bisnat setayim ledoryawes hammelek bahodes hassissi beyom ehad lahodes haya debar-yhwh beyad-haggay hannabi el-zerubbabel ben-sealtiel pahat yehuda we'el-yehosu ben-yehosadaq hakkohen haggadol le-mor:
In jaar van (twee) van Darius de kning in de maand de zesde op dag één van de maand was/kwam het woord van de HERE door de hand/dienst van Haggaï de profeet tot Zerubbabel de zoon van Sealtiël de gouverneur van Juda en tot Jozua de zoon van Josadak de priester de grote zeggende.
In het tweede jaar van koning Darius, in de zesde maand, op de eerste dag van de maand, kwam het woord van de HEERE, door de dienst van de profeet Haggaï, tot Zerubbabel, de zoon van Sealthiël,
landvoogd van Juda, en tot Jozua, de zoon van Jozadak, de hogepriester:
In the second year of Darius the king, in the sixth month, in the first day of the month, came the word of the LORD by Haggai the prophet unto Zerubbabel the son of Shealtiel,
governor of Judah, and to Joshua the son of Josedech, the high priest, saying,
La seconde année du roi Darius, le premier jour du sixième mois, la parole de l`Éternel fut adressée par Aggée, le prophète, à Zorobabel, fils de Schealthiel, gouverneur de Juda, et à Josué, fils de Jotsadak,
le souverain sacrificateur, en ces mots:
Im zweiten Jahr des Königs Darius, im sechsten Monat, am ersten Tage des Monats, geschah des HERRN Wort durch den Propheten Haggai zu Serubabel, dem Sohn Sealthiels, dem Fürsten Juda's, und zu Josua, dem Sohn Jozadaks, dem Hohenpriester, und sprach:
In anno secundo Darii regis, in mense sexto, in die una mensis, factum est verbum Domini in manu Aggæi prophetæ, ad Zorobabel, filium Salathiel, ducem Juda, et ad Jesum, filium Josedec, sacerdotem magnum, dicens:
koh amar yhwh seba'ot le'mor ha'am hazzeh ameru lo et-bo et-bet yhwh lehibbanot:
Zo zei/zegt de HERE van de legermachten zeggende het volk dit zij zeggen/zegt niet tijd te komen tijd het huis van de HERE te worden gebouwd.
Zo spreekt de HEERE van de legermachten: Dit volk zegt: De tijd is nog niet gekomen, de tijd om het huis van de HEERE te herbouwen.
Thus speaketh the LORD of hosts, saying, This people say, The time is not come, the time that the LORD's house should be built.
Ainsi parle l`Éternel des armées: Ce peuple dit: Le temps n`est pas venu, le temps de rebâtir la maison de l`Éternel.
So spricht der HERR Zebaoth: Dies Volk spricht: Die Zeit ist noch nicht da, daß man des HERRN Haus baue.
Hæc ait Dominus exercituum, dicens: Populus iste dicit: Nondum venit tempus domus Domini ædificandæ.
wayehi debar-yhwh beyad-haggay hannabi le'mor:
En was het woord van de HERE door de hand/dienst van Haggai de profeet zeggende.
Toen kwam het woord van de HEERE door de dienst van de profeet Haggaï:
Then came the word of the LORD by Haggai the prophet, saying,
C`est pourquoi la parole de l`Éternel leur fut adressée par Aggée, le prophète, en ces mots:
Und des HERRN Wort geschah durch den Propheten Haggai:
Et factum est verbum Domini in manu Aggæi prophetæ, dicens:
ha'et lakem attem lasebet bebottekem sepunim wehabbayit hazzeh hareb:
Tijd voor jullie jullie om te wonen in jullie huizen bedekten/overtrokken/betimmerd en/maar/terwijl het huis dit (is) verwoest?
Is het voor u wel de tijd om in uw fraai overdekte huizen te wonen, terwijl dit huis verwoest ligt?
Is it time for you, O ye, to dwell in your cieled houses, and this house lie waste?
Est-ce le temps pour vous d`habiter vos demeures lambrissées, Quand cette maison est détruite?
Aber eure Zeit ist da, daß ihr in getäfelten Häusern wohnt, und dies Haus muß wüst stehen?
Numquid tempus vobis est ut habitetis in domibus laqueatis, et domus ista deserta?
we'atta koh amar yhwh seba'ot simu lebabkem al-darkekem:
En/maar nu zei/zegt de HERE van de legermachten stelt/let jullie hart/aandachtig op jullie wegen.
Nu dan, zo zegt de HEERE van de legermachten: Let aandachtig op uw wegen.
Now therefore thus saith the LORD of hosts; Consider your ways.
Ainsi parle maintenant l`Éternel des armées: Considérez attentivement vos voies!
Nun, so spricht der HERR Zebaoth: Schauet, wie es euch geht.
Et nunc hæc dicit Dominus exercituum: Ponite corda vestra super vias vestras.
zera'tem harbeh wehabe me'at akol we'en-lesob'a sato we'en-lesokra labos we'en-lehom lo wehammistakker mistakker el-seror naqub:
Jullie zaaiden veel naar binnenbrengende weinig/gering etende maar niet tot verzadiging drinkende maar niet tot voldoening/voldoende zijn kledende maar niet om warm te zijn voor hem en de loon verdienende loon
verdienende voor/naar een buidel/zak doorboorde.
U zaait veel maar brengt weinig binnen. U eet maar niet tot verzadiging. U drinkt maar wordt niet dronken. U kleedt u, maar wordt niet warm. De dagloner ontvangt zijn loon in een doorboorde buidel.
Ye have sown much, and bring in little; ye eat, but ye have not enough; ye drink, but ye are not filled with drink; ye clothe you, but there is none warm;
and he that earneth wages earneth wages to put it into a bag with holes.
Vous semez beaucoup, et vous recueillez peu, Vous mangez, et vous n`êtes pas rassasiés, Vous buvez, et vous n`êtes pas désaltérés,
Vous êtes vêtus, et vous n`avez pas chaud; Le salaire de celui qui est à gages tombe dans un sac percé.
Ihr säet viel, und bringet wenig ein; ihr esset, und werdet doch nicht satt; ihr trinket, und werdet doch nicht trunken;
ihr kleidet euch, und könnt euch doch nicht erwärmen; und wer Geld verdient, der legt's in einen löchrigen Beutel.
Seminastis multum, et intulistis parum; comedistis, et non estis satiati;bibistis, et non estis inebriati; operuistis vos, et non estis calefacti; et qui mercedes congregavit, misit eas in sacculum pertusum.
koh amar yhwh seba'ot simu lebabkem al-darkekem:
Zo zei/zegt de HEERE van de legermachten stelt/let jullie hart/aandachtig op jullie wegen.
Zo zegt de HEERE van de legermachten: Let aandachtig op uw wegen.
Thus saith the LORD of hosts; Consider your ways.
Ainsi parle l`Éternel des armées: Considérez attentivement vos voies!
So spricht der HERR Zebaoth: Schauet, wie es euch geht!
Hæc dicit Dominus exercituum: Ponite corda vestra super vias vestras;
alu hahar wahabe'tem es ubenu habbayit we'erseh-bbo we'ekkabed amar yhwh:
Gaat op het gebergte en brengt hout en bouwt het huis en/zodat Ik zal welgevallen hebben daaraan en Ik zal vereerd worden/mijzelf verheerlijken zei/zegt de HERE.
Ga het gebergte in, haal hout en herbouw dit huis. Dan zal Ik er behagen in scheppen, en verheerlijkt worden, zegt de HEERE.
Go up to the mountain, and bring wood, and build the house; and I will take pleasure in it, and I will be glorified, saith the LORD.
Montez sur la montagne, apportez du bois, Et bâtissez la maison: J`en aurai de la joie, et je serai glorifié, Dit l`Éternel.
Gehet hin auf das Gebirge und holet Holz und bauet das Haus; das soll mir angenehm sein, und ich will meine Ehre erzeigen, spricht der HERR.
ascendite in montem, portate ligna, et ædificate domum: et acceptabilis mihi erit, et glorificabor, dicit Dominus.
panoh el-harbeh wehinneh lim'at wahabetem habbayit wenapahti bo ya'an meh ne'um yhwh seba'ot ya'an beti aser-hu hareb we'attem rasim is lebeto:
Kerende tot veel en/maar zie tot weinig/gering en jullie brachten naar huis en/maar Ik blies er op/in hem/daarin vanwege wat? Uitspraak van/spreekt de HERE van de legermachten vanwege mijn huis dat hij/die (is)
puinhop/verwoest en/mmaar jullie rennende ieder voor zijn huis.
U rekent op veel, maar zie, het wordt weinig. Wat u in huis bracht, daar blies Ik in. Waarom? spreekt de HEERE van de legermachten.
Vanwege Mijn huis, dat verwoest ligt, terwijl u zich uitslooft, ieder voor zijn eigen huis.
Ye looked for much, and, lo, it came to little; and when ye brought it home, I did blow upon it. Why? saith the LORD of hosts. Because of mine house that is waste, and ye run every man unto his own house.
Vous comptiez sur beaucoup, et voici, vous avez eu peu; Vous l`avez rentré chez vous, mais j`ai soufflé dessus. Pourquoi? dit l`Éternel des armées.
A cause de ma maison, qui est détruite, Tandis que vous vous empressez chacun pour sa maison.
Denn ihr wartet wohl auf viel, und siehe, es wird wenig; und ob ihr's schon heimbringt, so zerstäube ich's doch. Warum das? spricht der HERR Zebaoth.
Darum daß mein Haus so wüst steht und ein jeglicher eilt auf sein Haus.
Respexistis ad amplius, et ecce factum est minus; et intulistis in domum, et exsufflavi illud: quam ob causam? dicit Dominus exercituum: quia domus mea deserta est, et vos festinatis unusquisque in domum suam.
al-ken alekem kal'u samayim mittal weha'ares kal'a yebula:
Daarom over/vanwege jullie weerhielden/sloten op hemel van dauw en het land weerhield haar opbrengst.
Daarom onthoudt de hemel u dauw, en het land onthoudt u zijn opbrengst,
Therefore the heaven over you is stayed from dew, and the earth is stayed from her fruit.
C`est pourquoi les cieux vous ont refusé la rosée, Et la terre a refusé ses produits.
Darum hat der Himmel über euch den Tau verhalten und das Erdreich sein Gewächs.
Propter hoc super vos prohibiti sunt cæli ne darent rorem, et terra prohibita est ne daret germen suum:
wa'eqra horeb al-ha'ares we'el-heharim we'al-haddagan we'al-hattiros we'al-hayyishar we'al aser tosi ha'adama we' al-ha'adam we'al-habbehema we'al kol-yegi kappayim:
En ik riep droogte over het land en over de bergen en over het koren en over de nieuwe wijn/most/het druivensap en over de verse olie en over wat brengt voort het land/de aardbodem
en over de mens en over het vee en over alle arbeid/inspanning/opbrengst van handen.
want Ik riep droogte uit over het land, over de bergen en over het koren, over de nieuwe wijn en over de olie, en over wat het land oplevert,
over de mensen en over de dieren en over al de inspanning van uw handen.
And I called for a drought upon the land, and upon the mountains, and upon the corn, and upon the new wine, and upon the oil, and upon that which the ground bringeth forth, and upon men, and upon cattle,
and upon all the labour of the hands.
J`ai appelé la sécheresse sur le pays, sur les montagnes, Sur le blé, sur le moût, sur l`huile, Sur ce que la terre peut rapporter, Sur les hommes et sur les bêtes, Et sur tout le travail des mains.
Und ich habe die Dürre gerufen über Land und Berge, über Korn, Most, Öl und über alles, was aus der Erde kommt, auch über Leute und Vieh und über alle Arbeit der Hände.
et vocavi siccitatem super terram, et super montes, et super triticum, et super vinum, et super oleum, et quæcumque profert humus, et super homines, et super jumenta, et super omnem laborem manuum.
wayyisma zerubbabel ben-salti'el wihosu ben-yehosadaq hakkohen haggadol wekol se'erit ha'am beqol yhwh elohehem we'al-dibre haggay hannabi ka'aser selaho yhwh elohehem wayyireu ha'am mippene yhwh:
En/toen hoorde/gehoorzaamde Zerubbabel de zoon van Sealtiël en Jozua de zoon van Josadak de priester de grote en heel het overblijfsel van het volk naar de stem van de HERE hun God en naar de woorden van
Haggai de profeet zoals/toen die zond hem de HERE hun God en vreesden het volk vanwege/voor hhet aangezicht van de HERE.
Toen luisterde Zerubbabel, de zoon van Sealthiël, met Jozua, de zoon van Jozadak, de hogepriester, en heel het overblijfsel van het volk, naar de stem van de HEERE, hun God,
en naar de woorden van de profeet Haggaï, die de HEERE, hun God, gezonden had; en het volk was bevreesd voor het aangezicht van de HEERE.
Then Zerubbabel the son of Shealtiel, and Joshua the son of Josedech, the high priest, with all the remnant of the people, obeyed the voice of the LORD their God, and the words of Haggai the prophet,
as the LORD their God had sent him, and the people did fear before the LORD.
Zorobabel, fils de Schealthiel, Josué, fils de Jotsadak, le souverain sacrificateur, et tout le reste du peuple, entendirent la voix de l`Éternel, leur Dieu, et les paroles d`Aggée, le prophète,
selon la mission que lui avait donnée l`Éternel, leur Dieu. Et le peuple fut saisi de crainte devant l`Éternel.
Da gehorchte Serubabel, der Sohn Sealthiels, und Josua, der Sohn Jozadaks, der Hohepriester, und alle übrigen des Volkes solcher Stimme des HERRN, ihres Gottes, und den Worten des Propheten Haggai, wie ihn der HERR,
ihr Gott, gesandt hatte; und das Volk fürchtete sich vor dem HERRN.
Et audivit Zorobabel, filius Salathiel, et Jesus, filius Josedec, sacerdos magnus, et omnes reliquiæ populi, vocem Domini Dei sui, et verba Aggæi prophetæ, sicut misit eum Dominus Deus eorum ad eos,
et timuit populus a facie Domini.
wayyo'mer haggay mal'ak yhwh bemal'akut yhwh la'am le'mor ani ittekem ne'um-yhwh:
En/toen sprak Haggai de bode/boodschapper van de HERE door/met/door de boodschap van met jullie uitspraak van/spreekt de HERE.
Daarop sprak Haggaï, de bode van de HEERE, krachtens de boodschap van de HEERE tot het volk: Ik ben met u, spreekt de HEERE.
Then spake Haggai the LORD's messenger in the LORD's message unto the people, saying, I am with you, saith the LORD.
Aggée, envoyé de l`Éternel, dit au peuple, d`après l`ordre de l`Éternel: Je suis avec vous, dit l`Éternel.
Da sprach Haggai, der Engel des HERRN, der die Botschaft des HERRN hatte an das Volk: Ich bin mit euch, spricht der HERR.
Et dixit Aggæus, nuntius Domini de nuntiis Domini, populo dicens: Ego vobiscum sum, dicit Dominus.
wayya'ar yhwh et-ru'h zerubbabel ben-salti'el pahat yehuda we'et-ru'h yehosa ben-yehosadaq hakkohen haggadol we'et-ruh kol se'erit ha'am wayyabo'u wayya'asu mela'ka bebet-yhwh seba'ot elohehem:
En/toen wekte op de HERE de geest van Zerubbabel de zoon van Sealtiël de gouverneur van Juda en de geest van Jozua de zoon van Josadak de priester de grote en de geest van heel het overblijfsel van het volk
en zij kwamen en zij verrichtten/deden het werk in het huis van de HERE van de legermachten hun God.
En de HEERE wekte de geest op van Zerubbabel, de zoon van Sealthiël, landvoogd van Juda, en de geest van Jozua, de zoon van Jozadak, de hogepriester, en de geest van heel het overblijfsel van het volk.
Toen kwamen zij en begonnen het werk aan het huis van de HEERE van de legermachten, hun God, te doen,
And the LORD stirred up the spirit of Zerubbabel the son of Shealtiel, governor of Judah, and the spirit of Joshua the son of Josedech, the high priest,
and the spirit of all the remnant of the people; and they came and did work in the house of the LORD of hosts, their God,
L`Éternel réveilla l`esprit de Zorobabel, fils de Schealthiel, gouverneur de Juda, et l`esprit de Josué, fils de Jotsadak, le souverain sacrificateur, et l`esprit de tout le reste du peuple.
Ils vinrent, et ils se mirent à l`oeuvre dans la maison de l`Éternel des armées, leur Dieu,
Und der HERR erweckte den Geist Serubabels, des Sohnes Sealthiels, des Fürsten Juda's, und den Geist Josuas, des Sohnes Jozadaks, des Hohenpriesters, und den Geist des ganzen übrigen Volkes, daß sie kamen und arbeiteten am Hause des HERRN Zebaoth, ihres Gottes,
Et suscitavit Dominus spiritum Zorobabel, filii Salathiel, ducis Juda, et spiritum Jesu, filii Josedec, sacerdotis magni, et spiritum reliquorum de omni populo: et ingressi sunt,
et faciebant opus in domo Domini exercituum, Dei sui.
beyom esrim we'arba'a lahodes bassissi bisnat setayim ledoryawes hammelek:
Op dag twintig en vier van de maand in de zesde in jaar (van) twee van darius de koning.
[2:1] Op de vierentwintigste dag van de zesde maand, in het tweede jaar van koning Darius.
In the four and twentieth day of the sixth month, in the second year of Darius the king.
le vingt-quatrième jour du sixième mois, la seconde année du roi Darius.
am vierundzwanzigsten Tage des sechsten Monats, im zweiten Jahr des Königs Darius.
[2:1] In die vigesima et quarta mensis, in sexto mense, in anno secundo Darii regis.
bassebi'i be'esrim we'ehad lahodes haya debar-yhwh beyad-haggay hannabi lemor:
In de zevende op twintig en één van de maand was/kwam het woord van de HERE door de hand/dienst van Haggai de profeet zeggende.
[2:2] In de zevende maand, op de eenentwintigste van de maand, kwam het woord van de HEERE door de dienst van de profeet Haggaï:
In the seventh month, in the one and twentieth day of the month, came the word of the LORD by the prophet Haggai, saying,
Le vingt et unième jour du septième mois, la parole de l`Éternel se révéla par Aggée, le prophète, en ces mots:
Am einundzwanzigsten Tage des siebenten Monats geschah des HERRN Wort durch den Propheten Haggai und sprach:
[2:2] In septimo mense, vigesima et prima mensis, factum est verbum Domini in manu Aggæi prophetæ, dicens:
emar-na el-zerubbabel ben-sealti'el pahat yehuda we'el-yehosu ben-yehosadaq hakkohen haggadol we'el-se'erit ha'am lemor:
Zeg toch tegen Zerubbabel de zoon van Sealtiël de gouverneur van Juda en tegen Jozua de priester de grote en tegen het overblijfsel van het volk zeggende
[2:3] Zeg toch tegen Zerubbabel, de zoon van Sealthiël en landvoogd van Juda, en tegen Jozua, de zoon van Jozadak, de hogepriester, en tegen de rest van het volk:
Speak now to Zerubbabel the son of Shealtiel, governor of Judah, and to Joshua the son of Josedech, the high priest, and to the residue of the people, saying,
Parle à Zorobabel, fils de Schealthiel, gouverneur de Juda, à Josué, fils de Jotsadak, le souverain sacrificateur, et au reste du peuple, et dis-leur:
Sage zu Serubabel, dem Sohn Sealthiels, dem Fürsten Juda's, und zu Josua, dem Sohn Jozadaks, dem Hohenpriester, und zum übrigen Volk und sprich:
[2:3] Loquere ad Zorobabel, filium Salathiel, ducem Juda, et ad Jesum, filium Josedec, sacerdotem magnum, et ad reliquos populi, dicens:
mi bakem hannis'ar aser ra'a et-habbayit hazzeh bikbodo hari'son uma attem ro'im oto atta halo kamohu ke'ayin be'enekem:
Wie onder jullie de overgeblevene die zag het huis dit in zijn glorie/heerlijkheid de eerste? En hoe jullie ziende hem/het nu? Niet zoals hij/die sla niet(s) in jullie ogen?
[2:4] Wie is er onder u overgebleven die dit huis in zijn eerste heerlijkheid gezien heeft? En hoe ziet u het nu? Is het niet als niets in uw ogen?
Who is left among you that saw this house in her first glory? and how do ye see it now? is it not in your eyes in comparison of it as nothing?
Quel est parmi vous le survivant Qui ait vu cette maison dans sa gloire première? Et comment la voyez-vous maintenant? Telle qu`elle est, ne paraît-elle pas comme rien à vos yeux?
Wer ist unter euch übriggeblieben, der dies Haus in seiner vorigen Herrlichkeit gesehen hat? und wie seht ihr's nun an? Ist's nicht also, es dünkt euch nichts zu sein?
[2:4] Quis in vobis est derelictus, qui vidit domum istam in gloria sua prima? et quid vos videtis hanc nunc? numquid non ita est, quasi non sit in oculis vestris?
we'atta hazaq zerubbabel ne'um-yhwh wahazaq yehosu ben-yehosadaq hakkohen haggadol wahazaq kol'am ha'ares ne'um-yhwh wa'asu ki-ani ittekem ne'um yhwh seba'ot:
En nu/maar toch wees sterk Zerubbabel uitspraak van/spreekt de HERE en wees sterk Jozua zoon van Josadak de priester de grote en wees sterk heel het volk van het land uitspraak van/spreekt de HERE en
doet/handelt want/zeker Ik (ben) met jullie uitspraak van/spreekt de HERE van de legermachten.
[2:5] Nu dan, wees sterk, Zerubbabel, spreekt de HEERE, wees sterk, Jozua, zoon van Jozadak, hogepriester, en wees sterk, heel de bevolking van het land, spreekt de HEERE. Werk door,
want Ik ben met u, spreekt de HEERE van de legermachten.
Yet now be strong, O Zerubbabel, saith the LORD; and be strong, O Joshua, son of Josedech, the high priest; and be strong, all ye people of the land, saith the LORD, and work: for I am with you, saith the LORD of hosts:
Maintenant fortifie-toi, Zorobabel! dit l`Éternel. Fortifie-toi, Josué, fils de Jotsadak, souverain sacrificateur! Fortifie-toi, peuple entier du pays! dit l`Éternel. Et travaillez! Car je suis avec vous,
Dit l`Éternel des armées.
Und nun Serubabel, sei getrost! spricht der HERR; sei getrost, Josua, du Sohn Jozadaks, du Hoherpriester! sei getrost alles Volk im Lande! spricht der HERR, und arbeitet! denn ich bin mit euch, spricht der HERR Zebaoth.
[2:5] Et nunc confortare, Zorobabel, dicit Dominus; et confortare, Jesu, fili Josedec, sacerdos magne; et confortare, omnis populus terræ, dicit Dominus exercituum:
et facite (quoniam ego vobiscum sum, dicit Dominus exercituum)
et-haddab araser-karatti ittekem bese'tekem mimmisrayim weruhi omedet betotekem al-tira'u:
Het woord dat ik sneed/sloot met jullie bij jullie uitgaan uit Egypte en mijn Geest staande in jullie midden jullie zullen niet vrezen/vreest niet.
[2:6] Volgens het woord van het verbond dat Ik met u sloot, toen u uit Egypte vertrok, en Mijn Geest, Die in uw midden stond: Wees niet bevreesd!
According to the word that I covenanted with you when ye came out of Egypt, so my spirit remaineth among you: fear ye not.
Je reste fidèle à l`alliance que j`ai faite avec vous Quand vous sortîtes de l`Égypte, Et mon esprit est au milieu de vous; Ne craignez pas!
Nach dem Wort, da ich mit euch einen Bund machte, da ihr aus Ägypten zogt, soll mein Geist unter euch bleiben. Fürchtet euch nicht!
[2:6] verbum quod pepigi vobiscum cum egrederemini de terra Ægypti: et spiritus meus erit in medio vestrum: nolite timere.
ki koh amar yhwh seba'ot od ahat me'at hi wa'ani mar'is et-hassamayim we'et-ha'ares we'et-hayam we'et-heharaba:
Want/zeker zo zei/zegt de HERE van de legermachten nog één/eenmaal/eens weinig klein diie en Ik doende schudden de hemel en de aarde en de zee en het droge land.
[2:7] Want zo zegt de HEERE van de legermachten: Nog één ogenblik, en dat is een korte tijd, dan zal Ik de hemel, de aarde, de zee en het droge doen beven.
For thus saith the LORD of hosts; Yet once, it is a little while, and I will shake the heavens, and the earth, and the sea, and the dry land;
Car ainsi parle l`Éternel des armées: Encore un peu de temps, Et j`ébranlerai les cieux et la terre, La mer et le sec;
Denn so spricht der HERR Zebaoth: Es ist noch ein kleines dahin, daß ich Himmel und Erde, das Meer und das Trockene bewegen werde;
[2:7] Quia hæc dicit Dominus exercituum: Adhuc unum modicum est, et ego commovebo cælum, et terram, et mare, et aridam.
wehir'asti et-kol-haggoyim uba'u hemdat kol-haggoyim umilleti et-habbayit hazzeh kabod amar yhwh seba'ot:
En ik zal doen schudden/laten beven al de volken natiën en zullen komen begeerlijkheid kostelijkheid van al de volken natiën en ik zal vullen het huis dit glorie/heerlijkheid ze/zegt de HERE van de legermachten.
[2:8] Ik zal alle heidenvolken doen beven. Zij zullen komen naar het verlangen van alle heidenvolken en Ik zal dit huis vullen met heerlijkheid, zegt de HEERE van de legermachten.
And I will shake all nations, and the desire of all nations shall come: and I will fill this house with glory, saith the LORD of hosts.
J`ébranlerai toutes les nations; Les trésors de toutes les nations viendront, Et je remplirai de gloire cette maison, Dit l`Éternel des armées.
Ja, alle Heiden will ich bewegen. Da soll dann kommen aller Heiden Bestes; und ich will dies Haus voll Herrlichkeit machen, spricht der HERR Zebaoth
[2:8] Et movebo omnes gentes, et veniet desideratus cunctis gentibus: et implebo domum istam gloria, dicit Dominus exercituum.
li hakkesep weli hazzahab ne'um yhwh sebay'ot:
Van mij (is) het zilver en van mij (is) het goud uitspraak van/ spreekt de HERE van de legermachten.
[2:9] Van Mij is het zilver en van Mij is het goud, spreekt de HEERE van de legermachten.
The silver is mine, and the gold is mine, saith the LORD of hosts.
L`argent est à moi, et l`or est à moi, Dit l`Éternel des armées.
Denn mein ist Silber und Gold, spricht der HERR Zebaoth.
[2:9] Meum est argentum, et meum est aurum, dicit Dominus exercituum.
gadol yihyeh kebod habayit hazzeh ha'aharon min-hari'son amar yhwh seba'ot ubammaqom hazzeh etten salom ne'um yhwh seba'ot:
Groter/groot zal zijn de glorie/heerlijkheid van het huis dit de laatste/latere dan de eerste zei/zegt de HERE van de legermachten want/en in de plaats deze ik zal geven/stellen vrede/welzijn
uitspraak van/spreekt de HERE van de legermachten.
[2:10] De heerlijkheid van dit toekomstige huis zal groter zijn dan die van het eerste, zegt de HEERE van de legermachten. In deze plaats zal Ik vrede geven, spreekt de HEERE van de legermachten.
The glory of this latter house shall be greater than of the former, saith the LORD of hosts: and in this place will I give peace, saith the LORD of hosts.
La gloire de cette dernière maison sera plus grande Que celle de la première, Dit l`Éternel des armées; Et c`est dans ce lieu que je donnerai la paix, Dit l`Éternel des armées.
Es soll die Herrlichkeit dieses letzten Hauses größer werden, denn des ersten gewesen ist, spricht der HERR Zebaoth; und ich will Frieden geben an diesem Ort, spricht der HERR Zebaoth.
[2:10] Magna erit gloria domus istius novissimæ plus quam primæ, dicit Dominus exercituum: et in loco isto dabo pacem, dicit Dominus exercituum.
be'esrim we'arba'a lattesi'i bisnat setayim ledoryawes haya debar-yhwh el-haggay hannabi lemor:
Op twintig en vier van de negende in jaar (van) twee van Darius was/kwam het woord van de HERE tot Haggai de profeet zeggende:
[2:11] Op de vierentwintigste dag van de negende maand, in het tweede jaar van Darius, kwam het woord van de HEERE tot de profeet Haggaï:
In the four and twentieth day of the ninth month, in the second year of Darius, came the word of the LORD by Haggai the prophet, saying,
le vingt-quatrième jour du neuvième mois, la seconde année de Darius, la parole de l`Éternel se révéla par Aggée, le prophète, en ces mots:
Am vierundzwanzigsten Tage des neunten Monats, im zweiten Jahr des Darius, geschah des HERRN Wort zu dem Propheten Haggai und sprach:
[2:11] In vigesima et quarta noni mensis, in anno secundo Darii regis, factum est verbum Domini ad Aggæum prophetam, dicens:
koh 'amar yhwh seba'ot se'al-na et-hakkohanim tora le'mor:
Zo zei/zegt de HERE van de legermachten vraag toch de priesters onderricht leer zeggende:
[2:12] Zo zegt de HEERE van de legermachten: Vraag toch de priesters onderwijs in de wet.
Thus saith the LORD of hosts; Ask now the priests concerning the law, saying,
Ainsi parle l`Éternel des armées: Propose aux sacrificateurs cette question sur la loi:
So spricht der HERR Zebaoth: Frage die Priester um das Gesetz und sprich:
[2:12] Hæc dicit Dominus exercituum: Interroga sacerdotes legem, dicens:
hen yissa-is besar-qodes biknap bigdo wenaga biknapo el-hallehem we'el hannazid we'el-hayyayin we'el-semen we'el-kol-ma'akol hayigdas wayya'anu hakkohanim wayyo'meru lo':
Zie/indien zal dragen een man/iemand vlees van heiligheid in de plooi van zijn kleed en hij raakt an met zijn plooi aan het brood en an het gerecht en aan de wijn en aan olie en aan alle/enig voedsel
zal het geheiligd worden? En antwoordden de priesters en zeiden nee.
[2:13] Zie, iemand draagt geheiligd vlees in de punt van zijn kleding en raakt met de punt ervan brood, gekookt voedsel, wijn, olie, of welk voedsel dan ook, aan; wordt het dan heilig?
Toen antwoordden de priesters en zeiden: Nee.
If one bear holy flesh in the skirt of his garment, and with his skirt do touch bread, or pottage, or wine, or oil, or any meat, shall it be holy? And the priests answered and said, No.
Si quelqu`un porte dans le pan de son vêtement de la chair consacrée, et qu`il touche avec son vêtement du pain, des mets, du vin, de l`huile, ou un aliment quelconque, ces choses seront-elles sanctifiées?
Les sacrificateurs répondirent: Non!
Wenn jemand heiliges Fleisch trüge in seines Kleides Zipfel und rührte darnach an mit seinem Zipfel Brot, Gemüse, Wein, Öl oder was es für Speise wäre: würde es auch heilig? und die Priester antworteten und sprachen: Nein.
[2:13] Si tulerit homo carnem sanctificatam in ora vestimenti sui, et tetigerit de summitate ejus panem, aut pulmentum, aut vinum, aut oleum, aut omnem cibum, numquid sanctificabitur?
Respondentes autem sacerdotes, dixerunt: Non.
wayyomer haggay im-yigga teme-nepes bekol-elleh hayitma wayya'anu hakkohanim wayyomeru yitma:
En/toen zei Haggai indien zal aanraken onreine van ziel/persoon aan dit alles zal het onrein worden? En antwoordden de priesters en zeiden het zal onrein worden.
[2:14] Daarop zei Haggaï: Als iemand die onrein geworden is door een dood lichaam, iets van al die dingen aanraakt, wordt het dan onrein? Toen antwoordden de priesters en zeiden: Het wordt onrein.
Then said Haggai, If one that is unclean by a dead body touch any of these, shall it be unclean? And the priests answered and said, It shall be unclean.
Et Aggée dit: Si quelqu`un souillé par le contact d`un cadavre touche toutes ces choses, seront-elles souillées? Les sacrificateurs répondirent: Elles seront souillées.
Haggai sprach: Wo aber jemand von einem Toten unrein wäre und deren eines anrührte, würde es auch unrein? Die Priester antworteten und sprachen: Es würde unrein.
[2:14] Et dixit Aggæus: Si tetigerit pollutus in anima ex omnibus his, numquid contaminabitur? Et responderunt sacerdotes, et dixerunt: Contaminabitur.
wayya'an haggay wayo'mer ken ha'am-hazzeh weken-haggoy hazzeh lepanay ne'um-yhwh weken kol-ma'aseh yedehem wa'aser yagribu sam tame hu:
En/toen antwoordde Haggai en zei zo dit volk en zo het volk/de natie dit/deze voor mijn aangezicht uitspraak van/spreekt de HERE en zo al/heel het werk van hun handen en wat/hetgeen zij
offeren/zullen offeren daar onrein (is) dat/het.
[2:15] Toen antwoordde Haggaï en zei: Zo is dit volk, zo is deze natie voor Mijn aangezicht, spreekt de HEERE, en zo is al het werk van hun handen; ja, wat zij daar aanbieden, onrein is het!
Then answered Haggai, and said, So is this people, and so is this nation before me, saith the LORD; and so is every work of their hands; and that which they offer there is unclean.
Alors Aggée, reprenant la parole, dit: Tel est ce peuple, telle est cette nation devant moi, dit l`Éternel, Telles sont toutes les oeuvres de leurs mains; Ce qu`ils m`offrent là est souillé.
Da antwortete Haggai und sprach: Ebenalso sind dies Volk und diese Leute vor mir auch, spricht der HERR; und all ihrer Hände Werk und was sie opfern ist unrein.
[2:15] Et respondit Aggæus, et dixit: Sic populus iste, et sic gens ista ante faciem meam, dicit Dominus, et sic omne opus manuum eorum: et omnia quæ obtulerunt ibi, contaminata erunt.
we'atta simu-na lebabkem min-hayyom hazzeh wama'ela mitterem sum-eben el-eben behekal yhwh:
En nu/daarom dan stelt toch/geeft toch jullie hart/aandacht vanaf de dag deze en verder/voortaan vanaf voordat (het) stellen van een steeen op steen in de tempel van de HERE.
[2:16] Nu dan, let toch vanaf deze dag en daarna aandachtig op, voordat steen op steen gelegd werd aan de tempel van de HEERE.
And now, I pray you, consider from this day and upward, from before a stone was laid upon a stone in the temple of the LORD:
Considérez donc attentivement Ce qui s`est passé jusqu`à ce jour, Avant qu`on eût mis pierre sur pierre au temple de l`Éternel!
Und nun schauet, wie es euch gegangen ist von diesem Tage an und zuvor, ehe denn ein Stein auf den andern gelegt ward am Tempel des HERRN:
[2:16] Et nunc ponite corda vestra a die hac et supra, antequam poneretur lapis super lapidem in templo Domini.
mihyotam ba el-aremat esrim wehayeta asara ba el-hayeqeb lahsop hamissim pura wehayeta esrim:
Vanaf hun zijn kwam/komende tot een hoop van twintig [maten] maar het was/er was/(waren) tien [maten] kwam/komende tot het wijnvat om te scheppen vijftig wijnpers maar het was/er was/(waren) twintig.
[2:17] Kwam voordien iemand bij een korenhoop van twintig maten, dan waren er maar tien, kwam hij bij de perskuip om vijftig maten uit de wijnpers te scheppen, dan waren er maar twintig.
Since those days were, when one came to an heap of twenty measures, there were but ten: when one came to the pressfat for to draw out fifty vessels out of the press, there were but twenty.
Alors, quand on venait à un tas de vingt mesures, Il n`y en avait que dix; Quand on venait à la cuve pour puiser cinquante mesures, Il n`y en avait que vingt.
daß, wenn einer zum Kornhaufen kam, der zwanzig Maß haben sollte, so waren kaum zehn da; kam er zur Kelter und meinte fünfzig Eimer zu schöpfen, so waren kaum zwanzig da.
[2:17] Cum accederetis ad acervum viginti modiorum, et fierent decem; et intraretis ad torcular, ut exprimeretis quinquaginta lagenas, et fiebant viginti.
hikketi etkem bassiddapon ubayyeraqon ubabbarad et kol-ma'aseh yedekem we'en-etkem elay ne'um-yhwh:
Ik sloeg/trof jullie met de korenbrand en met de verwelking/meeldauw en met de hagel al/heel het werk van jullie handen en/maar niet jullie tot Mij uitspraa van/spreekt de HERE.
[2:18] Ik sloeg u met korenbrand en met meeldauw en met hagel, al het werk van uw handen, maar u keerde u niet naar Mij, spreekt de HEERE.
I smote you with blasting and with mildew and with hail in all the labours of your hands; yet ye turned not to me, saith the LORD.
Je vous ai frappés par la rouille et par la nielle, et par la grêle; J`ai frappé tout le travail de vos mains. Malgré cela, vous n`êtes pas revenus à moi, dit l`Éternel.
Denn ich plagte euch mit Dürre, Brandkorn und Hagel in all eurer Arbeit; dennoch kehrtet ihr euch nicht zu mir, spricht der HERR.
[2:18] Percussi vos vento urente, et aurugine, et grandine omnia opera manuum vestrarum: et non fuit in vobis qui reverteretur ad me, dicit Dominus.
simu-na lebabkem min-hayyom hazzeh wama'ela miyyom esrim we'arba'a lattesi'i lemin-hayyom aser-yussad hekal-yhwh simu lebabkem:
Stelt toch/geeft toch jullie hart/aandacht vanaf de dag deze en verder vanaf dag twintig en vier van de negende tot vanaf de dag dat werd gegrondvest/hersteld de tempel van de HERE stelt toch/geeft toch jullie
hart/aandacht.
[2:19] Let toch aandachtig op, vanaf deze dag en daarna, vanaf de vierentwintigste dag van de negende maand, vanaf de dag dat de tempel van de HEERE gegrondvest is; let aandachtig op wat er gebeurde.
Consider now from this day and upward, from the four and twentieth day of the ninth month, even from the day that the foundation of the LORD's temple was laid, consider it.
Considérez attentivement Ce qui s`est passé jusqu`à ce jour, Jusqu`au vingt-quatrième jour du neuvième mois, Depuis le jour où le temple de l`Éternel a été fondé, Considérez-le attentivement!
So schauet nun darauf von diesem Tage an und zuvor, nämlich von dem vierundzwanzigsten Tage des neunten Monats bis an den Tag, da der Tempel gegründet ist; schauet darauf!
[2:19] Ponite corda vestra ex die ista, et in futurum, a die vigesima et quarta noni mensis: a die qua fundamenta jacta sunt templi Domini, ponite super cor vestrum.
ha'od hazzera bammegura we'ad-haggepen wehatte'ena weharimmon we'es hazzayit lo nasa min-hayyom hazzeh abarek:
Nog het zaad in de schuur? En tot de wijnstolk en de vijgeboom en de granaatappel(boom) en de boom van de olijf niet het droeg [vrucht] vanaf de dag deze ik zal zegenen.
[2:20] Ligt er nog zaad in de schuur? Zelfs tot de wijnstok, de vijgenboom, de granaatappelboom toe, en de olijfboom, die geen vrucht gedragen heeft, die zal Ik vanaf deze dag zegenen.
Is the seed yet in the barn? yea, as yet the vine, and the fig tree, and the pomegranate, and the olive tree, hath not brought forth: from this day will I bless you.
Y avait-il encore de la semence dans les greniers? Même la vigne, le figuier, le grenadier et l`olivier, N`ont rien rapporté. Mais dès ce jour je répandrai ma bénédiction.
Denn kein Same liegt mehr in der Scheuer, so hat auch weder Weinstock, Feigenbaum, Granatbaum noch Ölbaum getragen; aber von diesem Tage an will ich Segen geben.
[2:20] Numquid jam semen in germine est, et adhuc vinea, et ficus, et malogranatum, et lignum olivæ non floruit? ex die ista benedicam.
wayehi debar-yhwh senit el-haggay be'esrim we'arba'a lahodes le'mor:
En was/kwam het woord van de HERE tweede keer tot Haggai op twintig en vier van de maand zeggende:
[2:21] Het woord van de HEERE kwam voor de tweede keer tot Haggaï, op de vierentwintigste van de maand:
And again the word of the LORD came unto Haggai in the four and twentieth day of the month, saying,
La parole de l`Éternel fut adressée pour la seconde fois à Aggée, le vingt-quatrième jour du mois, en ces mots:
Und des HERRN Wort geschah zum andernmal zu Haggai am vierundzwanzigsten Tage des Monats und sprach:
[2:21] Et factum est verbum Domini secundo ad Aggæum in vigesima et quarta mensis, dicens:
emor el-zerubbabel pahat-yehuda le'mor ani mar'is et-hasamayim we'et-ha'ares:
Zeg tegen Zerubbabel de gouverneur van Juda zeggende ik doende schudden de hemel en de aarde.
[2:22] Zeg tegen Zerubbabel, de landvoogd van Juda: Ik zal doen beven de hemel en de aarde.
Speak to Zerubbabel, governor of Judah, saying, I will shake the heavens and the earth;
Parle à Zorobabel, gouverneur de Juda, et dis: J`ébranlerai les cieux et la terre;
Sage Serubabel, dem Fürsten Juda's, und sprich: Ich will Himmel und Erde bewegen;
[2:22] Loquere ad Zorobabel ducem Juda, dicens: Ego movebo cælum pariter et terram,
wehapakti kisse mamelakot wehismadti hozeq mamlekot haggoyim wehapakti merkaba werokebeha weyaredu susim werokebehem is behereb ahiw:
En ik zal omgooien troon van koninkrijken en ik zal verwoesten de kracht van de koninkrijken van de volken/natiën en ik zal omgooien wagen en haar berijders en zullen neerkomen paarden en hun berijders/ruiters
ieder door het zwaard van zijn broeder.
[2:23] Ik zal de troon van de koninkrijken omverwerpen en de kracht van de koninkrijken van de heidenvolken wegvagen.
Ik zal de wagen met zijn berijder omverwerpen; de paarden en hun ruiters zullen neerstorten, ieder door het zwaard van zijn broeder.
And I will overthrow the throne of kingdoms, and I will destroy the strength of the kingdoms of the heathen; and I will overthrow the chariots, and those that ride in them; and the horses and their riders shall come down, every one by the sword of his brother.
Je renverserai le trône des royaumes, Je détruirai la force des royaumes des nations, Je renverserai les chars et ceux qui les montent; Les chevaux et leurs cavaliers seront abattus, L`un par l`épée de l`autre.
und will die Stühle der Königreiche umkehren und die mächtigen Königreiche der Heiden vertilgen und will die Wagen mit ihren Reitern umkehren, daß Roß und Mann fallen sollen, ein jeglicher durch des andern Schwert.
[2:23] et subvertam solium regnorum, et conteram fortitudinem regni gentium: et subvertam quadrigam et ascensorem ejus, et descendent equi, et ascensores eorum, vir in gladio fratris sui.
bayyom hahu ne'um-yhwh seba'ot eqqahaka zerubbabel ben-se'alti'el abdi ne'um-yhwh wesamtika kahotam ki-beka baharti ne'um yhwh sebayot:
Op de dag die uitspraak van/spreekt de HERE van de legermachten ik zal u nemen Zerubbabel (de) zoon van Sealtiël mijn dienaar uitspraak van/spreekt de HERE en ik zal u stellen alls een zegel/zegelring want (aan)
u Ik verkoos uitspraak van/spreekt de HERE van de legermachten.
[2:24] Op die dag, spreekt de HEERE van de legermachten, zal Ik u, Zerubbabel, zoon van Sealthiël, Mijn dienaar, nemen, spreekt de HEERE.
Ik zal u maken tot een zegelring, want u heb Ik verkozen, spreekt de HEERE van de legermachten.
In that day, saith the LORD of hosts, will I take thee, O Zerubbabel, my servant, the son of Shealtiel, saith the LORD, and will make thee as a signet: for I have chosen thee, saith the LORD of hosts.
En ce jour-là, dit l`Éternel des armées, Je te prendrai, Zorobabel, fils de Schealthiel, Mon serviteur, dit l`Éternel, Et je te garderai comme un sceau; Car je t`ai choisi, dit l`Éternel des armées.
Zur selben Zeit, spricht der HERR Zebaoth, will ich dich, Serubabel, du Sohn Sealthiels, meinen Knecht, nehmen, spricht der HERR, und will dich wie einen Siegelring halten; denn ich habe dich erwählt, spricht der HERR Zebaoth.
[2:24] In die illa, dicit Dominus exercituum, assumam te, Zorobabel, fili Salathiel, serve meus, dicit Dominus: et ponam te quasi signaculum, quia te elegi, dicit Dominus exercituum