Nehemia


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13

Nehemia 1

  1. dibre nehemya ben-hakalya wayehi behodes-kislew senat esrim waani hayiti besusan habbira:
    De woorden van Nehemia de zoon van Chachalja het was in de maand Kislew jaar twintig en ik, ik was in Susa de burcht
    De woorden van Nehemia, de zoon van Hachalja. Het gebeurde in de maand Chisleu, in het twintigste jaar, toen ik in de burcht Susan was,

  2. wayyabo hanani ehad me'ahay hu wa'anasim mihuda wa'esalem al-hayyehudim happeleta aser-nisaru min-hassebi we'al-yerusalaim:
    En kwam Chanani één van mijn broers hij en mannen uit Juda en ik vroeg hun naar de joden de ontkomenen die waren overgebleven uit de ballingschap en naar Jeruzalem.
    dat Hanani kwam, een van mijn broers, hij en mannen uit Juda. Ik vroeg hun naar de Joden die ontkomen waren, die uit de gevangenschap overgebleven waren, en naar Jeruzalem.

  3. Zij zeiden tegen mij: De overgeblevenen, die uit de gevangenschap daar in het gewest zijn overgebleven, verkeren in grote ellende en in smaad. In de muur van Jeruzalem zijn bressen geslagen en zijn poorten zijn met vuur verbrand.

  4. Het gebeurde, toen ik deze woorden hoorde, dat ik ging zitten en begon te huilen. Ik bedreef enkele dagen rouw, terwijl ik voor het aangezicht van de God van de hemel vastte en bad.

  5. Ik zei: Och, HEERE, God van de hemel, de grote en ontzagwekkende God, Die het verbond en de goedertierenheid in acht neemt voor hen die Hem liefhebben en Zijn geboden in acht nemen.

  6. Laat Uw oor toch opmerkzaam zijn, en Uw ogen open, om te luisteren naar het gebed van Uw dienaar, dat ik heden dag en nacht voor Uw aangezicht bid voor de Israëlieten, Uw dienaren. Ik belijd de zonden van de Israëlieten, die wij tegen U begaan hebben. Ook ik en mijn familie, wij hebben gezondigd.

  7. Wij hebben het grondig bij u verdorven. Wij hebben de geboden, de verordeningen en de bepalingen, die U aan Uw dienaar Mozes geboden hebt, niet in acht genomen.

  8. Denk toch aan het woord dat U Uw dienaar Mozes geboden hebt: Als u ontrouw bent, zal Ik u overal onder de volken verspreiden.

  9. Maar als u zich tot Mij bekeert en Mijn geboden in acht neemt en die houdt – al bevonden uw verdrevenen zich aan het einde van de hemel, vandaar zal Ik hen bijeenbrengen en hen brengen naar de plaats die Ik gekozen heb om daar Mijn Naam te laten wonen.

  10. Zij zijn toch Uw dienaren en Uw volk, dat U verlost hebt door Uw grote kracht en door Uw sterke hand.

  11. Och, Heere, laat Uw oor toch opmerkzaam zijn op het gebed van Uw dienaar en op het gebed van Uw dienaren, die er vreugde in vinden Uw Naam te vrezen. Doe Uw dienaar vandaag toch slagen en geef hem barmhartigheid bij deze man. Ik was namelijk de schenker van de koning.


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13

Nehemia 2

  1. Het gebeurde in de maand Nisan, in het twintigste jaar van koning Arthahsasta, toen er wijn voor hem gereedstond, dat ik de wijn nam en aan de koning gaf. Nu was ik nooit in zijn tegenwoordigheid verdrietig geweest.



1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13

Nehemia 3



1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13

Nehemia 4



1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13

Nehemia 5



1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13

Nehemia 6



1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13

Nehemia 7



1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13

Nehemia 8



1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13

Nehemia 9



1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13

Nehemia 10



1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13

Nehemia 11



1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13

Nehemia 12



1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13

Nehemia 13