaam verzorgen (a), opdat wij daardoor erkennen, dat U de enige oorsprong van alle goed bent (b),
    en dat noch onze zorg en arbeid, noch uw gaven, zonder uw zegen ons tot nut zullen zijn (c), en dat wij daarom ons vertrouwen van alle schepselen aftrekken en op U alleen stellen.

    a. Psalm 145 : 15 De ogen van allen wachten op U, U geeft hun hun voedsel op zijn tijd.
        Psalm 104 : 27 Zij allen wachten op U, dat U hun voedsel geeft op zijn tijd.
        Mattheüs 6 : 26 Kijk naar de vogels in de lucht: zij zaaien niet en maaien niet, en verzamelen niet in schuren; uw hemelse Vader voedt ze evenwel; gaat u ze niet ver te boven?
    b. Jacobus 1 : 17 Elke goede gave en elk volmaakt geschenk is van boven en daalt neer van de Vader der lichten, bij Wie er geen verandering is, of schaduw van omkeer.
        Handelingen 14 : 17 Hoewel Hij Zichzelf toch niet onbetuigd liet door goed te doen: Hij gaf ons vanuit de hemel regen en vruchtbare tijden en verzadigde ons hart met voedsel en vreugde.
        Handelingen 17 : 27 Opdat zij de Heere zouden zoeken, of zij Hem misschien al tastend zouden mogen vinden, hoewel Hij niet ver is van ieder van ons.
    c. 1 Corinthe 15 : 58 Daarom, mijn geliefde broeders, wees standvastig, onwankelbaar, altijd overvloedig in het werk van de Heere, in de wetenschap dat uw inspanning niet tevergeefs is in de Heere.
        Deuteronomium 8 : 3 De HEERE verootmoedigde u, Hij liet u hongerlijden en Hij liet u het manna eten, dat u niet kende en ook uw vaderen niet gekend hadden, om u te laten weten dat de mens niet alleen van brood leeft, maar dat de mens leeft van alles wat uit de mond van de HEERE komt.
        Psalm 37 : 16 Het weinige dat de rechtvaardige heeft, is beter dan de overvloed van vele goddelozen.
        Psalm 127 : 1, 2 Als de HEERE het huis niet bouwt, tevergeefs zwoegen zijn bouwers eraan; als de HEERE de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter. Het is tevergeefs dat u vroeg opstaat, laat opblijft, brood eet waarvoor u moet zwoegen: de HEERE geeft het Zijn beminden in de slaap.
    d. Psalm 55 : 23 Werp uw zorg op de HEERE, en Híj zal u onderhouden; Hij zal voor eeuwig niet toelaten dat de rechtvaardige wankelt.
        Psalm 62 : 11 Vertrouw niet op onderdrukking, stel geen ijdele hoop op roof. Als het vermogen toeneemt, zet er het hart niet op.
        Psalm 146 : 3 Vertrouw niet op edelen, op het mensenkind, bij wie geen heil is.
        Jeremia 17 : 5, 7 Zo zegt de HEERE: Vervloekt is de man die vertrouwt op een mens, en die een schepsel tot zijn arm stelt, terwijl zijn hart van de HEERE afwijkt. Gezegend is de man die op de HEERE vertrouwt, wiens vertrouwen de HEERE is.


Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 50:
Wij bidden om alle lichamelijke goederen die voor dit leven nodig zijn, zoals voedsel, spijs, kleding, goede gezondheid, vrede in de samenleving, en ook om een zalig gebruik daarvan. Want het woord ”brood” betekent in het Hebreeuws al die dingen, door een figuurlijke spreekwijze, die in de Schrift worden genoemd: „In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten” (Genesis 3:19, Psalm 41:10). Dat houdt ook het zalig gebruik van het gebed in. Christus heeft al die goederen onder het woord ”brood” samengevat opdat Hij onze begeerten aan banden zou leggen en ons leren zou dat wij niets anders moeten begeren dan brood, dat wil zeggen alleen de dingen die nodig zijn om het leven te onderhouden en om God en onze naaste in ons beroep, hetzij in het algemeen of in het bijzonder, te dienen en opdat Hij ons zou leren dat wij niet alleen God bidden moeten om de nodige dingen, maar ook om een zalig gebruik ervan. Want wat baten ons die, als ze geen brood zijn, en ook geen brood, dat ons zalig is?
1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 51

  1. Welke is de vijfde bede?
    "Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren". Dat is : Wil ons arme zondaren, al onze misdaden, en ook de boosheid die ons altijd aanhangt, om het bloed van Christus' wil niet toerekenen (a), gelijk ook wij dit getuigenis van uw genade in ons bevinden, dat ons ganse voornemen is, onze naaste van harte te vergeven (b).
    a. Psalm 51 : 3 Wees mij genadig, o God, overeenkomstig Uw goedertierenheid, delg mijn overtreding uit overeenkomstig Uw grote barmhartigheid.
        Psalm 143 : 2 Ga niet in het gericht met Uw dienaar, want niemand die leeft, is voor Uw aangezicht rechtvaardig.
        1 Johannes 2 : 1 Mijn lieve kinderen, ik schrijf u deze dingen, opdat u niet zondigt. En als iemand gezondigd heeft: wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige.
        Romeinen 8 : 1 Er is geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest.
    b. Mattheüs 6 : 14 Want als u de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader u ook vergeven.


Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 51:
Vergeving der zonden is die wil in God om de uitverkorenen de zonden niet toe te rekenen maar te vergeven, en hun de voldoening van de Middelaar Christus toe te rekenen en hen om die voldoening als rechtvaardig aan te nemen, van de dood te bevrijden en hun het eeuwige leven te schenken. Die vergeving der zonden heeft God beloofd in het formulier van het Nieuwe Verbond: „Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hunner zonde niet meer gedenken” (Jeremia 31:34); „Hij zal Zich onzer weder ontfermen; Hij zal onze ongerechtigheden dempen: ja, Gij zult al hun zonden in de diepten der zee werpen” (Micha 7:19). Zo leert ook de apostel in Rom. 4:5-8 dat God de zonden vergeeft als Hij die niet toerekent, maar de goddeloze rechtvaardigt door het geloof, op grond van Psalm 32:1v.: „Welgelukzalig is hij wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is. Welgelukzalig is de mens dien de Heere de ongerechtigheid niet toerekent, en in wiens geest geen bedrog is.” Zie ook 2 Kor. 5:19. God vergeeft niet slechts de zonden of misdaden, maar ook de schuld of de verdiende straf.
1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52

Zondag 52

  1. Welke is de zesde bede?
    "Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze." Dat is : omdat wij van onszelf zo zwak zijn, dat wij niet een ogenblik zouden kunnen bestaan (a), en daartoe onze doodsvijanden, de duivel (b), de wereld (c),
    en ons eigen vlees (d), niet ophouden ons aan te vechten, zo wil ons toch staande houden en sterken door de kracht van uw Heilige Geest, opdat wij in deze geestelijke strijd niet onderliggen (e),
    maar elke keer sterke weerstand doen, totdat wij eindelijk ten enemale de overhand behouden (f).

    a. Johannes 15 : 5 Ik ben de Wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u niets doen.
        Psalm 103 : 14 Want Híj weet wat voor maaksel wij zijn en blijft bedenken dat wij stof zijn.
    b. 1 Petrus 5 : 8 Wees nuchter en waakzaam; want uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, op zoek naar wie hij zou kunnen verslinden.
        Efeze 6 : 12 Want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van de duisternis van dit tijdperk, tegen de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten.
    c. Johannes 15 : 19 Als u van de wereld zou zijn, zou de wereld het hare liefhebben, maar omdat u niet van de wereld bent, maar Ik u uit de wereld heb uitverkoren, daarom haat de wereld u.
    d. Romeinen 7 : 23 Maar in mijn leden zie ik een andere wet, die tegen de wet van mijn verstand strijd voert en mij tot gevangene maakt van de wet van de zonde, die in mijn leden is.
        Galaten 5 : 17 Want het vlees begeert tegen de Geest in, en de Geest tegen het vlees in; en die staan tegenover elkaar, zodat u niet doet wat u zou willen.
    e. Mattheüs 26 : 41 Waak en bid, opdat u niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak.
        Marcus 13 : 33 Toen Jezus op de Olijfberg zat, tegenover de tempel, vroegen Petrus, Jakobus, Johannes en Andreas Hem toen zij alleen waren
    f. 1 Thessalonicenzen 3 : 13 Opdat Hij uw harten zou versterken om onberispelijk te zijn in heiliging voor het aangezicht van onze God en Vader, bij de komst van onze Heere Jezus Christus met al Zijn heiligen.
        1 Thessalonicenzen 5 : 23 Moge de God van de vrede Zelf u geheel en al heiligen, en mogen uw geheel oprechte geest, de ziel en het lichaam onberispelijk bewaard worden bij de komst van onze Heere Jezus Christus.


  2. Hoe besluit u uw gebed?
    "Want van u is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid". Dat is : Zulks alles bidden wij van U, daarom, dat U, als onze Koning en aller dingen machtig, ons alles goeds te geven de wil en het vermogen hebt (a),
    en dat alles, opdat daardoor, niet wij, maar uw heilige Naam eeuwig geprezen worde (b).

    a. Romeinen 10 : 12 Een en dezelfde is Heere van allen en Hij is rijk voor allen die Hem aanroepen.
        2 Petrus 2 : 9 De Heere weet ook nu de godvruchtigen uit de verzoeking te verlossen, maar de onrechtvaardigen te bewaren tot de dag van het oordeel, om gestraft te worden.
    b. Johannes 14 : 13 En wat u ook zult vragen in Mijn Naam, dat zal Ik doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt zal worden.
        Jeremia 33 : 8, 9 Ik zal hen reinigen van al hun ongerechtigheid, waarmee zij tegen Mij gezondigd hebben. Ik zal al hun ongerechtigheden vergeven, waarmee zij tegen Mij gezondigd hebben, en waarmee zij tegen Mij in opstand zijn gekomen.
                                    Het zal voor Mij worden tot een vreugdevolle naam, tot roem en tot luister bij alle heidenvolken van de aarde, die al het goede zullen horen dat Ik hun doe.
                                    Zij zullen beangst zijn en sidderen vanwege al het goede en vanwege al de vrede die Ik het verschaf.
        Psalm 115 : 1 Niet ons, HEERE, niet ons, maar geef Uw Naam eer, om Uw goedertierenheid, om Uw trouw.

  3. Wat betekent het woordje "Amen"?
    "Amen" wil zeggen: Het zal waar en zeker zijn. Want mijn gebed is veel zekerder van God verhoord, dan ik in mijn hart gevoel, dat ik zulks van Hem begeer (a).
    a. 2 Corinthe 1 : 20 Immers, zovele beloften van God als er zijn, die zijn in Hem ja en in Hem amen, tot verheerlijking van God door ons.
        2 Timotheüs 2 : 13 Als wij ontrouw zijn, blijft Hij getrouw. Hij kan Zichzelf niet verloochenen.


Zacharias Ursinus zegt hierover in zijn "Schatboek" bij Zondag 52:
Dit woordje „amen”, dat Hiëronymus het zegel van het Gebed des Heeren noemt, betekent zoveel als: „Het zal waar en zeker zijn.” In Mozes’ tijd werd het volk Gods geboden dat zij de openbare en algemene vloeken door dit woordje te roepen moesten goedkeuren en toestemmen, opdat zij daardoor zouden leren God niet tegen te spreken. Ook blijkt (1 Kor. 14:16) dat ten tijde der apostelen voor publieke gebeden en dankzeggingen datzelfde woordje gebruikt werd. Want wanneer Paulus degenen weerlegt die vreemde talen gebruikten, zegt hij onder meer: „Indien gij dankzegt met de geest, hoe zal degene die de plaats van een ongeleerde vervult, amen zeggen op uw dankzegging, dewijl hij niet weet wat gij zegt?” Dat woordje werd toentertijd dus door de gelovigen gebruikt, opdat de vergadering der gelovigen daardoor te kennen zou geven dat het gebed door één uitgesproken, voor hen allen samen gemeen was.